Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG5032

Datum uitspraak2008-09-09
Datum gepubliceerd2008-11-21
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers200.001. 472
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art 21 Rv, het hof is van oordeel dat beide ouders de verplichting ex art 21 Rv alle voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, niet hebben nageleefd en verbindt daaraan consequenties.


Uitspraak

9 september 2008 Familiekamer Zaaknummer 200.001.472 G E R E C H T S H O F T E A R N H E M Beschikking in de zaak van: [verzoekster], wonende te [woonplaats], verzoekster in het principaal beroep, verweerster in het incidenteel beroep, verder te noemen “de vrouw”, procureur mr. P.A.C. de Vries, tegen [verweerder], wonende te [woonplaats], verweerder in het principaal beroep, verzoeker in het incidenteel beroep, verder te noemen “de man”, procureur mr. J.M. Bosnak. 1 Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Almelo van 24 oktober 2007, uitgesproken onder zaaknummer 86059 / FA RK 07-379. 2 Het geding in het principaal en het incidenteel beroep 2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 22 januari 2008, is de vrouw in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De vrouw verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de man met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift in eerste aanleg aan de vrouw € 227,- per kind per maand dient te voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de hierna te noemen kinderen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans met ingang van een zodanig datum en een zodanig bedrag per maand per kind als het hof juist acht, kosten rechtens. 2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 29 februari 2008, heeft de man het verzoek in hoger beroep van de vrouw bestreden. Daarbij heeft de man tevens incidenteel beroep ingesteld. De man verzoekt het hof in het principaal beroep de verzoeken van de vrouw als zijnde ongegrond af te wijzen en in het incidenteel beroep, uitvoerbaar bij voorraad, de onder 1 genoemde bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de vrouw tot vaststelling ten laste van de man van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de hierna te noemen kinderen alsnog af te wijzen, kosten rechtens. 2.3 Daarop heeft de vrouw in het incidenteel beroep een verweerschrift ingediend, ingekomen ter griffie van het hof op 26 maart 2008, waarin zij het hof verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de man in het incidenteel beroep af te wijzen dan wel ongegrond te verklaren, alsmede de onder 1 genoemde bestreden beschikking te vernietigen en de verzoeken van de vrouw in principaal beroep toe te wijzen, kosten rechtens. 2.4 De mondelinge behandeling heeft op 24 juni 2008 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, de vrouw bijgestaan door mr. A.M. Kuipers, advocaat te Oldenzaal, en de man bijgestaan door mr. H. Versluis, advocaat te Vriezenveen. 2.5 Het hof heeft kennis genomen van de overige stukken, waaronder een brief met bijlage van 3 juni 2008 van de procureur van de vrouw, een brief met bijlage van 19 juni 2008 van de advocaat van de man, de met toestemming van het hof na de mondelinge behandeling ingekomen brieven, namelijk een brief met bijlagen van 4 juli 2008 van de advocaat van de vrouw, een brief van 11 juli 2008 van de advocaat van de man en een brief met bijlagen van 11 augustus 2008 van de advocaat van de vrouw. 3 De vaststaande feiten Ten aanzien van partijen 3.1 Uit de inmiddels verbroken relatie van partijen zijn geboren: - [kind 1] (verder te noemen “[kind 1]”), op [geboortedatum] 1994; - [kind 2] (verder te noemen “[kind 2]”), op [geboortedatum] 1996; - [kind 3] (verder te noemen “[kind 3]”), op [geboortedatum] 1998; - [kind 4] (verder te noemen “[kind 4]”), op [geboortedatum] 1999 en - [kind 5] (verder te noemen “[kind 5]”), op [geboortedatum] 2000, gezamenlijk te noemen “de kinderen”. De man heeft de kinderen erkend. De vrouw oefent alleen het gezag uit over de kinderen. 3.2 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Almelo op 22 mei 2007, heeft de vrouw verzocht een bijdrage van de man vast te stellen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 104,- per kind per maand, te vermeerderen met de helft van alle gemaakte en nog te maken bijzondere kosten, onder andere de behandelingskosten en de vervoerskosten, op eerste verzoek van de vrouw na toezending van de nota’s te voldoen, jaarlijks te verhogen met de wettelijke indexering. 3.3 Bij de bestreden -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de man met ingang van 22 mei 2007 dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met € 23,- per kind per maand. Ten aanzien van de man 3.4 Het belastbaar inkomen van de man bedraagt blijkens de jaaropgave 2007 € 26.296,-. 3.5 De lasten van de man bedragen per maand: - € 1.131,- aan hypotheekrente; - € 95,- aan overige eigenaarslasten; - € 271,75 aan ziektekosten in 2007: - € 138,- premie basisverzekering ZVW en aanvullende verzekering, - € 133,75 door werkgever afgedragen inkomensafhankelijke bijdrage ZVW. Het eigenwoningforfait van de woning bedraagt € 2.772,- per jaar. Ten aanzien van de vrouw 3.6 De vrouw vormt met de kinderen van partijen een gezin. De vrouw is tot 15 mei 2008 werkzaam geweest bij twee werkgevers, te weten [werkgever A] (verder te noemen “[werkgever A]”) en [werkgever B]. Haar belastbaar inkomen bij [werkgever A] bedroeg tot 15 mei 2008 blijkens de jaaropgave 2007 € 12.131,- per jaar. Haar belastbaar inkomen bij [werkgever B] bedraagt blijkens de jaaropgave 2007 € 18.605,- per jaar. De vrouw heeft recht op extra heffingskortingen, te weten kinderkorting, (aanvullende) combinatiekorting en (aanvullende) alleenstaandeouderkorting 4 De motivering van de beslissing 4.1 In geschil is de door de rechtbank met ingang van 22 mei 2007 vastgestelde bijdrage van € 23,- per kind per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. 4.2 Partijen zijn verdeeld over de behoefte van de kinderen en in hoeverre ieder van partijen in die behoefte dient bij te dragen. 4.3 Ingevolge artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. Het hof is van oordeel dat beide partijen deze verplichting niet hebben nageleefd en overweegt daartoe als volgt. 4.4 Allereerst heeft de vrouw gesteld dat de man zwarte neveninkomsten heeft en deze bewust verzwijgt in verband met de vaststelling van alimentatie. De man heeft dergelijke neveninkomsten in eerste aanleg bij de rechtbank en in zijn verweerschrift in hoger beroep ontkend. De bewijslast van het bestaan van dergelijke neveninkomsten rust op de vrouw. De vrouw heeft een rapport in hoger beroep in het geding gebracht waaruit blijkt dat de man beschikt over een volledig ingerichte huisslagerij en dat bestellingen van derden worden verwerkt en afgeleverd. Voorts heeft de vrouw onbestreden gesteld dat zij in de veertien jaren van haar relatie met de man gedurende enkele dagdelen per week heeft meegewerkt in de huisslagerij en dat er periodes van topdrukte waren zoals de zomerperiode met veel barbecuebestellingen, de winterslacht en de kerstperiode. Op grond van deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de vrouw, behoudens tegenbewijs van de man, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de man substantiële neveninkomsten heeft behaald uit zijn werkzaamheden als thuisslager. De man heeft echter geen tegenbewijs aangeboden. Hij heeft daarentegen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep erkend dat hij enige neveninkomsten behaalde uit vleesleveranties van gemiddeld € 50,- per maand. Het hof acht dit laatstgenoemde bedrag van € 50,- per maand gelet op de hierboven genoemde feiten en omstandigheden en hetgeen de vrouw heeft aangevoerd geheel ongeloofwaardig en gaat bij gebreke van nadere gegevens uit van het door de vrouw aan de hand van het klantenbestand berekende en gestelde bedrag van € 1.000,- netto per maand. 4.5 Voorts heeft de vrouw gesteld dat de man samenwoont met zijn nieuwe partner [partner van de man] (verder te noemen “[partner van de man]”) en dat [partner van de man] daarom dient bij te dragen in de woonlasten van de man. Ook ten aanzien van de samenwoning van de man rust de bewijslast op de vrouw. In het in de vorige rechtsoverweging genoemde rapport is verslag gedaan van een onderzoek naar een mogelijke samenwoning van de man. Weliswaar heeft de man in algemene termen afstand genomen van het door het onderzoeksbureau gebruikte kwalificaties en sympathieën voor het standpunt van de vrouw, maar de man heeft de weergave van de observaties in het rapport niet betwist. Het hof houdt bij zijn oordeelsvorming dan ook rekening met die observaties. Bij deze stand van zaken acht het hof aannemelijk dat [partner van de man] structureel en gedurende lange tijd verblijf houdt bij de man, hetgeen door het hof bestempeld wordt als samenwoning. 4.6 De vrouw is bij gelegenheid van de mondelinge behandeling verzocht nader inzicht te verschaffen in haar financiële situatie door het indienen van stukken betreffende haar inkomsten en noodzakelijke lasten. Bij brief van 4 juli 2008 heeft de vrouw een achttal producties ingediend ter verificatie van haar financiële situatie. Hierop heeft de man bij brief van 11 juli 2008 gereageerd en zich op het standpunt gesteld dat de vrouw geen getrouw beeld van haar inkomsten heeft gegeven. Volgens de man zou de vrouw al vanaf september 2007 bedrijfsmatig in haar woning in de weekenden gehandicapte kinderen opvangen. Met deze opvang zou de vrouw inkomsten verwerven, aldus de man. Bij brief van 11 augustus 2008 erkent de vrouw dat zij met de opvang van gehandicapte kinderen overige inkomsten niet uit dienstbetrekking heeft genoten. 4.7 Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof beide partijen uitdrukkelijk gewezen op het bepaalde van artikel 21 Rv en zijn partijen uitdrukkelijk de consequenties voorgehouden van het niet naleven van genoemd artikel. Gelet op het hiervoor onder 4.4 tot en met 4.6 overwogen is het hof van oordeel dat zowel de man als de vrouw desondanks de in artikel 21 Rv verwoorde verplichting niet heeft nageleefd. Nu het hof geen getrouw beeld van de huidige financiële situaties van partijen heeft gekregen, acht het hof het onmogelijk een waarheidsgetrouwe draagkrachtvergelijking te maken. Het hof gaat er dan ook bij gebrek aan verifieerbare gegevens van uit dat ieder van partijen de helft van de kosten van de kinderen voor zijn rekening neemt. Gelet hierop dient het hof alvorens over te gaan tot vaststelling van een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen de behoefte van de kinderen vast te stellen, nu partijen daarover van mening verschillen. 4.8 Het hof hanteert voor de vaststelling van de behoefte van kinderen de tabel "Eigen aandeel van ouders in de kosten van kinderen" voor 2006 die behoort bij het rapport Alimentatienormen van de werkgroep Alimentatienormen. Uitgangspunt voor de bepaling van de behoefte van een kind is de aanbeveling van de werkgroep Alimentatienormen om uit te gaan van het gezinsinkomen van de ouders ten tijde van hun samenwoning dan wel het latere inkomen van de onderhoudsplichtige ouder als dat nadien hoger is. 4.9 Het gezamenlijk netto gezinsinkomen uit dienstverband ten tijde van de samenwoning berekent het hof aan de hand van de jaaropgaven 2006 van partijen en rekening houdend met de extra heffingskortingen waar partijen aanspraak op hadden, op € 3.553,- per maand. Gelet op het hiervoor onder 4.4 overwogen houdt het hof bij de berekening van het gezamenlijk netto gezinsinkomen eveneens rekening met neveninkomsten van de man ten tijde van de samenwoning van € 1.000,- netto per maand, zodat het totale netto gezinsinkomen tijdens de samenwoning op € 4.553,- per maand kan worden gesteld. Gesteld noch gebleken is dat het huidig netto inkomen van de man hoger is dan dit gezinsinkomen. Op basis van de tabel 2006 berekent het hof de behoefte van kinderen aan een bijdrage van de ouders op ten minste de door de vrouw gestelde behoefte van € 1.425,- per maand, ofwel € 285,- per kind per maand. 4.10 Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden en van hetgeen hiervoor is overwogen stelt het hof de door de man met ingang van 22 mei 2007 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vast op € 142,50 per kind per maand. 5 De slotsom 5.1 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te beslissen als na te melden. 5.2 Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure de bijdrage aan de uit die relatie geboren kinderen betreft. 6 De beslissing Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel beroep: vernietigt de beschikking van de rechtbank Almelo van 24 oktober 2007, en opnieuw beschikkende: bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 22 mei 2007 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 142,50 per kind per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad; compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt; wijst het meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mrs. G.P.M. van den Dungen, G.J. Rijken en C.W.P. van Gelder, bijgestaan door mr. J. de Ruiter-Kok als griffier, en is op 9 september 2008 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.