Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4400

Datum uitspraak2008-11-14
Datum gepubliceerd2008-11-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/860829-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeling gevaarzettend rijden. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte zich bewust is geweest dat de slachtoffers zich voor zijn auto bevonden.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/860829-08 Uitspraak d.d. : 14 november 2008 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [voornamen] geboren op : [geboortedatum en plaats] adres : [adres] plaats [woonplaats] 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2008. 2. De tenlastelegging De verdachte staat, na wijziging van de tenlastelegging, terecht ter zake dat: Feit 1 primair hij op of omstreeks 30 juni 2008 in de gemeente [plaatsnaam] (L), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (binnen de bebouwde kom) met zeer hoge althans aanmerkelijke snelheid is ingereden op althans toe gereden naar die zich op (een) fiets(en) bevindende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Artikel 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht. Althans indien ter zake het vorenstaande onder 1 primair geen veroordeling zou volgen: hij op of omstreeks 30 juni 2008 in de gemeente [plaatsnaam] (L), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (binnen de bebouwde kom) met zeer hoge althans aanmerkelijke snelheid is ingereden op althans toe gereden naar die zich op (een) fiets(en) bevindende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Artikel 302 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht. Althans indien ter zake al het vorenstaande onder 1 primair en subsidiair geen veroordeling zou volgen: hij op of omstreeks 30 juni 2008 in de gemeente [plaatsnaam] (L), [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (binnen de bebouwde kom) met zeer hoge althans aanmerkelijke snelheid ingereden op althans toe gereden naar die zich op (een) fiets(en) bevindende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]; Artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Althans indien ter zake al het vorenstaande onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair geen veroordeling zou volgen: hij op of omstreeks 30 juni 2008 in de gemeente [plaatsnaam] (L), als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, [straat voorval], met hoge althans aanmerkelijke snelheid, in elk geval met een hogere dan de aldaar toegestane maximum snelheid heeft gereden en/of hierbij een voor hem, verdachte, rijdende personenauto aan de rechterzijde heeft ingehaald, en/of hierbij met een onverminderde snelheid één of meer kruising(en) of splitsing(en) heeft gepasseerd, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd. De in de tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daarnaar in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd. Artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Feit 2. hij op of omstreeks 30 juni 2008 in de gemeente [plaatsnaam] (L), [slachtoffer 1] en/of [aangever /getuige1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (wijzend naar die [slachtoffer 1] en/of die [aangever 1]) met zijn hand(en) (een) beweging(en) gemaakt alsof hij een handvuurwapen tegen zijn slaap hield en alsof hij zijn keel door sneed en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je dood maken” en/of “Ik weet waar je huis staat” en/of “Je weet niet wie ik allemaal op je af ga sturen” en/of “Ik zoek jullie op en maak je kapot” en/of “Ik weet je te vinden ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. Artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewijsoverwegingen 7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging Zowel de raadsman van verdachte als de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde, aangezien niet uit enig bewijsmiddel blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op enig moment heeft gezien. Naar de mening van zowel de raadsman als de officier van justitie kan er dan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte opzettelijk is ingereden op of is toe gereden naar [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], dan wel dat verdachte door zijn gedrag bewust de aanmerkelijke kans op de dood dan wel het toebrengen zwaar lichamelijk letsel van voornoemde personen heeft aanvaard. Met betrekking tot het onder 1 meest subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat deze feiten bewezen worden verklaard. De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn cliënt eveneens dient te worden vrijgesproken van het onder 1 meest subsidiair en 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe de navolgende verweren gevoerd. Met betrekking tot het onder 1 meest subsidiair ten laste gelegde heeft de raadman aangevoerd dat zijn cliënt heeft erkend dat hij te hard heeft gereden. Zijn cliënt ontkent echter dat hij een auto van rechts heeft ingehaald. Deze verklaring vindt steun in de getuigenverklaring van [getuige 2], die niets verklaart over het rechts inhalen van een auto, aldus de raadsman. Daarnaast is het naar de mening van de raadsman, gelet op de beperkte breedte van de [straat voorval] - hetgeen blijkt uit de foto’s en de situatietekening in het dossier - niet aannemelijk dat verdachte op deze straat een auto rechts heeft ingehaald. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] wel verklaren dat verdachte een auto rechts heeft ingehaald. Deze verklaringen kunnen echter naar de mening van de raadsman niet meewerken aan het bewijs, aangezien deze processen-verbaal zijn opgesteld door verbalisant [verbalisant]. Gelet op de dubieuze rol die verbalisant [verbalisant] speelt in de zaak van zijn cliënt, kan naar de mening van de raadsman niet worden vastgesteld of de uitgewerkte processen-verbaal een juiste weergave zijn van de afgelegde getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4]. Gelet op het hiervoor overwogene is de raadsman van mening dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat zijn cliënt een auto van rechts heeft ingehaald. De raadsman verzoekt derhalve zijn cliënt vrij te spreken van het onder 1 meest subsidiair ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat de twee aangiften niet eensluidend zijn met betrekking tot de geuite bedreigingen. Bovendien is de getuigenverklaring van [getuige 5] niet in overeenstemming met de bedreigende bewegingen die zijn cliënt zou hebben gemaakt, aldus de raadsman. Daarnaast hebben zowel de getuigen [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 6] geen bedreigingen gezien of gehoord. Gelet op het hiervoor overwogene verzoekt de raadsman zijn cliënt vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde. 7.2 Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt het navolgende. Voor bewezenverklaring van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde is noodzakelijk dat sprake is geweest van opzet, waarbij verdachte willens en wetens op aangeefster [slachtoffer 1] en haar dochter is ingereden. Uit de verklaringen blijkt niet dat verdachte doelbewust op [slachtoffer 1] en haar dochter is ingereden, waarbij hij ernaar streefde hen te doden, hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen of hen te bedreigen. Van voorwaardelijk opzet, waarbij verdachte zich de aanmerkelijke kans heeft gerealiseerd dat door zijn handelen één van de in de tenlastelegging bedoelde gevolgen zou intreden en hij zich door dat besef niet van zijn handelen heeft laten weerhouden en hij dat gevolg op de koop heeft toegenomen, is evenmin sprake. Uit de verklaringen blijkt niet dat verdachte zich bewust is geweest dat [slachtoffer 1] en haar dochter zich voor zijn auto bevonden, zodat zich niet de situatie heeft voorgedaan dat verdachte besefte dat hij de kans liep dat hij door vooruit te rijden [slachtoffer 1] en haar dochter zou kunnen raken en daardoor één van voornoemde gevolgen zou intreden, laat staan dat de aanmerkelijke kans, door desondanks te gaan rijden, op het intreden van de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben aanvaard. Gelet op het vorenoverwogene zal de rechtbank verdachte vrijspreken van zowel het primair, het subsidiair en het meer subsidiair ten laste gelegde. 7.3 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de navolgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. De rechtbank merkt op dat waar hieronder bij de vindplaatsvermeldingen wordt verwezen naar paginanummers, deze verwijzen naar de doorlopende paginanummering van de ‘print van scan 01-09-2008 van origineel’, van het in de wettelijke vorm door de Regiopolitie Limburg-Noord, District Venray, Basiseenheid Gennep, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL2352/08-004208, gedateerd 26 augustus 2008 en de daarbij behorende bijlagen. 7.3.1 (Samenvatting van de) bewijsmiddelen en standpunten van de rechtbank Met betrekking tot feit 1 meest subsidiair Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 30 juni 2008 als bestuurder van een blauwe Opel Astra heeft gereden over de [straat voorval] te [plaatsnaam] (L). Verdachte verklaart dat hij daar harder heeft gereden dan de aldaar geldende maximum snelheid. Aangeefster [slachtoffer 1] verklaart dat zij op 30 juni 2008 over de [straat] te [plaatsnaam] (L) fietste. Haar dochter, [slachtoffer 2], fietste toen achter haar aan. Op een gegeven moment zijn zij de kruising van de [straat] en de [straat voorval] genaderd. Zij zag daar dat haar vriend zijn auto voor de deur van haar woning gelegen aan de [straat voorval] 28 had geparkeerd. Vervolgens zag [slachtoffer 1] dat een personenauto op de linkerweghelft reed van de [straat voorval], omdat deze auto de geparkeerde auto van haar vriend voorbij wilde rijden. Deze auto reed op de linkerweghelft toen hij [slachtoffer 1] en haar dochter passeerde. [slachtoffer 1] zag vervolgens dat er een andere personenauto naderde, die voornemens was om de personenauto die op de linkerweghelft reed van rechts in te halen. [slachtoffer 1] zag dat er in deze personenauto drie jongens zaten. Zij zag dat de personenauto die aan de rechterkant wilde inhalen, zich tussen de personenauto op de linkerweghelft en de geparkeerde auto van haar vriend drukte. Op het moment dat de personenauto zich tussen de andere auto’s drukte, fietste [slachtoffer 1] met haar dochter daar. Zij zag dat de auto met een hoge snelheid reed en hoorde dat de motor een hard geluid maakte. Omdat zij bang was dat haar dochter aangereden zou worden door de naderende auto, heeft [slachtoffer 1] haar dochter geroepen, zodat zij op de stoep zou gaan fietsen. [slachtoffer 1] zag vervolgens dat de personenauto op enkele centimeters langs haar dochter reed, terwijl haar dochter half vallend en rijdend de stoep op reed met haar fiets. [slachtoffer 1] verklaart dat de personenauto tussen de auto die op de linkerweghelft reed en de geparkeerde auto is doorgereden. Vervolgens is [slachtoffer 1] achter de personenauto die rakelings langs haar dochter reed aangefietst. Zij zag toen dat deze auto een Opel was, die donkerblauw van kleur was. Getuige [aangever 1] , de man van aangever [slachtoffer 1], verklaart dat hij op 30 juni 2008 zijn gele Mercedes Vito bus heeft geparkeerd voor zijn woning gelegen aan de [straat voorval] 28. Toen hij uitstapte zag [getuige /aangever 1] dat er een grijs kleurige Peugeot kwam aanrijden. Deze Peugeot ging iets naar links rijden, omdat hij de geparkeerde auto van [getuige 1] wilde passeren. Vervolgens zag [getuige/aangever 1] dat er een blauwe Opel Astra met een enorme snelheid en een flink ronkende motor aan kwam rijden. Deze rijstijl noemt [getuige /aangever 1] “zeer agressief”. [getuige/aangever 1] zag dat deze auto de grijze Peugeot van rechts ging inhalen. Dit was naar de mening van [getuige/aangever 1] eigenlijk niet mogelijk, omdat zijn bus aan de rechterzijde van de weg stond geparkeerd. [getuige /aangever 1] verklaart dat hij toen zag dat zijn vrouw en dochter, [slachtoffer 2], uit de [straat] kwamen gefietst in de richting van de [straat voorval]. Toen zij met de voorwielen nagenoeg op de rijbaan van de [straat voorval] waren, haalde de blauwe Opel Astra de grijze Peugeot van rechts in. Dit gebeurde op de kruising van de [straat voorval] met de [straat]. [getuige 1] zag dat zijn dochter door een vallende beweging niet geraakt werd door de blauwe Opel Astra. [getuige/aangever 1] verklaart dat als zijn dochter daar geen snelheid had geminderd er dan met zekerheid een aanrijding tussen de blauwe Opel Astra en zijn dochter zou hebben plaatsgevonden. De afstand tussen de blauwe Opel Astra en zijn dochter was volgens [getuige/aangever 1] slechts centimeters. Vervolgens is de Opel direct nadat hij de Grijze Peugeot voorbij is gereden, naar links gestuurd om de geparkeerde Mercedes Vito van [getuige/aangever 1] te ontwijken. Getuige [getuige 4] verklaart dat hij op 30 juni 2008 met zijn broer [getuige 3] en verdachte over de [straat voorval] te [plaatsnaam] (L) heeft gereden in een blauwe Opel Astra. De verdachte was de bestuurder van deze auto. [getuige 4] verklaart dat zij een soort dollemans rit hebben gemaakt. Zij zijn met een behoorlijke snelheid linksaf de [straat voorval] ingereden. Toen zij daarna in de richting van het [plein] zijn gereden, zag [getuige 4] dat voor hen een personenauto reed. Deze auto reed iets links van de weg. Vervolgens zag [getuige 4] dat verdachte zijn auto naar rechts stuurde en de auto rechts ging inhalen. Tegelijkertijd zag [getuige 4] dat zij bij het inhalen een kruising naderden en dat er aan die zijde van de weg een gele Mercedes Vito geparkeerd stond. [getuige 4] verklaart dat hij de inhaalmanoeuvre van verdachte abnormaal vond, gelet op de snelheid en de omstandigheden. Van rechts was er een kruisende weg en verdachte haalde in waar de gele auto stond. [getuige 4] verklaart dat hij, enkele meters voordat zij de auto inhaalden, zag dat er op die kruising, aan de kant van de zijweg van de [straat voorval], een kind stil stond met daarbij een moeder met een fiets. Feit 2 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 30 juni 2008 als bestuurder van een blauwe Opel Astra heeft gereden over de [straat voorval] te [plaatsnaam] (L). Verdachte verklaart dat hij op 30 juni 2008 ruzie heeft gekregen met aangever [slachtoffer 1] en getuige [aangever 1], waarbij hij mogelijk heeft gescholden. Getuige [aangever 1] verklaart dat zijn vrouw, aangeefster [slachtoffer 1], als gevolg van de “bijna aanrijding” met de blauwe Opel Astra, boos en gefrustreerd op hem kwam aflopen. Zijn vrouw heeft toen de bestuurder aangevallen en hem diverse keren geslagen. [getuige/aangever 1] verklaart dat de bestuurder van de Opel, gedurende de confrontatie zowel hem als zijn vrouw heeft bedreigd. Hij riep onder meer: “Nu weet ik waar jullie wonen”, “Ik zoek jullie op en maak je kapot” en “Je weet niet eens met wie ik allemaal terug kom”, athans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. [getuige/aangever 1] verklaart dat op een gegeven moment de jongens in de auto zijn gaan zitten. De bestuurder is wederom achter het stuur gekropen. Bij de kruising van de [straat] draaide de auto linksaf en stopte toen op de [straat]. [getuige/aangever 1] zag dat de bestuurder zijn linker wijsvinger op de slaap van de linkerzijde van zijn hoofd plaatste. Hierbij riep hij steeds: “Ik weet je te vinden, ik maak je kapot”. Aangeefster [slachtoffer 1] verklaart dat zij hoorde dat de jongen die zij herkende als bestuurder van de blauwe Opel tegen haar riep: “Ik ga je dood maken”. Zij zag dat hij toen hij dat zei, agressief naar haar keek en naar haar wees. [slachtoffer 1] verklaart dat zij vervolgens agressief is geweest tegen de bestuurder van de auto. De bestuurder heeft vervolgens tegen [slachtoffer 1] gezegd: “Ik weet nu waar je huis staat” en “Je wilt niet weten wie ik allemaal op je af ga sturen”. Op een gegeven zijn de bestuurder en de bijrijders weggereden met de blauwe Opel. [slachtoffer 1] verklaart dat de personenauto gestopt is op de hoek van de [straat] en de Pieter Breugelstraat. [slachtoffer 1] zag toen dat de bestuurder van de blauwe Opel zijn portier open deed en half uit de personenauto ging hangen. Zij zag dat de bestuurder naar haar wees en met zijn linkerhand een beweging maakte, alsof hij een pistool tegen zijn slaap hield. De buurvrouw van [getuige/aangever 1], getuige [getuige 5], verklaart dat zij op 30 juni 2008 vanuit haar raam de ruzie heeft gezien tussen [getuige 1] en de bestuurder van de blauwe auto. Rongen verklaart dat zij toen naar buiten is gegaan. Rongen verklaart dat zij op een gegeven moment heeft gezien dat de jongens in de auto zijn gestapt. Rongen hoorde dat de jongens van alles riepen, waaronder: ”Wij komen nog terug”. Rongen heeft tevens gezien dat de bestuurder zijn linker wijsvinger tegen de linker slaap plaatste van zijn hoofd, wat voor Rongen een teken was van: “Ik schiet je kapot”. 7.4 Bewezenverklaring Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meest subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: Feit 1 meest subsidiair hij op 30 juni 2008 in de gemeente [plaatsnaam] (L), als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, [straat voorval], met aanmerkelijke snelheid heeft gereden en hierbij een voor hem, verdachte, rijdende personenauto aan de rechterzijde heeft ingehaald, door welke gedragingen van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt en het verkeer op de weg werd gehinderd. Feit 2 hij op 30 juni 2008 in de gemeente [plaatsnaam] (L), [slachtoffer 1] en [getuige/aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (wijzend naar die [slachtoffer 1] en die [getuige/aangever 1]) met zijn hand een beweging gemaakt alsof hij een handvuurwapen tegen zijn slaap hield en deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je dood maken” en/of “Ik weet waar je huis staat” en/of “Je weet niet wie ik allemaal op je af ga sturen” en/of “Ik zoek jullie op en maak je kapot” en/of “Ik weet je te vinden ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. De kwalificatie van het bewezenverklaarde Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven: Feit 1 meest subsidiair Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Feit 2 Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd. De overtreding onder 1 meest subsidiair is strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994. Het misdrijf onder 2 is strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De strafbaarheid van verdachte De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 10. De straffen en/of maatregelen 10.1 De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 31 oktober 2008 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de overtreding van het onder 1 meest subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 2 weken. Daarnaast vordert de officier van justitie dat aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar wordt opgelegd. De officier van justitie heeft ter zake van het onder 2 ten laste gelegde gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, waarvan 75 uren subsidiair 37 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie dat als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd toezicht van de reclassering, ook indien dit inhoudt dat verdachte wordt gediagnosticeerd/behandeld bij FPP Kaïros dan wel een soortgelijke instelling. 10.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman verzoekt, gelet op de omstandigheden en het feit dat zowel door mevrouw [slachtoffer 1] als op het politiebureau het nodige fysieke geweld tegen zijn cliënt zou zijn gebruikt, de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen. De raadsman verzoekt de voorwaardelijk hechtenis om te zetten in een voorwaardelijk geldboete. Voorts verzoekt de raadsman de ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk op te leggen, aangezien zijn cliënt zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en opleiding. Met betrekking tot de werkstraf verzoekt de raadsman deze geheel voorwaardelijk op te leggen, met daarnaast de genoemde bijzondere voorwaarde. 10.3 De overwegingen van de rechtbank Verdachte heeft op 30 juni 2008 zeer gevaarzettend gereden. Verdachte is met een auto met aanmerkelijke snelheid de [straat voorval] in [plaatsnaam] (L) opgereden. In deze straat heeft verdachte een auto rechts ingehaald, terwijl er aan de rechterzijde een auto geparkeerd stond. Door deze inhaalmanoeuvre is verdachte rakelings langs twee fietsers gereden, die vanuit een kruisende weg de [straat voorval] wilden oprijden. Toen verdachte op een later moment werd aangesproken op zijn gevaarzettende rijgedrag, is verdachte bedreigend geweest richting de slachtoffers. Door voornoemd verkeersgedrag heeft verdachte de verkeersveiligheid in ernstige mate in gevaar gebracht. Zowel de slachtoffers als ook verdachte mogen van geluk spreken dat de gevolgen niet ernstiger zijn geweest. Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het feit dat verdachte ter terechtzitting totaal geen inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn gedragingen. Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister nog niet eerder ter zake van soortgelijke delicten is veroordeeld, alsmede met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de overige persoonlijke omstandigheden zoals die door de raadsman ter terechtzitting naar voren zijn gebracht en zoals die blijken uit de over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportage. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het bewezenverklaarde feit onder 1 meest subsidiair een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 2 weken passend is. Tevens zal de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen, aangezien uit de wijze waarop het bewezenverklaarde feit onder 1 meest subsidiair is begaan, blijkt dat de verdachte niet in staat moet worden geacht om te kunnen gaan met de verantwoordelijkheid die het zijn van bestuurder van een motorrijtuig met zich meebrengt. De rechtbank heeft tevens kennis genomen van een voorlichtingsrapport betreffende verdachte, opgemaakt door de reclassering Nederland d.d. 16 oktober 2008. Uit dit rapport komt onder meer naar voren dat verdachte een persoon is die tot nog toe geen acceptabele invulling en structuur aan zijn leven heeft kunnen geven. Verdachte heeft veel stress en frustratie omtrent zijn financiële situatie, opleiding en huisvesting. Verdachte wil zijn situatie verbeteren, maar ziet niet in hoe hij dit kan realiseren zonder hulp. Daarnaast komt in het rapport naar voren dat de reclasseringsmedewerkers mevrouw [medewerker 1] en de heer [medewerker 2] het wenselijk achten, dat een psychologisch onderzoek bij verdachte wordt uitgevoerd, gelet op de agressieve en depressieve kenmerken die de reclasseringsmedewerkers bij verdachte hebben waargenomen. De reclassering adviseert de rechtbank een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een verplicht Reclasseringscontact ook indien dit inhoudt dat verdachte een diagnose/behandeling bij forensisch psychiatrische polikliniek Kaïros of een soortgelijke zorginstelling dient te volgen. De rechtbank kan zich vinden in bovenstaande bevindingen en acht en oplegging van bovengenoemde bijzondere voorwaarde geïndiceerd. Naast een voorwaardelijke werksstraf met de bijzondere voorwaarde zoals deze door de reclassering is geadviseerd, acht de rechtbank voor feit 2 een deels onvoorwaardelijke werkstraf passend en geboden. 11. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 18, 22c, 22d, 27, 57, 62, 91, 285. Wegenverkeerswet 1994 art. 5, 177, 179. BESLISSING De rechtbank: verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meest subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar. Met betrekking tot feit 1 meest subsidiair Veroordeelt verdachte tot 2 weken hechtenis; bepaalt dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden; bepaalt dat van deze bijkomende straf 3 maanden niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; Met betrekking tot feit 2 veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 40 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid; beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast; bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot 20 uren, bij niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 10 dagen vervangende hechtenis, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende die proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt dat verdachte een diagnose/behandeling bij forensisch psychiatrische polikliniek Kaïros of een soortgelijke zorginstelling dient te volgen; verstaat dat het onvoorwaardelijke gedeelte van de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid; beveelt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht en bepaalt dat de aftrek aldus zal geschieden dat tegenover één dag inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis welke verdachte heeft ondergaan twee uren taakstraf worden gesteld; heft op het bevel tot (de geschorste) voorlopige hechtenis met ingang van heden. Vonnis gewezen door mrs. A.J.M. Huisman-Kreijn, E.A.M. van Oorschot en M.J.H. van den Hombergh, rechters, van wie mr. A.J.M. Huisman-Kreijn voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P. van der Pijl als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 14 november 2008. Mr. E.A.M. van Oorschot is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. typ: PIJL