Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG2185

Datum uitspraak2008-10-31
Datum gepubliceerd2008-10-31
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/711061-07 + 08/750515-07 + 08/770774-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft twee willekeurige taxichauffeurs zonder aanleiding aangevallen. Dat deze aanvallen niet hebben geleid tot de dood van de slachtoffers is louter te danken aan toeval en geluk. Daarnaast heeft verdachte vernieling gepleegd aan eigendommen van zijn werkgever, heeft hij aangifte gedaan van een strafbaar feit dat niet was gepleegd, was hij in het bezit van een verboden gaspistool en heeft hij gereden onder invloed van alcohol. Verdachte is licht verminderd toerekeningsvatbaar. Een gevangenisstraf van vier jaren is op zijn plaats, maar daarmee kan niet worden volstaan. Vanwege de persoon van de verdachte en de aard van de feiten moet de samenleving in verdergaande mate tegen verdachte worden beschermd. Ondanks het ontbreken van een TBS-advies acht de rechtbank daarom terbeschikkingstelling met dwangverpleging op zijn plaats.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummers: 08/711061-07 + 08/750515-07 + 08/770774-07 STRAFVONNIS Uitspraak: 31 oktober 2008 De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [1983], thans verblijvende in P.I. Noord - De Grittenborgh - te Hoogeveen. terechtstaande ter zake dat: onder parketnummer 08/711061-07 1. hij op of omstreeks 09 december 2007 te Losser ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] met een (metalen) parketklopper, althans een hard en of zwaar (metalen) voorwerp, meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat hij op of omstreeks 09 december 2007 te Losser ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (op de openbare weg, te weten een parkeerplaats aan de Bookholtlaan) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of taxibedrijf [naam bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat voornoemde [slachtoffer 1] met een (metalen) parketklopper, althans een hard en/of zwaar (metalen) voorwerp meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd is geslagen en/of (onverhoeds) is vastgepakt en/of is achtervolgd; ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat hij op of omstreeks 09 december 2007 te Losser ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] met een (metalen) parketklopper, althans een hard en/of zwaar (metalen) voorwerp meermalen althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op of omstreeks 08 december 2007 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 2] een zogenaamde spin, althans een op een (stevig) koord gelijkend voorwerp (van achteren) om de nek en/of de hals gelegd en/of vervolgens voornoemde spin, althans op een stevig koord gelijkend voorwerp (met kracht) aangetrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat hij op of omstreeks 08 december 2007 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 2] een zogenaamde spin, althans een op een (stevig) koord gelijkend voorwerp (van achteren) om de nek en/of de hals gelegd en/of vervolgens voornoemde spin, althans op een stevig koord gelijkend voorwerp (met kracht) aangetrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat hij op of omstreeks 08 december 2007 te Enschede opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2] een zogenaamde spin, althans een op een (stevig) koord gelijkend voorwerp (van achteren) om de nek en/of de hals gelegd en/of vervolgens voornoemde spin, althans op een stevig koord gelijkend voorwerp (met kracht) aangetrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; onder parketnummer 08/750515-07 1. hij op of omstreeks 22 april 2007, in de gemeente Oldenzaal, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [naam 1], zijnde basispolitiefunctionaris van/bij politie Twente en/of [naam 2], zijnde hoofdagent van/bij politie Twente, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan: - dat hij, verdachte, in de nacht van 21 op 22 april 2007, (tijdens de uitoefening van zijn functie van/als taxichauffeur) (met geweld) door een of meer (onbekende) perso(o)n(en) was overvallen en/of (gedurende enige tijd) was gegijzeld en/of - dat (daarbij) door die perso(o)n(en) een wapen (pistool), althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp werd/is gebruikt/getoond en/of - dat hij, verdachte, (onder bedreiging van/met een wapen (pistool), althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp) door die perso(o)n(en) werd gedwongen om in de kofferbak van de (op dat moment door verdachte bestuurde) taxi te klimmen/te kruipen en/of taxi te klimmen/te kruipen en/of - dat hij, verdachte, (vervolgens) (onder bedreiging van/met een wapen (pistool), althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp) aan die perso(o)n(en) zijn (werk)portemonnee (met daarin een geldbedrag van (ongeveer) 270 Euro, althans enig geldbedrag) had afgegeven en/of - dat die perso(o)n(en) (vervolgens) de (gehele) taxi had(den) vernield; 2. hij op (in) of omstreeks (de nacht van) 21 april 2007 tot en met (op) 22 april 2007, in de gemeente Oldenzaal en/of de gemeente Losser, althans in Nederland, opzettelijk (een) geld(bedrag) (van (ongeveer) 270 Euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam bedrijf]., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als taxichauffeur, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; 3. hij op (in) of omstreeks (de nacht van) 21 april 2007 tot en met (op) 22 april 2007, in de gemeente Losser, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (taxi), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk: - (met een pistool, althans met een hard en/of zwaar voorwerp) (op/tegen) een of meer ruit(en) van die (personen)auto (taxi) (in) te slaan en/of - met een/de (auto)sleutel, althans met een scherp en/of puntig voorwerp (het woord "kanker") in/op de motorkap van die (personen)auto (taxi) te krassen en/of - het dashboard (de middenconsole), althans (een deel van) het interieur van die (personen)auto (taxi) te slopen; art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht 4. hij op (in) of omstreeks (de nacht van) 21 april 2007 tot en met (op) 22 april 2007, in de gemeente Oldenzaal en/of de gemeente Losser, althans in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een gaspistool (merk Colt Double Eagle, type Combat Commander) (kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad; onder parketnummer 08/770774-07 hij op of omstreeks 16 februari 2007, te Losser, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 180 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem/haar voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden; Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd; De rechtbank heeft de eventuele in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 08/750515-07, feit 2, is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank is door de inhoud van de bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder parketnummer 08/711061-07, feit 1 primair en feit 2 primair, onder parketnummer 08/750515-07, feit 1, feit 3 en feit 4 en het onder parketnummer 08/770774-07 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: onder parketnummer 08/711061-07 feit 1, primair. hij op 9 december 2007 te Losser ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] met een (metalen) parketklopper, meermalen met kracht op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; feit 2, primair. hij op 8 december 2007 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 2] met een op een stevig koord gelijkend voorwerp van achteren om de hals gelegd en vervolgens voornoemd op een stevig koord gelijkend voorwerp met kracht aangetrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; onder parketnummer 08/750515-07 1. hij op 22 april 2007, in de gemeente Oldenzaal, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [naam 1], zijnde basispolitiefunctionaris van politie Twente en [naam 2], zijnde hoofdagent van politie Twente, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan: - dat hij, verdachte, in de nacht van 21 op 22 april 2007, tijdens de uitoefening van zijn functie van taxichauffeur met geweld door onbekende personen was overvallen en gedurende enige tijd was gegijzeld en - dat daarbij door die personen een wapen werd getoond en - dat hij, verdachte, onder bedreiging met een wapen, door die personen werd gedwongen om in de kofferbak van de taxi te klimmen en - dat hij, verdachte, vervolgens onder bedreiging van een wapen aan die personen zijn werkportemonnee met daarin een geldbedrag van ongeveer 270 Euro, had afgegeven en - dat die personen vervolgens de taxi hadden vernield; 3. hij in de nacht van 21 april 2007 op 22 april 2007, in de gemeente Losser, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (taxi), geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan aan verdachte, heeft beschadigd door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk: - met een pistool tegen ruiten van die personenauto (taxi) te slaan en - met de autosleutel het woord "kanker" op de motorkap van die personenauto (taxi) te krassen en - een deel van het interieur van die personenauto (taxi) te slopen; 4. hij in de nacht van 21 april 2007 op 22 april 2007, in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een gaspistool (merk Colt Double Eagle, type Combat Commander) (kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad; onder parketnummer 08/770774-07 hij op 16 februari 2007, te Losser, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 180 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden. Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/711061-07, feit 1 primair en feit 2 primair, onder parketnummer 08/750515-07, feit 1, feit 3 en feit 4 en het onder parketnummer 08/770774-07 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezen verklaarde levert op: onder parketnummer 08/711061-07 wat betreft feit 1 primair, het misdrijf: "poging tot doodslag", strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. wat betreft feit 2 primair, het misdrijf: "poging tot doodslag", strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. onder parketnummer 08/750515-07 wat betreft feit 1, het misdrijf: " Aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is" , strafbaar gesteld bij artikel 188 van het Wetboek van Strafrecht. wat betreft feit 3, het misdrijf: "Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen", meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. wat betreft feit 4, het misdrijf: "Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie" , strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie. onder parketnummer 08/770774-07 het misdrijf: "Overtreding van artikel 8, derde lid onder a, van de Wegenverkeerswet 1994" strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet. De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake parketnummer 08/711061-07, feit 1 primair en feit 2 primair, parketnummer 08/750515-07, feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 en parketnummer 08/770774-07 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest en terbeschikkingstelling met dwangverpleging met toewijzing van de civiele vordering van de [benadeelde partij 1] voor een bedrag van € 5.444,56, voor het overige niet-ontvankelijkverklaring en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel, met toewijzing van de civiele vordering van [benadeelde partij 2] voor een bedrag van € 4.000,--, voor het overige niet-ontvankelijkverklaring en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel en onttrekking aan het verkeer van de schroevendraaier en de parketklopper. De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf en de maatregelen behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Oplegging van straf Verdachte heeft op twee verschillende tijdstippen een willekeurige taxichauffeur zonder aanleiding aangevallen op een wijze waardoor zijn/haar leven bedreigd werd. Dat deze gebeurtenissen een traumatiserend effect op de slachtoffers heeft gehad staat niet ter discussie. Doodslag behoort tot de meest ernstige delicten die onze rechtsorde kent; het recht op leven behoort tot de sterkste rechten waarvoor diezelfde rechtsorde opkomt. Dat het in deze gevallen tot een poging doodslag beperkt is gebleven, is louter te danken aan toeval en geluk. Voorts heeft verdachte vernieling gepleegd aan eigendommen van zijn werkgever, heeft hij aangifte gedaan van een strafbaar feit wetende dat het niet gepleegd is, was hij in het bezit van een verboden gaspistool en heeft hij onder invloed van alcohol deelgenomen aan het gemotoriseerd verkeer. Gelet op de ernst van voornoemde feiten acht de rechtbank het passend om aan verdachte na te melden gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is. Met deze gevangenisstraf kan echter niet worden volstaan. Gelet op hetgeen de rechtbank omtrent de persoon van verdachte is gebleken, moet de samenleving in verdergaande mate tegen verdachte worden beschermd. De rechtbank ziet derhalve redenen om naast oplegging van een gevangenisstraf, de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging te gelasten. Oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging Artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht vereist voor een last tot terbeschikkingstelling dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Voorts dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. De rechtbank heeft kennis genomen van: • voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, Regio Midden-Oost Nederland, Unit Almelo, op 4 augustus 2006 opgemaakt door E.M. Paulini, rapporteur, • voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, Regio Midden-Oost Nederland, Unit Almelo, op 14 februari 2008 opgemaakt door I.F.J. Nibbelink, rapporteur, • Pro Justitia rapport, op 1 maart 2008 opgemaakt door drs. G.J.W. Pol, als forensisch neuropsycholoog gevestigd te Utrecht • Pro Justitie Rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Locatie Pieter Baan Centrum (PBC), op 1 september 2008 opgemaakt, door prof.dr. F.A.M.M. Koenraadt, psycholoog en M.D. van Ekeren, psychiater. De rechtbank heeft zich er ambtshalve van vergewist dat tussen datering van het onderzoeksrapporten en het daaraan ten grondslag liggende onderzoek geen onwenselijk en onredelijk lange tijd is verlopen. De rechtbank stelt vervolgens vast dat verdachte in het Pieter Baan Centrum niet zijn volledige medewerking aan het onderzoek heeft verleend waardoor de onderzoekers onvoldoende onderzoek hebben kunnen verrichten naar de geestvermogens van verdachte om tot een volledige beantwoording van de vraagstelling te kunnen komen. Het onderzoekend team is weliswaar in staat antwoord te geven op de vraag of verdachte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling en/of een ziekelijke stoornis zijner geestvermogens maar kan geen antwoord geven op de vraag wat de doorwerking van de geconstateerde gebrekkige ontwikkeling in de ten laste gelegde feiten is geweest. Derhalve kan er door de onderzoekers van het PBC geen uitspraak worden gedaan over de toerekeningsvatbaarheid en de kans op recidive en kunnen geen aanbevelingen worden gedaan voor interventies op factoren voortkomend uit de stoornis en de vraag binnen welk juridisch kader dit gerealiseerd zou kunnen worden. Niettemin is er aldus de onderzoekers wel veel informatie beschikbaar gekomen uit observatie, gesprekken met betrokkene, summier testonderzoek, dossierstudie en milieuonderzoek. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij – nadat hij in het PBC na een incident met brand in zijn cel in de isoleercel is geplaatst - geweigerd heeft mee te werken aan het psychiatrisch onderzoek van het PBC. Nu het onderzoek van verdachte in het PBC, deels vanwege zijn ambivalente medewerking, deels vanwege zijn weigering, aan beperkingen onderhevig is geweest, kan verdachte naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als een (deels) weigerende observandus. Om die reden vervalt - ingevolge artikel 37a, derde lid, juncto artikel 37, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht - het vereiste dat de maatregel van terbeschikkingstelling slechts kan worden opgelegd nadat de rechtbank zich een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies heeft doen overleggen van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines - waaronder een psychiater. De rechtbank zal haar beslissing om tot oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging over te gaan - ondanks het ontbreken van een advies - derhalve baseren op de beperkte rapportage van het PBC en op voornoemd rapport van drs. Pol waaraan verdachte wel zijn volledige medewerking heeft verleend. De rechtbank heeft kennis genomen van voornoemde Pro Justitia Rapportage van drs. G.J.W. Pol, forensisch neuropsycholoog te Utrecht en de Pro Justitia Rapportage van prof.dr. F.A.M.M. Koenraadt, psycholoog en M.D. van Ekeren, psychiater van het Pieter Baan Centrum en neemt de inhoud hiervan grotendeels over. Het advies van drs. G.J.W. Pol houdt als conclusie van de deskundige forensisch neuropsycholoog als zakelijk weergegeven in: Bij betrokkene kan worden gesproken van een cognitieve stoornis NAO (Niet Anderszins Omschreven), in de zin van een algeheel vertraagde cognitieve verwerkingssnelheid, een aandachtsstoornis (bovenmatige fluctuatie) een verminderd vermogen om te plannen en een gebrekkige impulscontrole. Daarnaast heeft het psychologisch onderzoek aanwijzingen opgeleverd voor het bestaan van een niet volledig uitgerijpte persoonlijkheidsstructuur en kunnen aan de persoonlijkheid van betrokkene passiefagressieve en antisociale kenmerken worden onderscheiden, echter niet in die mate dat van een daadwerkelijke persoonlijkheidsstoornis kan worden gesproken. In het verlengde van de genoemde persoonlijkheidsproblematiek is er bij betrokkene sprake van een beperkt vermogen om op autonome wijze richting te geven aan zijn leven. Betrokkene beschikt over een egocentrisch gekleurd perspectief en is geneigd om eventuele problemen of eigen negatieve gevoelens en gedragingen te loochenen of buiten zichzelf te plaatsen. De indruk bestaat dat bij betrokkene dicht onder de oppervlakte sprake is van de nodige gevoelens van onmacht, frustratie, woede en agressie en dat hij deze gevoelens niet adequaat kan hanteren maar in het algemeen slechts op indirecte, passiefagressieve wijze kan uiten. Hoewel de geconstateerde cognitieve functiestoornissen voor een deel (ook) zouden kunnen samenhangen met de hierboven beschreven persoonlijkheids-problematiek, in die zin dat een gebrekkige impulsencontrole en een beperkt vermogen om vooruit te plannen tevens kenmerkend zijn voor het antisociale gedragsrepertoire, wordt het meer aannemelijk geacht dat deze een hersenorganische basis hebben, wellicht dezelfde basis die verantwoordelijk is voor de insulten die betrokkene heeft gehad. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was er bij betrokkene sprake van de hierboven beschreven psychopathologie hetgeen de gedragskeuzes c.q. gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedde (zodanig dat het ten laste gelegde daaruit verklaard kan worden). Naar eigen zeggen heeft betrokkene in de periode voorafgaand - en ten tijde van het tenlaste gelegde de nodige stress ervaren. Het is niet onaannemelijk dat de desbetreffende stressfactoren bij betrokkene de nodige gevoelens van onmacht, gespannenheid, frustratie, woede en agressie hebben getriggerd en dat hij de bij hem aldus opgelopen stress en onlustgevoelens - in het verlengde van de beschreven persoonlijkheidsproblematiek en cognitieve stoornissen - niet adequaat heeft kunnen hanteren en uiteindelijk - naar aanleiding van de zoveelste druppel i.c. de woordenwisseling met de taxichauffeuse - via het ten laste gelegde op agressief-impulsieve wijze heeft uitgeageerd. Op grond van het onderhavige dient betrokkene te worden beschouwd als licht verminderd toerekeningsvatbaar. Daar het beschreven beeld tot op heden nog niet is veranderd, wordt het risico op recidive als onverminderd aanwezig ingeschat. Er lijkt met name sprake van een verhoogde kans op herhaling van (soortgelijke) delicten wanneer betrokkene zich geconfronteerd voelt met (langdurende) stressvolle situaties. Er wordt een ambulante begeleiding en behandeling geïndiceerd, onder bijzondere voorwaarden en onder toezicht van de Reclassering. Hoewel de geadviseerde constructie als wenselijk wordt beschouwd, bestaat aangaande de haalbaarheid daarvan enige twijfel. Bij gebrek aan zelfreflecterend vermogen lijkt het betrokkene te ontbreken aan een intrinsieke hulpvraag en aan daadwerkelijke behandelmotivatie. Voormelde Pro Justitia Rapportage van prof.dr. F.A.M.M. Koenraadt, psycholoog en M.D. van Ekeren, psychiater van het Pieter Baan Centrum houdt als conclusie van beide deskundigen in als zakelijk weergegeven: Bij verdachte is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische, theatrale en antisociale kenmerken. Centraal tijdens verdachtes opname in het PBC staat zijn ziekelijke aandachtsbehoefte, de sterke uitvergroting van het basaal lage zelfgevoel, een sterke - deels bewuste - leugenachtigheid en voortdurende cognitieve vertekening van de werkelijkheid, zonder dat van psychotische fenomenen kan worden gesproken. Een cognitieve stoornis NAO (zoals vastgesteld door drs. Pol) kan op basis van het (beperkte) beschikbare onderzoeksmateriaal niet worden bevestigd. Het geschatte IQ is gemiddeld intelligent. De kern van verdachtes persoonlijkheidsstoornis bestaat uit een sterk afgeweerd laag zelfgevoel, dat slechts narcistisch kan worden afgeweerd met een continue uitvergroting van het zelfgevoel, met een in het verlengde daarvan liggende, continue aandachtsbehoefte. Betrokkene heet een pathologisch versterkte afweer van de eigen emoties. Negatieve emoties worden uitgeageerd middels vele fantasierijke leugenachtige verhalen, conversieve aanvallen (lichamelijke symptomen zonder aantoonbare organische basis) en vele incidenten waarmee hij de aandacht op zich vestigt en de omgeving dwingt tot reacties. Betrokkene staat zeer egocentrisch in het leven. Schuld- en schaamtegevoelens kent hij niet. Er is nauwelijks zelfreflectief vermogen, noch is er sprake van ziektebesef of ziekte-inzicht. Er is weliswaar zicht gekregen op de aard van betrokkene's pathologie maar ten aanzien van de ernst, in de zin van de omvang van betrokkene's controle op zijn handelen, is veel onduidelijk gebleven (gebrekkig zich op impulscontrole en op de verhouding tussen betrokkene's antisociale kant en zijn narcistisch-theatrale kant). Niet is uit te sluiten dat de in het PBC gediagnosticeerde epilepsie - waarvoor aan betrokkene Depakine, een anti-epilepticum is voorgeschreven - mogelijk een (beperkte) invloed kan hebben op de impulscontrole. Uit het verslag van de groepsleiding is duidelijk geworden dat verdachte meer dan de gemiddelde gedetineerde tumult om zich heen verzamelt. Los van de schuldvraag, valt op dat zijn cel 'spontaan' onder water staat, dat er meermalen een loos brandalarm bij betrokkene is, dat zijn televisie uit het ongerijmde vlam vat en dat hij zijn aansteker kwijt is. Betrokkene valt meermalen flauw, er lijkt sprake te zijn van wegrakingen. De rechtbank overweegt dat uit voornoemde Pro Justitia Rapportages, waarvan de inhoud grotendeels als hier ingelast moet worden beschouwd, blijkt dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Dit is een cognitieve stoornis NAO (Niet Anderszins Omschreven) dan wel, of tevens, een persoonlijkheidsstoornis met narcistische, theatrale en antisociale kenmerken. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was er bij betrokkene sprake van de hierboven beschreven psychopathologie. Volgens drs. Pol heeft de psychopatholgie ook de gedragskeuzes c.q. gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed en wel zodanig dat het ten laste gelegde daaruit verklaard kan worden. Tevens blijkt uit het rapport van drs. Pol en uit de aard van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan dat verdachte een gevaar is voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen en goederen. De rechtbank acht het, gelet op de ernst van de feiten en hetgeen is gebleken omtrent de persoon van verdachte, niet verantwoord de verdachte zonder dat dit gevaar is weggenomen of in belangrijke mate is gereduceerd - waartoe behandeling een bijdrage zou kunnen leveren - te laten terugkeren in de maatschappij. Verdachte is een lopende tijdbom. De rechtbank heeft grote zorgen om de ogenschijnlijke willekeur en gewetenloosheid waarmee verdachte de feiten heeft begaan. Daar het beschreven beeld tot op heden nog niet is veranderd, wordt het risico op recidive als onverminderd aanwezig ingeschat. Er lijkt met name sprake van een verhoogde kans op herhaling van (soortgelijke) delicten wanneer betrokkene zich geconfronteerd voelt met (langdurende) stressvolle situaties. Drs. Pol stelt zich op het standpunt dat een ambulante begeleiding en behandeling geïndiceerd is, onder bijzondere voorwaarden en onder toezicht van de Reclassering. De rechtbank neemt dit advies niet over. Nu ook reeds drs. Pol in zijn rapportage enige twijfel uit aan de haalbaarheid daarvan - omdat het verdachte bij gebrek aan zelfreflecterend vermogen lijkt te ontbreken aan een intrinsieke hulpvraag en aan daadwerkelijke behandelmotivatie - is gezien de ernst van de gepleegde en mogelijk in de toekomst te plegen feiten naar het oordeel van de rechtbank een behandeling in een gesloten setting aangewezen. Ook de onderzoekers van het PBC concluderen dat er bij verdachte nauwelijks sprake is van zelfreflectief vermogen, noch van ziektebesef of ziekte-inzicht. Naar het oordeel van de rechtbank zal verdachte het meest gebaat zijn bij een intensief en langdurig behandelingstraject. Gelet op de inhoud van voormelde psychologische en psychiatrische rapportage, de ernst van de begane feiten, de eerdere veroordelingen van verdachte en na te melden veiligheid, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen ook eist, dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd, zodat de rechtbank dit ook zal bevelen. Minder ingrijpende voorzieningen bieden de samenleving onvoldoende bescherming. De door verdachte begane feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en wel twee maal het misdrijf "poging doodslag" omschreven in artikel 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat daarmee aan de vereisten voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging zoals genoemd in artikel 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. Verbeurdverklaring beslag De rechtbank overweegt verder dat de onder verdachte inbeslaggenomen: * STK Schroevendraaier Kl: rood E-TOP * STK Overige goederen Kl: zwart Zgn. parketklopper van ijzer, lengte 30 cm vatbaar zijn voor verbeurdverklaring aangezien met behulp van deze voorwerpen de feiten zijn begaan. Civiele vordering De rechtbank overweegt verder, dat de [benadeelde partij 1], ter zake van het onder parketnummer 08/750515-07 bewezenverklaarde feit 3, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 9.538,84, bestaande uit de volgende posten: Ruitbreuken € 1.688,99 Schade auto € 5.146,35 Afsleepkosten € 298,50 Verduistering contante omzet € 155,-- Uurloon regelwerkzaamheden € 2.250,-- De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij in het geheel niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor een behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij geheel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Civiele vordering De rechtbank overweegt verder, dat de [benadeelde partij 2], ter zake het onder parketnummer 08/711061-07 bewezenverklaarde feit 2 primair, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 7.200,-- bestaande uit de volgende posten: Verlies onregelmatigheidstoeslag 10 maanden x € 320,-- € 3.200,-- Voorschot smartegeld € 4.000,-- Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling ter terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank zal het gevorderde smartegeld daarom deels toewijzen, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde de vordering voor het overige slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door voornoemd feit is toegebracht. De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27, 36f, 37, 37a, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht. R E C H T D O E N D E: Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/750515-07, feit 2 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart bewezen, dat het onder parketnummer 08/711061-07, feit 1 primair en feit 2 primair, onder parketnummer 08/750515-07, feit 1, feit 3 en feit 4 en het onder parketnummer 08/770774-07 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 (vier) jaren. Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd. Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen schroevendraaier en parketklopper. Bepaalt dat voornoemde [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk is in zijn vordering nu deze niet van eenvoudige aard is en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Veroordeelt verdachte, ter zake van het onder parketnummer 08/711061-07 bewezen feit 2 primair, tot betaling aan de [benadeelde partij 2] van een bedrag groot: € 2000,-- (zegge: tweeduizend euro), zijnde smartegeld. Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering. Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het onder parketnummer 08/711061-07 bewezen verklaarde feit 2 primair, tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 2000,-- ten behoeve van de [benadeelde partij 2], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 40 dagen zal worden toegepast. Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen. Bepaalt dat voornoemde [benadeelde partij 2] voor het overige deel van zijn vordering niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 08/711061-07, feit 1 primair en feit 2 primair, onder parketnummer 08/750515-07, feit 1, feit 3 en feit 4 en onder parketnummer 08/770774-07 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Aldus gewezen door mr. Bloebaum, voorzitter, mr. Van Wees en mr. Groener, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Krooshof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 oktober 2008.