Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG2533

Datum uitspraak2008-10-29
Datum gepubliceerd2008-11-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/850685-07; 04/850911-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich gedurende een lange periode op ruime schaal schuldig gemaakt aan vermogenscriminaliteit, met name flessentrekkerij, verduistering en gewoontewitwassen, waarvoor hij door de rechtbank is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest. Verdachte heeft een groot aantal mensen financieel gedupeerd. Daarbij gaat het om een - in totaal - aanzienlijk benadelingsbedrag.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/850685-07; 04/850911-07 (ter terechtzitting gevoegd) Uitspraak d.d. : 29 oktober 2008 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [verdachte] geboren op : [geboortedatum] adres : [adres] plaats : [woonplaats] thans gedetineerd in [detentieadres] 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 november 2007, 28 maart 2008 en 15 oktober 2008. 2. De tenlastelegging De verdachte staat terecht ter zake dat: in de zaak met parketnummer 04/850685-07: 1. hij in of omstreeks de periode van 18 juli 2007 tot en met 2 augustus 2007, in elk geval in of omstreeks de periode van de maand juli 2007 tot en met 2 augustus 2007, te Panheel, in de gemeente Maasgouw, in elk geval in de/het arrondissement(en) Roermond en/of Maastricht, althans in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende hij, verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen aldaar - op tijd daarbij vermeld - gekocht, te weten: - op of omstreeks 18 juli 2007 een bestelauto (merk Volkwagen, type Caddy) en/of - op of omstreeks 19 juli 2007 een personenauto (merk Mercedes-Benz, type C 220 CDI) en/of een auto-ambulance (merk Mercedes, type 709) en/of - op of omstreeks 20 juli 2007 een personenauto (merk Triumph, type, Spitfire MK II) en/of - op of omstreeks 21 juli 2007 en/of 28 juli 2007, in elk geval in de maand juli 2007, een kampeerwagen (merk Ford, type Transit 130 C) en/of - op of omstreeks 28 juli 2007 een personenauto (merk Nissan, type Terrano II 2.7) en/of een bestelauto (merk Citroën, type Berlingo 1.9D); (art. 326a van het Wetboek van Strafrecht) 2. hij in of omstreeks de periode van 18 juli 2007 tot en met 9 augustus 2007 in de gemeente(n) Venlo en/althans Kerkrade en/althans Meerssen en/althans Nuth, in elk geval in de/het arrondissement(en) Roermond en/althans Maastricht, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben/heeft hij, verdachte, en/althans zijn mededader(s), (een) voorwerp(en), te weten: - een bestelauto (merk Volkwagen, type Caddy) en/of - een personenauto (merk Mercedes-Benz, type C 220 CDI) en/of - een auto-ambulance (merk Mercedes, type 709) en/of - een personenauto (merk Triumph, type, Spitfire MK II) en/of - een kampeerwagen (merk Ford, type Transit 130 C) en/of - een camper (merk Volkwagen) en/of - een personenauto (merk Nissan, type Terrano II 2.7) en/of - een bestelauto (merk Citroën, type Berlingo 1.9D) voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/althans zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf; (art. 420ter van het Wetboek van Strafrecht) Althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen: hij in of omstreeks de periode van 18 juli 2007 tot en met 9 augustus 2007 in de gemeente(n) Venlo en/althans Kerkrade en/althans Meerssen en/althans Nuth, in elk geval in de/het arrondissement(en) Roermond en/althans Maastricht, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten: - een bestelauto (merk Volkwagen, type Caddy) en/of - een personenauto (merk Mercedes-Benz, type C 220 CDI) en/of - een auto-ambulance (merk Mercedes, type 709) en/of - een personenauto (merk Triumph, type, Spitfire MK II) en/of - een kampeerwagen (merk Ford, type Transit 130 C) en/of - een camper (merk Volkwagen) en/of - een personenauto (merk Nissan, type Terrano II 2.7) en/of - een bestelauto (merk Citroën, type Berlingo 1.9D) voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/althans zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf; (art. 420bis van het Wetboek van Strafrecht) in de zaak met parketnummer 04/850911-07: 1. hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 7 juni 2006 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten: - in of omstreeks de periode van 5 mei 2006 tot en met 18 mei 2006 in de gemeente(n) Gulpen en/of Beek een grote hoeveelheid gereedschappen van [benadeelde 1] en/of - in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 toe en met 24 maart 2006 in de gemeente(n) Sittard-Geleen en/of Beek een of meer hogedrukreiniger(s) en/of een grote hoeveelheid (auto)reinigingsartikelen van [benadeelde 2] en/of - in of omstreeks de periode van 9 mei 2006 tot en met 12 mei 2006 in de gemeente(n) Stein-Elsloo en/of Beek een verbandtrommel, een radio, een gereedschapswagen en gereedschappen van [benadeelde 3] en/of - in of omstreeks de periode van 3 mei 2006 tot en met 7 juni 2006 in de gemeente Beek twee hogedrukreinigers (beide van het merk Ehrle, type HD840 en type HD 623) van [benadeelde 4] en/of - in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 18 mei 2006 in de gemeente(n) Landgraaf en/of Beek een hogedrukreiniger, polijstmachines, een water/stofzuiger, bedrijfskleding en/of een grote hoeveelheid reinigingsartikelen van [benadeelde 5] en/of - in of omstreeks de periode van 25 mei 2006 tot en met 31 mei 2006 in de gemeente Sittard-Geleen ongeveer 100 RVS-platen en/of ongeveer 60 aluminiumbuizen bij [benadeelde 6]; (art. 326a van het Wetboek van Strafrecht) 2. hij in of omstreeks de periode van 24 augustus 2006 tot en met 29 augustus 2006, in elk geval in of omstreeks de maand augustus 2006, in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, opzettelijk een camper (Fiat Ducato) en/of enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever benaalde 6 i.p.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, welk(e) camper en/of geld verdachte anders dan door misdrijf, te weten: - met betrekking tot voornoemde camper als degene die die camper voor die [aangever benadeelde 6 i.p.] zou verkopen en/of - met betrekking tot dat geldbedrag (afkomstig van de verkoop van die camper) als degene die dat geldbedrag zou afdragen aan voormelde [aangever benadeelde 6 i.p.], onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; (art. 321 van het Wetboek van Strafrecht) 3. hij in of omstreeks de periode van 3 mei 2006 tot en met 7 juni 2006 in de gemeente Beek, in elk geval in het arrondissement Maastricht, opzettelijk een hogedrukreiniger (merk Frank, type HW 806), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke hogedrukreiniger verdachte anders dan door misdrijf, te weten als degene die die hogedrukreiniger in bruikleen had gekregen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; (art. 321 van het Wetboek van Strafrecht) 4. hij in of omstreeks de periode van 14 tot en met 29 september 2005, in elk geval in of omstreeks de maand september 2005, te Geulle, in de gemeente Meerssen, opzettelijk een motorzaag voor hout en/of een motorgrasmaaier en/of een stroomaggregaat en/of een trilplaat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] althans aan [aangever benadeelde 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, welk(e) goed(eren) hij, verdachte, anders dan door misdrijf, te weten in het kader van een huurovereenkomst althans als huurder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; (art. 321 van het Wetboek van Strafrecht) Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig zijn. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewijsoverwegingen 7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 15 oktober 2008 gevorderd dat het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 04/850685-07 en het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 04/850911-07 zal worden bewezen verklaard. Met betrekking tot de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 04/850685-07 heeft de raadsman aangegeven dat deze wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich overigens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, daarbij in het midden latend of het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde voor bewezenverklaring in aanmerking komt. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 (behoudens het onder het zesde gedachtestreepje) en 3 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 04/850911-07, omdat verdachte steeds in opdracht en voor rekening van de eigenaar van [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)], [opdrachtgever 1 (i.p.)], heeft gehandeld; ten aanzien van het zesde gedachtestreepje onder 3 (flessentrekkerij ten aanzien van RVS-platen en de aluminiumbuizen), refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Volgens de verdediging dient verdachte van het onder 4 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 04/850911-07 te worden vrijgesproken, omdat hij de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen niet heeft gehuurd, maar -naar eigen zeggen-heeft gekocht. Indien de rechtbank verdachtes verklaring geloofwaardig acht, is van verduistering dan ook geen sprake en dient vrijspraak te volgen. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 04/850911-07 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat dit bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van het op de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 04/850911-07 ad informandum gevoegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat dit feit weliswaar door de rechtbank meegenomen kan worden, maar dat verdachte persisteert bij zijn eerdere ontkenning van dit feit. 7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub 3 in de zaak met parketnummer 04/850911-07 ten laste is gelegd en overweegt daartoe als volgt. Verdachte heeft in de tenlastegelegde periode van 3 mei 2006 tot en met 7 juni 2006 een hogedrukreiniger (merk Frank, type HW806), toebehorend aan [benadeelde 4], onder zich gehad. Uit het dossier blijkt dat verdachte deze hogedrukreiniger op basis van een bruikleenovereenkomst en derhalve rechtmatig onder zich had. Niet is gebleken dat bij het aangaan van die overeenkomst (expliciete) afspraken zijn gemaakt over de einddatum van de bruikleen, zodat niet is komen vast te staan op welke datum de hogedrukreiniger terug moest naar [benadeelde 4]. Aangever [aangever benadeelde 4] verklaart dat hij op 7 juni 2006 naar verdachte is gegaan om de in bruikleen gegeven machine terug te halen. Verdachte wilde toen de hogedrukreiniger niet teruggeven, omdat hij de door hem betaalde borgsom van € 250,00 terug wilde hebben. [aangever benadeelde 4] was daartoe echter, gezien de openstaande rekeningen in verband met twee voordien bij hem gekochte hogedrukreinigers, niet bereid. Naar het oordeel van de rechtbank kan onder deze omstandigheden niet gezegd worden dat verdachte in de tenlastegelegde periode zich de hogedrukreiniger (merk Frank, type HW806) wederrechtelijk heeft toegeëigend. De rechtbank is derhalve van oordeel dat bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. De rechtbank zal verdachte tevens vrijspreken van het onder feit 1, derde gedachtestreepje, ten laste gelegde. Immers, niet kan worden bewezenverklaard verdachtes betrokkenheid bij dat feit. Uit de aangifte volgt dat zich een persoon met zijn rijbewijs legitimeerde als [opdrachtgever 1 (i.p.)]. Deze persoon kocht in de periode van 9 mei 2006 tot en met 12 mei 2006 diverse goederen op rekening zonder deze te betalen. Hoewel deze persoon, daarop aangesproken, tegen aangever verklaarde “dat hij met zijn baas zou overleggen en ervoor zou zorgen dat die rekening die dag nog betaald zou worden”, hetgeen erop zou kunnen duiden dat dit mogelijk verdachte is geweest, acht de rechtbank daarmee geen wettig bewijs voorhanden om daarop de overtuiging te baseren dat het verdachte is geweest die zich in dit geval heeft schuldig gemaakt aan flessentrekkerij. Noch de verklaring van verdachte bij de politie dat hij bij de firma [benadeelde 3] in opdracht van [opdrachtgever 1 (i.p.)] spullen heeft opgehaald, noch de verklaring van [opdrachtgever 1 (i.p.)] bij de politie dat hij nooit zelf spullen bij [benadeelde 3] heeft gekocht, noch diens verklaring dat bij nader inzien verdachte die spullen in zijn opdracht heeft besteld, doen af aan het vorenoverwogene. 7.3 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. In de zaak met parketnummer 04/850685-07 merkt de rechtbank op dat waar hierna bij de vindplaatsvermeldingen wordt verwezen naar paginanummers, deze verwijzen naar de paginanummering van de ‘print van scan 27-09-2007 van origineel’ van het in wettelijke vorm opgemaakte proces verbaal dossiernummer PL2343/07 005057 van Regiopolitie Limburg Noord, District Weert, d.d. 17 september 2007, met bijlagen. In de zaak met parketnummer 04/850911-07 merkt de rechtbank op dat waar hieronder bij de vindplaatsvermeldingen wordt verwezen naar paginanummers, deze verwijzen naar de paginanummering van de ‘print van scan 15-10-2007 van origineel’ van het in wettelijke vorm opgemaakte proces verbaal, proces-verbaalnummer 2006067244, Onderzoek DR40 0611 [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)], van Regiopolitie Limburg Zuid, District Sittard, d.d. 21 augustus 2006, met bijlagen. Voorts wordt bij de vindplaatsvermeldingen verwezen naar de niet doorgenummerde bijlagen bij het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2006117413-1, van Regiopolitie Limburg Zuid, District Sittard, d.d. 20 september 2006. 7.3.1 (Samenvatting van de) bewijsmiddelen en oordeel van de rechtbank In de zaak met parketnummer 04/850685-07: Ten aanzien van feit 1: Gelet op de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 15 oktober 2008, de aangiftes van [aangever benadeelde 8] en [aangever benadeelde 9] en het proces-verbaal van bevindingen van 9 augustus 2007 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna in de bewezenverklaring is aangegeven. Ten aanzien feit 2 primair: Gelet op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting van 15 oktober 2008 en het proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2007 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierna in de bewezenverklaring is aangegeven. Ten aanzien van feit 1 en feit 2 primair overweegt de rechtbank dat verdachte in de zomer van 2007 een gewoonte ervan maakte auto's voor derden te verkopen en vervolgens niet zoals overeengekomen de koopsommen afdroeg aan deze derden. Een wijze van handelen waar verdachte reeds in 2006 ervaring mee had opgedaan (vide de feiten hierna) en die ook in 2007 nog steeds lucratief bleek. Verdachte droeg ook in 2007 niets af, doch bestede het geld steeds voor eigen doeleinden. Hiermee heeft verdachte zich bij herhaling schuldig gemaakt aan flessentrekkerij en vervolgens aan gewoontewitwassen, door die auto's (verkregen door middel van flessentrekkerij) te gelde te maken door het verkopen daarvan. In de zaak met parketnummer 04/850911-07: Ten aanzien van feit 1 (gedachtestreepjes 1, 2, 4 en 5) Naar aanleiding van een aangifte door [aangever benadeelde 1] op 18 mei 2006 van bedreiging, flessentrekkerij en poging doodslag is door de Regiopolitie Limburg-Zuid ter zake een onderzoek ingesteld. Door [aangever benadeelde 1] werd onder meer aangifte gedaan van het feit dat verdachte, optredend namens het bedrijf [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)] en [opdrachtgever 2 verdachte (bedrijf)], materialen geleverd had gekregen en hiervoor niet had betaald. Vervolgens zijn meerdere aangiften gedaan waaruit blijkt dat verdachte zich presenteerde als bedrijfsleider of eigenaar van [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)] en als zodanig goederen bestelde die vervolgens onbetaald bleven. De diverse aangiftes geven blijk van een modus operandi waarbij verdachte door eerst kleine bestellingen te doen, het vertrouwen van de leveranciers probeerde te winnen en de indruk probeerde te wekken dat zij met een betrouwbare firma zaken deden, waarna er grotere bestellingen volgden zonder dat daarvoor betaald werd. Verdachte maakte met de diverse leveranciers betalingsafspraken teneinde nog meer bestellingen te kunnen doen. Betaling bleef in alle gevallen, behoudens de kleine bestellingen tijdens het charme-offensief, achterwege, waarbij uiteindelijk -wanneer verdachte indringend op betaling werd aangesproken- verdachte steeds nieuwe redenen gaf (lees: verzon) waarom nog niet was betaald, maar ook bedreigingen door verdachte aan het adres van zijn leveranciers niet werden geschuwd. Uit het door de politie ingestelde onderzoek is gebleken dat het bedrijf, waarvoor verdachte optrad, [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)] (hierna: [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)]), een eenmanszaak is, gevestigd aan de [adres], die sedert 15 maart 2006 is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel Zuid-Limburg. De onderneming werd gedreven voor rekening van [opdrachtgever 1 (i.p.)], wonende Stein. Volgens de bedrijfsomschrijving houdt het bedrijf zich bezig met het reinigen van motorvoertuigen en de handel in gebruikte auto’s. De werkplaats op het perceel waarop [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)] is gevestigd is vanaf 1 april 2006 door [opdrachtgever 1 (i.p.)] gehuurd. Op 23 juni 2006 is de huur vanwege betalingsachterstand door de verhuurder beëindigd. Genoemde [opdrachtgever 1 (i.p.)] is onder meer bij de rechter-commissaris gehoord en heeft daar op 7 mei 2008 verklaard dat hij met verdachte de afspraak had gemaakt dat, wanneer het bedrijf goed zou lopen, hij (verdachte) de uren betaald zou krijgen. Er is destijds een soort “nul uren-contract” opgemaakt dat echter niet is getekend. [opdrachtgever 1 (i.p.)] werkte zelf full time elders en bemoeide zich nauwelijks met [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)], waardoor controle op de bestellingen van verdachte en de betaling van rekeningen van leveranciers ontbrak. Hij ([opdrachtgever 1 (i.p.)]) ging er wel van uit dat verdachte de dagelijkse gang van zaken zonder zijn tussenkomst kon regelen, maar dat hij voor bestellingen zijn toestemming en handtekening als eigenaar van het bedrijf nodig had. Aan de bestellingen, die door verdachte in overleg met hem zijn gedaan en waarvoor hij heeft getekend, acht [opdrachtgever 1 (i.p.)] zich dan ook gebonden, maar niet aan de bestellingen die volledig buiten hem om zijn gegaan. Door de verdediging is als algemeen verweer gevoerd dat verdachte in dienstbetrekking stond tot [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)]/[opdrachtgever 1 (i.p.)] en steeds in opdracht en voor rekening van die [opdrachtgever 1 (i.p.)] heeft gehandeld. De door verdachte op naam van [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)] gekochte goederen moeten dan ook door [opdrachtgever 1 (i.p.)] betaald worden en [opdrachtgever 1 (i.p.)] is daarvoor verantwoordelijk en aansprakelijk. Om die redenen heeft verdachte zich niet schuldig gemaakt aan flessentrekkerij. De rechtbank volgt de verdediging niet in dat verweer. De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan worden gelaten of verdachte op basis van een (mondelinge) arbeidsovereenkomst werkzaam is geweest bij [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)]. Gezien de wijze van handelen door verdachte, zijn presentatie bij het doen van de bestellingen als directeur/woordvoerder/financierder/bedrijfsleider/eigenaar van [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)], zijn presentatie bij de aflevering van de bestelde goederen, de door hem gemaakte betalingsafspraken, alsmede de schaal waarop een ander heeft plaatsgevonden, afgezet tegen de marginaliteit en de korte duur van de bedrijfsvoering, is de rechtbank van oordeel dat geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat verdachte degene is geweest die er een gewoonte van maakte goederen te kopen met het oogmerk om zonder volledige betaling de beschikking over die goederen te verwerven. Verdachte heeft daarbij steeds op eigen houtje gehandeld. Van een bewuste en nauwe samenwerking met [opdrachtgever 1 (i.p.)] is niet gebleken en in het licht van de voorhanden bewijsmiddelen is niet aannemelijk geworden dat verdachte steeds in opdracht van [opdrachtgever 1 (i.p.)] heeft gehandeld. Ten aanzien van feit 1, eerste gedachtestreepje Op 18 mei 2006 is door [aangever benadeelde 1] aangifte gedaan tegen verdachte, waarin onder meer is verklaard dat verdachte tussen 5 mei 2006 en 18 mei 2006 bij zijn bedrijf [benadeelde 1] in Gulpen een drietal bestellingen van gereedschappen heeft gedaan, die zijn geleverd maar vervolgens onbetaald zijn gebleven. Aangever verklaart verder dat hij voordien op 2 mei 2006 al eens gereedschap ter waarde van € 350,-- aan [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)] had geleverd die door verdachte, die zich als eigenaar van [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)] presenteerde, contant werden betaald. De nadien in de periode tussen 5 mei 2006 en18 mei 2006 gedane bestellingen zou verdachte ook contant betalen. Toen dat niet gebeurde en aangever verdachte daarop aansprak, toonde verdachte hem zijn gevulde beurs met cash geld, waardoor bij aangever de indruk werd gewekt dat betaling wel in orde zou komen. Bij de aangifte zijn rekeningen gevoegd tot een totaalbedrag van € 17.422,39. Verdachte heeft bij zijn verhoor door de politie erkend dat hij de bestellingen bij [aangever benadeelde 1] heeft gedaan. Ten aanzien van feit 1, tweede gedachtestreepje Op 14 juni 2006 is door [aangever benadeelde 2], eigenaar van het bedrijf [benadeelde 2] te Munstergeleen, tegen verdachte aangifte gedaan, waarin wordt verklaard dat verdachte in de periode van 1 maart 2006 tot en met 24 maart 2006 bij zijn bedrijf een hogedrukreiniger en een grote hoeveelheid (auto)reinigingsmiddelen heeft besteld die na levering onbetaald zijn gebleven. Ene [verdachte] uit Geule benaderde hem en aan die [verdachte] werd persoonlijk geleverd. In de aangifte is verder nog verklaard dat aangever, nadat hij verdachte op de achterstallige betalingen had aangesproken, door verdachte (onder meer) de schuld werd neergelegd bij zijn boekhouder of een vertraagde overboeking. Nadat aangever vervolgens een incassobureau had ingeschakeld, werd hij door verdachte bedreigd. Bij de aangifte zijn rekeningen van genoemde materialen gevoegd tot een totaalbedrag van € 6.865,21. Verdachte heeft bij zijn verhoor bij de politie ter zake verklaard dat hij samen met [opdrachtgever 1 (i.p.)] bij [benadeelde 2] een bestelling heeft gedaan. Ten aanzien van feit 1, vierde gedachtestreepje Op 7 juni 2006 is door [aangever benadeelde 4] namens [benadeelde 4] te Val-Meer (België) tegen verdachte aangifte gedaan, waarin onder meer is verklaard dat in de periode van 3 mei 2006 tot en met 7 juni 2006 door verdachte twee hogedrukreinigers van het merk Ehrle, type HD 623 à € 2500,-- en type HD840 à € 2800,--, zijn besteld en na levering niet zijn betaald. Verdachte stelde zich in het bedrijf aan de [adres] voor als [verdachte], de directeur van [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)] en autohandel. Aangever leverde twee hogedrukreiners af en de afspraak was dat meteen betaald zou worden. Echter, ter plaatse werden nog twee bestellingen geplaatst en afgesproken werd dat bij de levering daarvan ook de twee reinigers betaald zouden worden. Bij het leveren van de nieuwe bestelling ging [verdachte] direct naar de post om het geld over te schrijven op de rekening van aangever en bij terugkomst liet hij een afschrift van de post zien, evenwel zonder stempel. [verdachte] garandeerde dat het geld na drie dagen op de rekening van het bedrijf zou staan. Er is echter nooit betaald. Verdachte heeft bij zijn verhoor door de politie ter zake verklaard dat hij weet dat bij de firma [benadeelde 4] dingen zijn besteld en dat door genoemde firma twee hogedrukreinigers aan hem zijn geleverd. Ten aanzien van feit 1, vijfde gedachtestreepje Op 31 mei 2006 is door [aangever benadeelde 5], directeur van [benadeelde 5] te Landgraaf, tegen verdachte aangifte gedaan, waarin is verklaard dat verdachte in de periode van 1 maart 2006 tot en met 18 mei 2006 een hogedrukreiniger à € 3500,--, een polijstmachine à € 300,00, een stof/waterzuiger à € 800,-- en een grote hoeveelheid reinigingsartikelen bij [benadeelde 5] heeft gekocht zonder te betalen. Een werknemer van aangever werd door [verdachte], die het bedrijf [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)] zou runnen dan wel de eigenaar daarvan was, benaderd werd voor autopoetsproducten en een stofzuiger. [verdachte] had ondanks gemaakte afspraken over remboursbetaling geen geld op het moment van de de levering. De toezegging van [verdachte] dat hij het geld nog dezelfde dag zou overmaken, kwam [verdachte] niet na. Telkens beloofde [verdachte] te betalen, maar tot aan de aangifte werd geen betaling ontvangen. Bij de aangifte zijn nota’s gevoegd en een overzicht van de in totaliteit openstaande rekeningen van [opdrachtgever 1 verdachte (bedrijf)] ad € 12.912,29. Verdachte heeft bij zijn verhoor door de politie ter zake verklaard dat hij bij [benadeelde 5] spullen heeft besteld en dat hij door die firma erover is gebeld. Verder verkaart verdachte dat [opdrachtgever 1 (i.p.)] met die mensen een regeling heeft afgesproken. Ten aanzien van feit 1, zesde gedachtestreepje Op 29 augustus 2006 is door [aangever benaalde 6 i.p.] tegen verdachte aangifte gedaan, waarin is verklaard dat verdachte in de periode van 25 mei 2006 tot en met 31 mei 2006 bij het bedrijf van aangever, [benadeelde 6] te Holtum, ongeveer 100 RVS-platen en 60 aluminium buizen heeft besteld, die na levering niet zijn betaald. Tot aan de aangifte heeft [verdachte] het geld, een totaalbedrag inclusief BTW van € 14.161,-- niet overgemaakt. Ondanks diverse sommaties werd aangever aan het lijntje gehouden door [verdachte]. Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij 100 RVS-platen en 60 aluminiumbuizen heeft gekocht voor € 14.161,--, maar tot het moment van verhoor op 20 september 2006, niet heeft betaald. Hij heeft verder verklaard dat hij de spullen voor € 4.000,-- heeft doorverkocht, omdat hij geld nodig had. De rechtbank acht op basis van de hiervoor vermelde aangiften van [aangever benadeelde 1], [aangever benadeelde 2] , [aangever benadeelde 4], [aangever benadeelde 5] en [aangever benadeelde 6 (i.p.)] in onderling verband en samenhang bezien en in combinatie met de ter zake door verdachte ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verwerven. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de in de tenlastelegging beschreven en door de rechtbank bewezen verklaarde aankopen steeds hebben plaatsgevonden volgens de uit het onderzoek naar voren gekomen en hierboven beschreven modus operandi die erop was gericht om zonder betaling zoveel mogelijk goederen van leveranciers los te krijgen en die vervolgens te gebruiken om door te verkopen zodat hij over geld kon beschikken. Ten aanzien van feit 2: Op 29 augustus 2006 is door [aangever benaalde 6 i.p.] tegen verdachte aangifte gedaan, waarin is verklaard dat verdachte op 24 augustus 2006 contact met aangever had opgenomen in verband met een door aangever te koop aangeboden camper, merk Fiat Ducato. Beiden werden het eens over de prijs en er werd afgesproken dat verdachte de camper voor aangever zou verkopen conform de ter zake opgemaakte overeenkomst . In de hiervoor bedoelde schriftelijke overeenkomst d.d. 24 augustus 2006 “Lenen camper van [aangever benadeelde 6 (i.p.)] voor eventuele verkoop” is onder meer overeengekomen dat verdachte de camper zou meenemen voor verkoop voor een bedrag van € 24.000,--, dat de camper eigendom zou blijven van [aangever benadeelde 6 i.p.] en dat de camper, indien deze die dag (24 augustus 2006, rechtbank) niet verkocht zou worden, uiterlijk om 20:00 uur terugbezorgd zou worden bij aangever [aangever benadeelde 6 i.p.]. Aangever verklaart verder dat verdachte de camper op 24 augustus 2006 heeft opgehaald en tegen de avond is teruggekomen met de mededeling dat de camper aan bekenden verkocht was en dat de koper € 500,-- had aanbetaald. Het bedrag van € 500,-- is door verdachte aan aangever betaald. Aangever heeft verdachte vervolgens uitdrukkelijk gezegd dat hij de camper niet mocht overschrijven voordat hij het totaalbedrag van € 24.000,-- had ontvangen en daarover is een apart contract opgemaakt waarin is opgenomen dat “de camper pas wordt overgeschreven naar de nieuwe eigenaar nadat het volledige bedrag van € 24.000,-- is voldaan.”. Aangever verklaart ten slotte dat hij ondanks diverse aanmaningen het restantbedrag ad € 23.500,-- niet heeft ontvangen en ook de camper niet heeft terug gezien. Verdachte heeft bij zijn verhoor bij de politie erkend dat hij wist dat [aangever benadeelde 6 i.p.] een camper te koop had en omdat hij nog schulden had bij [aangever benadeelde 6 i.p.] van dat RVS en aluminium (vide feit 1, zesde gedachtestreepje, rechtbank) deed hij een voorstel aan [aangever benadeelde 6 i.p.] die camper voor hem te verkopen. [aangever benadeelde 6 i.p.] heeft een contract opgesteld dat verdachte de camper voor [aangever benadeelde 6 i.p.] zou verkopen voor € 24.000,--. Verder heeft verdachte verklaard dat hij de camper inderdaad aan iemand in Amsterdam had verkocht voor € 24.500,-- en dat hij dat geld gebruikt heeft om allerlei andere schulden af te lossen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit voor zover het de verduistering van de camper betreft. Verdachte had deze camper onder zich op basis van een overeenkomst met [aangever benadeelde 6 i.p.] die weliswaar inhield dat verdachte de camper niet eerder zou overschrijven dan na ontvangst door [aangever benadeelde 6 i.p.] van het restantbedrag en (ook in die zin) heeft verdachte zich niet aan de overeenkomst met [aangever benadeelde 6 i.p.] gehouden, maar er is geen moment aan te wijzen waarop verdachte zich de camper wederrechtelijk zou hebben toegeëigend. Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank ook niet zo zeer het oogmerk zich die camper wederrechtelijk toe te eigenen, daar het verdachte vooral om geld ging. Een en ander geldt aldus wel voor de koopsom die verdachte in ontvangst heeft genomen bij de verkoop van de camper en deze koopsom heeft verdachte zich vervolgens wederrechtelijk toegeëigend door het geld niet af te dragen aan [aangever benadeelde 6 i.p.], maar dit uit te geven. De rechtbank acht derhalve de onder 2 ten laste gelegde verduistering wettig en overtuigend bewezen voor zover het “enig geldbedrag, afkomstig van de verkoop van die camper” betreft, zoals hierna in de bewezenverklaring is aangegeven. Ten aanzien van feit 4: Op 28 september 2005 is door [aangever benadeelde 7] tegen verdachte aangifte gedaan, waarin is verklaard dat verdachte op 14 september 2005 diverse goederen van [aangever benadeelde 7] heeft geleend ten aanzien waarvan de dag erna, op 15 september 2005, alsnog een huurovereenkomst is opgemaakt. De verhuur aan verdachte betrof onder andere een motorzaag voor hout, een motorgrasmaaier, een stroomaggregaat en een trilplaat. De goederen zouden voor ongeveer 2 weken worden gehuurd door verdachte. Afgesproken was dat verdachte iedere vrijdag voor 11:00 uur een deel van de huur zou betalen. Op 23 september 2005 verscheen verdachte niet om de huur te betalen en heeft aangever hem opgebeld. Verdachte verklaarde daarop dat hij zo snel mogelijk de huur zou voldoen. Na diverse contacten vroeg aanvrager aan verdachte om de spullen terug te brengen, maar verdachte kwam op de afgesproken tijd en datum niet opdagen. Nadat aangever had gedreigd dat hij naar de politie zou gaan, heeft verdachte tegen hem verklaard dat hij de goederen niet meer had, maar dat hij ze wilde kopen. De goederen heeft aangever niet meer teruggezien. Bij de aangifte is een kopie gevoegd van de huurovereenkomst tussen aangever en verdachte. In een rapport mutatie wordt door de verbalisant gerelateerd dat [aangever benadeelde 7] op het politiebureau aanwezig is als hij wordt gebeld door [verdachte]. Verbalisant is daarbij aanwezig en verneemt dat [verdachte] tegen [aangever benadeelde 7] heeft gezegd dat hij morgen de spullen terug zal brengen. Ook de verbalisant spreekt met [verdachte] en verzoekt hem morgen (29 september 2005) langs te komen op het bureau. [aangever benadeelde 7] vertelde verbalisant dat hij op 14 september 2005 enkele goederen heeft "verhuurde/uitgeleend" aan [verdachte] en later een briefje is ondertekend door [verdachte] waarop [aangever benadeelde 7] had geschreven dat [verdachte] diverse goederen had gehuurd voor twee weken. [aangever benadeelde 7] vertelde verder dat [verdachte] desgevraagd iedere keer zegt dat [aangever benadeelde 7] morgen de goederen terugkrijgt. Als [verdachte] zich op 29 september 2005 bij verbalisant meldt, deelt hij mede dat hij al met [aangever benadeelde 7] heeft gebeld en een afspraak heeft gemaakt om de spullen op maandag 3 oktober terug te brengen. In het bijzijn van verbalisant heeft [verdachte] nogmaals met [aangever benadeelde 7] gebeld om de afspraak te bevestigen. Verdachte heeft ter zake op 16 november 2006 bij de politie verklaard dat hij in het najaar 2005 bij aangever [aangever benadeelde 7] is geweest in verband met een motorzaag voor hout, een motor grasmaaier, een stroom aggregaat en een trilplaat. Gelet op de hierboven vermelde aangifte, het afschrift van de (mede) door verdachte ondertekende huurovereenkomst, het mutatierapport, in onderling verband en samenhang bezien in combinatie met de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging vermelde goederen heeft verduisterd, zoals nader in de bewezenverklaring is aangegeven. Dat verdachte de goederen zou hebben gekocht, acht de rechtbank in het licht van de bewijsmiddelen niet aannemelijk geworden, nu daaruit onmiskenbaar volgt dat verdachte deze goederen van [aangever benadeelde 7] had geleend/gehuurd en nog aan hem terug zou geven. 7.4 Bewezenverklaring Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 en 2 primair ten laste gelegde met parketnummer 04/850685-07 en het sub 1, 2 en 4 ten laste gelegde met parketnummer 04/850911-07 heeft begaan, met dien verstande dat: in de zaak met parketnummer 04/850685-07: 1. hij in de periode van 18 juli 2007 tot en met 2 augustus 2007 in het arrondissement Roermond een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende hij, verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen aldaar gekocht, te weten: - op 18 juli 2007 een bestelauto (merk Volkwagen, type Caddy) en - op 19 juli 2007 een personenauto (merk Mercedes-Benz, type C 220 CDI) en een auto-ambulance (merk Mercedes, type 709) en - op 20 juli 2007 een personenauto (merk Triumph, type, Spitfire MK II) en - omstreeks 21 juli 2007 een kampeerwagen (merk Ford, type Transit 130 C) en - een personenauto (merk Nissan, type Terrano II 2.7) en een bestelauto (merk Citroën, type Berlingo 1.9D); 2. primair hij in de periode van 18 juli 2007 tot en met 9 augustus 2007 in de arrondissementen Roermond en Maastricht van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, voorwerpen, te weten: - een bestelauto (merk Volkwagen, type Caddy) en - een personenauto (merk Mercedes-Benz, type C 220 CDI) en - een auto-ambulance (merk Mercedes, type 709) en - een personenauto (merk Triumph, type, Spitfire MK II) en - een kampeerwagen (merk Ford, type Transit 130 C) en - een camper (merk Volkwagen) en - een personenauto (merk Nissan, type Terrano II 2.7) en - een bestelauto (merk Citroën, type Berlingo 1.9D) voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf; in de zaak met parketnummer 04/850911-07: 1. hij in de periode van 1 maart 2006 tot en met 7 juni 2006 op na te noemen plaatsen een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten: - in de periode van 5 mei 2006 tot en met 18 mei 2006 in de gemeenten Gulpen en Beek een grote hoeveelheid gereedschappen van [benadeelde 1] en - in de periode van 1 maart 2006 tot en met 24 maart 2006 in de gemeenten Sittard-Geleen en Beek een hogedrukreiniger en een grote hoeveelheid (auto)reinigingsartikelen van [benadeelde 2] en - in de periode van 3 mei 2006 tot en met 7 juni 2006 in de gemeente Beek twee hogedrukreinigers (beide van het merk Ehrle, type HD840 en type HD 623) van [benadeelde 4] en - in de periode van 1 maart 2006 tot en met 18 mei 2006 in de gemeenten Landgraaf en Beek een hogedrukreiniger, polijstmachines, een water/stofzuiger, bedrijfskleding en een grote hoeveelheid reinigingsartikelen van [benadeelde 5] en - in de periode van 25 mei 2006 tot en met 31 mei 2006 in de gemeente Sittard-Geleen ongeveer 100 RVS-platen en 60 aluminiumbuizen bij [benadeelde 6]; 2. hij in de periode van 24 augustus 2006 tot en met 29 augustus 2006 in de gemeente Sittard-Geleen opzettelijk enig geldbedrag, toebehorende aan [aangever benaalde 6 i.p.], welk geld verdachte anders dan door misdrijf, te weten met betrekking tot dat geldbedrag (afkomstig van de verkoop van een camper) als degene die dat geldbedrag zou afdragen aan voormelde [aangever benadeelde 6 i.p.], onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; 4. hij in de periode van 14 tot en met 29 september 2005 te Geulle opzettelijk een motorzaag voor hout en een motorgrasmaaier en een stroomaggregaat en een trilplaat, toebehorende aan [benadeelde 7], welke goederen hij, verdachte, anders dan door misdrijf, te weten in het kader van een huurovereenkomst, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. De kwalificatie van het bewezenverklaarde Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven: In de zaak met parketnummer 04/850685-07: feit 1: een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, meermalen gepleegd. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht. feit 2 primair: Gewoontewitwassen, meermalen gepleegd. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht. In de zaak met parketnummer 04/850911-07: feit 1: een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, meermalen gepleegd. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht. feit 2 en feit 4: verduistering, meermalen gepleegd. 9. De strafbaarheid van verdachte De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 10. De straffen en/of maatregelen 10.1 De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 15 oktober 2008 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 04/850685-07 en ter zake van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 04/850911-07 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 21 maanden met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. 10.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat deze gelet op de gevorderde vrijspraken gematigd dient te worden. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met de wijziging van de regeling tot vervroegde invrijheidsstelling (artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht). Naar zijn mening had de zaak met parketnummer 04/850911-07 eerder en in elk geval voor 1 juli 2008 afgedaan kunnen worden. Doordat dit niet is gebeurd wordt verdachte in de visie van zijn raadsman ten onrechte geconfronteerd met de nadeligere wettelijke regeling, zodat dit in de strafmaat moet worden verdisconteerd. 10.3 De overwegingen van de rechtbank Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan flessentrekkerij, verduistering en gewoontewitwassen. Hij heeft hierbij een werkwijze gehanteerd die eenzelfde patroon vertoont. Verdachte presenteert zich als ondernemer, doet kleine bestellingen tegen contante betaling en wekt zo het vertrouwen van leveranciers. Vervolgens doet hij grotere bestellingen die onbetaald blijven. Verdachte koopt, huurt of leent goederen en verkoopt die vervolgens door of verdachte doet zich voor als betrouwbare tussenhandelaar en komt dan geen van de gemaakte afspraken na als hij eenmaal de goederen binnen handbereik heeft. Hierdoor heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen van degenen die dachten op een eerlijke wijze zaken met hem te doen en bij deze personen en/of hun ondernemingen is grote financiële schade aangericht. De rechtbank rekent het verdachte bovenal zwaar aan dat hij (in ieder geval deels) handelde terwijl hij failliet verklaard was. Verdachte wist dus reeds op het moment dat hij overeenkomsten als de vorenvermelde aanging, dat hij niet zou gaan (terug)betalen. Verdachte besteedde het geld onomkeerbaar voor eigen doeleinden, zo maakte hij uitstapjes met het gezin, kon hij zijn dure hobby autoracen uitoefenen of betaalde verdachte, zo hij stelt, hiermee andere schulden af. Dit handelen tegen beter weten in maakt verdachtes verklaring dat hij wel steeds voornemens was (terug) te betalen tot een farce. Door het handelen van verdachte wordt het voor een goed handelsverkeer noodzakelijke vertrouwen van de deelnemers aan het economisch verkeer ernstig aangetast. Blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is verdachte reeds eerder ter zake van een lange reeks van vermogensdelicten veroordeeld, hetgeen in het nadeel van verdachte meeweegt. Ter terechtzitting heeft verdachte slechts gedeeltelijk inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelwijze. De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De rechtbank ziet overigens geen aanleiding om ten voordele van verdachte rekening te houden met de door de verdediging aangevoerde omstandigheden dat sommige feiten gedateerd zijn en dat de VI-regeling inmiddels is gewijzigd. De VI-regeling is geldende wetgeving met ingang van 1 juli 2008 en is ook van toepassing op de onderhavige strafzaken. De omstandigheid dat sommige feiten reeds geruime tijd geleden zijn begaan, acht de rechtbank geen reden voor strafvermindering, nu het onderzoek in verdachtes zaak omvangrijk is geweest, mede doordat verdachte gedurende een betrekkelijk lange periode is doorgegaan met het plegen van strafbare feiten. Ten aanzien van het ad info gevoegde feit in de zaak met parketnummer 04/850911-07: De rechtbank houdt bij de bepaling van de strafmaat geen rekening met het ad informandum gevoegde feit (bedreiging van [aangever benadeelde 1] op 10 mei 2006), nu verdachte ter terechtzitting van 15 oktober 2008 dit feit heeft ontkend. Dat de raadsman heeft gesteld dat het feit mag worden meegenomen, doet aan het vorenoverwogene niets af. 10.4 Verbeurdverklaring De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten 8 bankbiljetten van € 100,-- dienen te worden verbeurdverklaard. Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien die voorwerpen aan verdachte toebehoren en ze geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte naar eigen zeggen failliet is verklaard, zodat het ervoor moet worden gehouden dat die € 800,-- verkregen is met het plegen van de strafbare feiten. 10.5 De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 8], gevestigd [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit met parketnummer 850685-07 geleden materiële schade. [benadeelde 8], voornoemd, heeft de materiële schade op een bedrag van € 34.250,-- gesteld en wil die schade vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1, gedachtestreepje 1 tot en met 4, ten laste gelegde feit met parketnummer 850685-07 bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit diverse onbetaald gebleven facturen van geleverde auto’s. De verdediging heeft de vordering erkend. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering geheel voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op € 34.250,--. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 34.250,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 201 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde 8], gevestigd [adres], zoals hierna in het dictum genoemd. [benadeelde 9], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 ten laste gelegde feit met parketnummer 850685-07 geleden materiële schade. [benadeelde 9] voornoemd, heeft de materiële schade op een bedrag van € 13.240,-- gesteld en wil die schade vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1, vijfde gedachtestreepje, ten laste gelegde feit met parketnummer 850685-07 bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit twee onbetaald gebleven facturen van geleverde auto’s en reis- en telefoniekosten. De verdediging heeft de vordering erkend, met uitzondering van het in de vordering opgenomen bedrag aan BTW. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering tot een bedrag van € 11.150,-- (€ 13.240,-- - € 2.090,--) voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op € 11.150,--. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 11.150,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 85 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde 9], [adres], zoals hierna in het dictum genoemd. De rechtbank zal de vordering voor het overige, voor zover die ziet op het bedrag aan BTW ad € 2.090,-- afwijzen. [aangever benadeelde 1], wonende [adres] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1, eerste gedachtestreepje ten laste gelegde feit met parketnummer 850911-07 geleden materiële schade. [aangever benadeelde 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 18.022,39 gesteld en wil die schade vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1, eerste gedachtestreepje ten laste gelegde feit met parketnummer 850911-07 bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit diverse onbetaald gebleven facturen, alsmede uit gemaakte invorderingskosten. In het gevorderde bedrag is een bedrag van € 2.867,16 aan BTW opgenomen. De verdediging heeft de vordering erkend, maar stelt dat deze verminderd dient te worden met het bedrag aan BTW. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering tot een bedrag van € 15.155,23 (€ 18.022,39 - € 2.867,16) voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 15.155,23. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 15.155,23 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 105 dagen, te betalen ten behoeve van [aangever benadeelde 1], [adres], zoals hierna in het dictum genoemd. De rechtbank zal de vordering voor zover die betrekking heeft op het daarin opgenomen bedrag aan BTW ad € 2.867,16 afwijzen. [benadeelde 5], gevestigd [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1, vierde gedachtestreepje ten laste gelegde feit met parketnummer 850911-07 geleden materiële schade. [benadeelde 5] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 12.912,25 gesteld en wil die schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2006 vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1, vierde gedachtestreepje ten laste gelegde feit met parketnummer 850911-07 bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit diverse onbetaald gebleven facturen van geleverde machines en reinigingsartikelen. In het gevorderde bedrag is een bedrag van € 2.453,32 aan BTW opgenomen. De verdediging heeft de vordering erkend, maar stelt dat deze verminderd dient te worden met het bedrag aan BTW. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering tot een bedrag van € 10.458,93 (€ 12.912,25 - € 2.453,32) voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 10.458,93. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 10.458,93 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 82 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde 5], gevestigd te Landgraaf, zoals hierna in het dictum genoemd. De rechtbank zal de vordering voor zover die betrekking heeft op het daarin opgenomen bedrag aan BTW ad € 2.453,32 afwijzen. [benadeelde 4], gevestigd [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend, die enerzijds betrekking heeft op de als gevolg van het hiervoor onder 1, vierde gedachtestreepje, ten laste gelegde feit met parketnummer 850911-07 geleden materiële schade ad € 5.100,-- en anderzijds op de als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit met parketnummer 850911-07 geleden materiële schade ad € 750,--. [benadeelde 4] wil die schade vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1, vierde gedachtestreepje, ten laste gelegde feit met parketnummer 850911-07 bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit onbetaald gebleven facturen ad € 5.100,-- in verband met geleverde hogedrukreinigers (merk Ehrle type HD840en HD623). De verdediging heeft deze vordering erkend. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering tot een bedrag van € 5.100,-- voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op € 5.100,--. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 5.100,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 55 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde 4], [adres], zoals hierna in het dictum genoemd. Met betrekking tot het deel van de vordering dat betrekking heeft op de kosten van een bruikleen gegeven en niet retour ontvangen hogedrukreiniger merk Frank, type HW806, ad € 750,-- is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien deze vordering ziet op schade als gevolg van een feit (feit 3 met parketnummer 850911-07) waarvan verdachte zal worden vrijgesproken. De rechtbank zal verder bepalen dat de benadeelde partij, [benadeelde 4] voornoemd het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. [benadeelde 6], gevestigd [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1, zesde gedachtestreepje, ten laste gelegde feit met parketnummer 850911-07 geleden materiële schade. [benadeelde 6], voornoemd, heeft de materiële schade, inclusief de kosten van rechtsbijstand, op een bedrag van € 16.433,80 gesteld en wil die schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2006, vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1, zesde gedachtestreepje, ten laste gelegde feit met parketnummer 850911-07 bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit onbetaald gebleven facturen ad € 11.900,-- en kosten rechtsbijstand ad € 4.553,80 (inclusief BTW). De verdediging heeft de vordering erkend, met uitzondering van het in de vordering opgenomen bedrag aan BTW. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering tot een bedrag van € 15.754,86,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2006 tot de dag der algehele voldoening, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op € 15.754,86. Dit bedrag is opgebouwd uit het bedrag van de factuur ad € 11.900,-- vermeerderd met de kosten van rechtsbijstand, exclusief BTW ad in totaal € 3.854,86. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 15.754,86 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 108 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde 6], [adres], zoals hierna in het dictum genoemd. De rechtbank zal de vordering voor het overige, dat wil zeggen tot een bedrag van € 678,94 afwijzen. [aangever benaalde 6 i.p.], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 2 ten laste gelegde feit met parketnummer 850911-07 geleden materiële schade. [aangever benadeelde 6 i.p.] voornoemd, heeft de materiële schade, inclusief de kosten van rechtsbijstand, op een bedrag van € 28.553,80 gesteld en wil die schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2006, vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 2 ten laste gelegde feit met parketnummer 850911-07 bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit een onbetaald gebleven factuur van een camper ad € 24.000,-- en kosten rechtsbijstand. De verdediging heeft de vordering erkend, met uitzondering van het in de vordering opgenomen bedrag aan kosten rechtsbijstand en het bedrag van een door verdachte gedane aanbetaling ad € 500,--. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering tot een bedrag van € 23.500,-- (€ 24.000,-- - € 500,--) voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op € 23.500,--. De kosten van rechtsbijstand heeft de rechtbank in aanmerking genomen bij de door [benadeelde 6] ingediende vordering nu is gebleken dat deze (mede) daarop betrekking heeft. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 23.500,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 147 dagen, te betalen ten behoeve van [aangever benaalde 6 i.p.], [adres], zoals hierna in het dictum genoemd. De rechtbank zal de vordering voor het overige, voor zover die ziet op de kosten van rechtsbijstand ad € 4.553,80 en het bedrag van de aanbetaling ad € 500,-- (totaal € 5.053,80) afwijzen. [benadeelde 7], gevestigd [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 4 ten laste gelegde feit met parketnummer 850911-07 geleden materiële schade. [benadeelde 7] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 10.585,05 gesteld inclusief de kosten voor rechtsbijstand en wil die schade vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 4 ten laste gelegde feit met parketnummer 850911-07 bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de hoogte van het schadebedrag overweegt de rechtbank dat de vordering is opgebouwd uit diverse onbetaald gebleven facturen van geleverde machines. In het gevorderde bedrag is een bedrag van € 1.690,05 aan BTW opgenomen. De verdediging heeft de vordering erkend, maar stelt dat deze verminderd dient te worden met het bedrag aan BTW. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering tot een bedrag van € 8.895,-- (€ 10.585,05 - € 1.690,05) voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 8.895,--. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de gevorderde schade (rechtstreeks) veroorzaakt is door het bewezenverklaarde feit, te weten verduistering van een aantal in de tenlastelegging genoemde goederen. Het begrip ‘feit’ dient namelijk niet beperkt te worden tot hetgeen bewezen verklaard is, maar omvat ook de uit de bewijsmiddelen blijkende gedragingen van verdachte die, in dit geval met het strafbaar feit verduistering, in een zodanig nauw verband staan dat de schade door het bewezen verklaarde feit is veroorzaakt (HR 30 maart 2004, 2004, 190, NJ 2004, 343). Verdachte heeft blijkens de in de bewijsmiddelen opgenomen huurovereenkomst meer goederen verduisterd dan op de tenlastelegging zijn vermeld. De gevorderde schade in verband met verduistering van die goederen, komt eveneens voor toewijzing in aanmerking. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 8.895,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 74 dagen, te betalen ten behoeve van [benadeelde 7], gevestigd te Geulle, zoals hierna in het dictum genoemd. 11. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 57, 63, 321, 326a, 420ter BESLISSING De rechtbank: verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 1, derde gedachtestreepje en het sub 3 ten laste gelegde met parketnummer 04/850911-07 heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1 en 2 primair ten laste gelegde met parketnummer 04/850685-07, het sub 1, eerste, tweede, vierde, vijfde en zesde gedachtestreepje, het sub 2 en sub 4 ten laste gelegde met parketnummer 04/850911-07, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezen verklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; verklaart verbeurd de in beslag genomen acht bankbiljetten van € 100,-- (07-102890 4); Ten aanzien van feit 1 (eerste tot en met vierde gedachtestreepje) met parketnummer 04/850685-07: wijst de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 8], [adres] van € 34.250,-- toe; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij, [benadeelde 8], [adres] , te betalen een bedrag van € 34.250,--; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 34.250,-- subsidiair 201 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 8], gevestigd [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 34.250,-- ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil Ten aanzien van feit 1 (vijfde gedachtestreepje) met parketnummer 850685-07: wijst de vordering v[benadeelde 9]artij, [benadeelde 9] , [adres], gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 11.150,--; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij, [benadeelde 9], [adres], te betalen een bedrag van € 11.150,--; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 11.150,-- subsidiair 85 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 9], gevestigd [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 11.150,-- ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil; wijst de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 9], [adres] voor het overige, voor zover de vordering betrekking heeft op de BTW ad € 2.090,00 af; Ten aanzien van 04/850911-07 feit 1, eerste gedachtestreepje: wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever benadeelde 1], [adres] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 15.155,23; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [aangever benadeelde 1], [adres], te betalen een bedrag van € 15.155,23; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 15.155,23 subsidiair 105 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever benadeelde 1], [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 15.155,23 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever benadeelde 1], voor het overige, voor zover de vordering betrekking heeft op het bedrag aan BTW ad € 2.867,16 af; Ten aanzien van 04/850911-07 feit 1, vierde gedachtestreepje: wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 10.458,93; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde 5], [adres], te betalen een bedrag van € 10.458,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 1 mei 2006 tot de dag der algehele voldoening; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 10.458,93 subsidiair 82 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 5], gevestigd aan de [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.458,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 1 mei 2006 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5], [adres], voor het overige, voor zover de vordering betrekking heeft op het bedrag aan BTW ad € 2.453,32 af; Ten aanzien van feit 1, vierde gedachtestreepje, parketnummer 850911-07: wijst de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 4], [adres] toe tot een bedrag van € 5.100,--; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeel[benadeelde 4]tij [benadeelde 4], [adres], te betalen een bedrag van € 5.100,--; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 5.100,-- subsidiair 55 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 4], [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.100,-- ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil; Ten aanzien van feit 3 met parketnummer 850911-07: verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 4], [adres] niet-ontvankelijk in haar vordering van € 750,--, die betrekking heeft op de kosten van de in bruikleen gegeven hogedrukreiniger merk Frank, type HW806, aangezien die vordering betrekking heeft op een feit (feit 3 op de tenlastelegging met parketnummer 850911-07) waarvan verdachte zal worden vrijgesproken, met bepaling dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; Ten aanzien van feit 1, zesde gedachtestreepje, met parketnummer 850911-07: wijst de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 6], [adres] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 15.754,86; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde 6], [adres], te betalen een bedrag van € 15.754,86 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 31 mei 2006 tot de dag der algehele voldoening; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 15.754,86 subsidiair 108 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 6], [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 15.754,86, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 31 mei 2006 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil; wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6], [adres], voor het overige, tot een bedrag van € 678,94 af; Ten aanzien van feit 2 met parketnummer 850911-07: wijst de vordering van de benadeelde partij, [aangever benaalde 6 i.p.], [adres], gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 23.500,--; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [aangever benaalde 6 i.p.], [adres], te betalen een bedrag van € 23.500,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 24 augustus 2006 tot de dag der algehele voldoening; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 23.500,-- subsidiair 147 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever benaalde 6 i.p.], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 23.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 24 augustus 2006 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil; wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever benaalde 6 i.p.], [adres], voor het overige voorzover de vordering betrekking heeft op de kosten van rechtsbijstand en de niet in mindering gebrachte aanbetaling van in totaal € 5.053,80 af; Ten aanzien van feit 4 met parketnummer 850911-07: wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 8.895,--; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [benadeelde 7], [adres], te betalen een bedrag van € 8.895,--; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 8.895,-- subsidiair 74 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 7], wonende te [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 8.895,-- ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil; wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7], [adres], voor het overige, voor zover de vordering betrekking heeft op de gevorderde BTW ad € 1.690,05 af; Het volgende feit is niet ad-informandum gevoegd en bij de bepaling van de strafmaat niet in aanmerking genomen: parketnummer, pleegdatum, pleegplaats, omschrijving feit 850911-07 10 mei 2006, Gulpen, gem. Gulpen-Wittem, verbale bedreiging met misdrijf Vonnis gewezen door mrs. J.H.M. Delnooz-Engels, N.I.B.M. Buljevic en N.H.W. Montulet-van der Meer, van wie mr. N.I.B.M. Buljevic voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Timmers als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 29 oktober 2008. Mr. N.H.W. Montulet-van der Meer is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.