Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6266

Datum uitspraak2008-12-05
Datum gepubliceerd2008-12-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/850610-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Medeplegen van het verkopen van XTC-pillen en het aanwezig hebben van XTC-pillen ,op Solar-festival. Verdachte en de medeverdachte verbleven samen in een tent op het Solar-festival. De doorzoeking van deze ruimte met toestemming van de medeverdachte heeft niet onrechtmatig plaatsgevonden. De tent is aan te merken als een woning in de zin van Algemene wet op het binnentreden (Awbi). Blijkens de wetsgeschiedenis van de Awbi is voor het binnentreden de toestemming van één bewoner in beginsel voldoende. Uit die toestemming kan het gerechtvaardigde vermoeden worden afgeleid dat de overige bewoners instemmen met dit binnentreden.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/850610-08 Uitspraak d.d. : 5 december 2008 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [verdachte] geboren op : [geboortedatum] adres : [adres] plaats : [woonplaats] 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 november 2008. 2. De tenlastelegging De verdachte staat terecht ter zake dat: 1. hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 8 augustus 2008 tot en met 10 augustus 2008 in de gemeente Roermond, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt een aantal XTC-pillen, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; (art. 2 van de Opiumwet) 2. hij in of omstreeks de periode van 8 augustus 2008 tot en met 10 augustus 2008 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 35,5 en/of 245 en/of 983, althans een (groot) aantal XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; (art. 2 van de Opiumwet). Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 7. Bewijsoverwegingen 7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 21 november 2008 gevorderd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. Naar zijn mening kan het aanwezig hebben van de in de tenlastelegging vermelde hoeveelheden pillen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Volgens de officier van justitie hebben verdachte en de [medeverdachte] de feiten 1 en 2 in vereniging gepleegd, gelet op het aantreffen van de grote hoeveelheid pillen in de tent waar beide verdachten sliepen en gelet het sms-je dat verdachte heeft ontvangen. Voorts is bij verdachte en de medeverdachte veel geld aangetroffen. Blijkens het onderzoek door het NFI betreffen de aangetroffen pillen MDMA. De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat de tent van de verdachten kan worden aangemerkt als een woning en dat de politie daarom aan de [medeverdachte] toestemming heeft gevraagd en gekregen om de tent te doorzoeken. Dat verdachte ook in die tent sliep en geen toestemming heeft gegeven, dient niet tot bewijsuitsluiting te leiden. [medeverdachte] was immers bevoegd om de toestemming te geven. De vraag of de aanhouding van verdachte rechtmatig was, is reeds bij de rechter-commissaris behandeld. Verdachte is, nadat de rechter-commissaris de aanhouding en de daaropvolgende inverzekeringstelling onrechtmatig heeft geacht, vervolgens gewoon in bewaring gesteld, aldus de officier van justitie. De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 en 2. De raadsman heeft daartoe -zakelijk weergegeven- het navolgende aangevoerd. Het is algemeen bekend dat op een festival als Solar XTC wordt gebruikt en dat men soms wat uitdeelt. Het op zak hebben van een paar pillen wordt getolereerd. Verdachte is hardwerkend en heeft een goede baan. Enkel op dit soort feesten gebruikt hij wel eens wat pillen. Op dat moment besefte hij niet dat hij grensoverschrijdend bezig was. Achteraf wel. De aanhouding van verdachte was onrechtmatig nu er onvoldoende verdenking was toen verdachte werd aangehouden. De rechter-commissaris kwam eerder ook tot deze conclusie, maar heeft vervolgens toch de bewaring bevolen. Het enkel weglopen door verdachte toen [medeverdachte] werd aangehouden, is onvoldoende verdenking om hem als verdachte van enig strafbaar feit aan te merken. De inbeslaggenomen pillen en de verklaring van verdachte zijn derhalve onrechtmatig verkregen en bewijsuitsluiting dient te volgen. Voorts heeft de doorzoeking van de tent zonder toestemming van verdachte plaatsgevonden. De vraag bestaat dus of er een machtiging tot binnentreden van een woning vereist was. De wet geeft geen uitleg van het begrip ‘woning’. Naar de mening van de raadsman dient een tent evenwel als een woning te worden aangemerkt. De politie heeft aan [medeverdachte] wel toestemming gevraagd om de tent te doorzoeken. De politie voelde dus ook een drempel en beschouwde de tent als woning. De politie wist toen ook dat er een tweede verdachte was, want men was op dat moment op zoek naar verdachte. Op verdachte rustte dus ook al een verdenking ten tijde van het doorzoeken van de tent. Nu [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte de tent had gekocht en verdachte heeft verklaard dat de tent van hem was, had de politie ook de toestemming van verdachte moeten krijgen. De tas met pillen in de tent is dus onrechtmatig verkregen en dient van het bewijs te worden uitgesloten. Voorts is er geen sprake van medeplegen, aangezien verdachte niet wist dat [medeverdachte] zoveel pillen had. De raadsman heeft in dit verband verwezen naar twee uitspraken (LJN BA9485 en LJN BC6157). Nu er geen sprake is van medeplegen, verdachte niet opzettelijk de XTC-pillen voorhanden heeft gehad en er onrechtmatigheden jegens verdachte hebben plaatsgevonden, dient verdachte te worden vrijgesproken van feit 1 en 2, aldus de raadsman. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat enkel het bezit van 35,5 XTC-pillen bewezen kan worden verklaard. Bij deze hoeveelheid kan niet van een dealerindicatie worden gesproken. Er zijn geen getuigen die verklaren dat verdachte zou hebben gedeald. Hij gebruikt zelf op een feest ongeveer 5 pillen per dag, dus hij zou er 20 over hebben gehad. Dat wordt dan onderling een beetje uitgedeeld. Het door de officier van justitie aangehaalde sms-bericht dat verdachte op zijn gsm heeft ontvangen, kan niet tot het bewijs bijdragen dat hij zou hebben gedeald. 7.2 (Samenvatting van de) bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat verdachte onrechtmatig is aangehouden, overweegt de rechtbank vooreerst als volgt. De rechter-commissaris heeft bij de beoordeling van de inverzekeringstelling geoordeeld dat deze onrechtmatig was, nu er op het moment van aanhouding onvoldoende verdenking was. De rechter-commissaris heeft verdachte onmiddellijk in vrijheid gesteld en vervolgens de inbewaringstelling van verdachte bevolen. Nu de onrechtmatige aanhouding een vormverzuim betreft dat reeds door de rechter-commissaris is getoetst, betreft het geen vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering dat vervolgens nogmaals door de zittingsrechter kan worden getoetst. De rechtbank gaat mitsdien aan dit verweer voorbij. De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door de Regiopolitie Limburg-Noord, District Midden-Limburg, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL233F/08-004925, gedateerd 6 september 2008 en de daarbij behorende bijlagen (tevens een doorlopend genummerde ‘print van scan 30-09-2008 van origineel’, pagina 1 t/m 114). Ten aanzien van feit 1: - de verklaring van verdachte bij de politie, dat hij de bij hem aangetroffen XTC-pillen van de [medeverdachte] heeft gekregen en dat hij zelf wel eens XTC-pillen weg geeft ; - de verklaring van de [medeverdachte] bij de politie dat hij ‘snoepjes’ heeft uitgedeeld; - het Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie in de zaak contra [verdachte] (GL-codes 386.655, 386.656, 386.651), d.d. 28 augustus 2008, door A.J. Poortman-van der Meer als vast gerechtelijk deskundige op ambtsbelofte opgemaakt, weergegeven op pagina 60 en 61; - het Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie in de zaak contra [medeverdachte] (GL-codes 386.650, 386.649, 386.648, 386.647, 386.646, 386.645, 386.644), d.d. 28 augustus 2008, door A.J. Poortman-van der Meer als vast gerechtelijk deskundige op ambtsbelofte opgemaakt, weergegeven op pagina 48 en 49; - de kennisgevingen van inbeslagneming ; - het proces-verbaal van bevindingen betreffende het uitlezen van de gsm van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte op 11 augustus 2008 om 00.15 uur het sms-bericht heeft ontvangen “He Remi, bedankt voor de goede shit (…)”, en op 10 augustus 2008 om 19.19 uur respectievelijk 18.24 uur de sms-berichten “waar ben je man, die dinge zijn goed man” en “Hey mister snoepie ik heb een klant voor je (…)”. Gelet op de verklaring van verdachte dat hij de bij hem aangetroffen 35,5 XTC-pillen van de [medeverdachte] heeft gekregen en dat hij zelf ook pillen heeft weggegeven van de hoeveelheid pillen die [medeverdachte] hem gaf, en gelet op de verklaring van de [medeverdachte] dat hij ‘snoepjes’ heeft uitgedeeld, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] XTC-pillen heeft afgeleverd en verstrekt. Ook de verkoop van de XTC-pillen door verdachte, zij het op veel geringere schaal dan [medeverdachte], acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, zulks tezamen en in vereniging met [medeverdachte]. [medeverdachte] was immers degene die de pillen aan verdachte heeft verstrekt. Verdachte liep op zondagavond nog over het festivalterrein met 35,5 pillen op zak. Een hoeveelheid die onmogelijk als voor eigen gebruik kan worden beschouwd, temeer daar de laatste dag/avond van het festival inmiddels was aangebroken. Verder had verdachte lege gripzakjes bij zich, evenzo niet voor eigen gebruik bestemd. Ook was het verdachte die smsjes ontving in de avond van 10 augustus 2008 en de nacht van 10 op 11 augustus 2008, die de rechtbank niet anders kan verstaan dan betrekking hebbend op geleverde en verkochte XTC en die bovendien zagen op nieuwe klanten. De rechtbank acht verdachtes verklaring dat hij enkel pillen heeft weggegeven in het licht van het vorenstaande dan ook niet aannemelijk. Ten aanzien van feit 2: Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat de doorzoeking van de tent onrechtmatig heeft plaatsgevonden nu verdachte daarvoor geen toestemming heeft gegeven, overweegt de rechtbank als volgt. Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de tent van verdachte en [medeverdachte] is aan te merken als een woning in de zin van Algemene wet op het binnentreden (Awbi), gelet op de daaraan gegeven bestemming. Met betrekking tot de vraag of de politie om de tent te doorzoeken naast de toestemming van [medeverdachte] ook de toestemming van verdachte nodig had, overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 1, eerste lid, eerste volzin, van de Awbi luidt als volgt. Degene die bij of krachtens de wet belast is met de opsporing van strafbare feiten of enig ander onderzoek, met de uitvoering van een wettelijk voorschrift of met het toezicht op de naleving daarvan, dan wel een bevoegdheid tot vrijheidsbeneming uitoefent, en uit dien hoofde in een woning binnentreedt, is verplicht zich voorafgaand te legitimeren en mededeling te doen van het doel van het binnentreden. Artikel 1, vierde lid, van de Awbi luidt: De persoon, bedoeld in het eerste lid, die met toestemming van de bewoner wenst binnen te treden, vraagt voorafgaand aan het binnentreden diens toestemming. De toestemming moet blijken aan degene die wenst binnen te treden. Vast staat dat [medeverdachte] toestemming heeft gegeven om de tent te doorzoeken en dat verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte] in de betreffende tent sliep . Blijkens de wetsgeschiedenis van de Awbi is voor het binnentreden de toestemming van één bewoner in beginsel voldoende. Uit die toestemming kan het gerechtvaardigde vermoeden worden afgeleid dat de overige bewoners instemmen met dit binnentreden (Kamerstukken II 1984/85, 19073, nrs. 1-3, p. 10). Daarnaast blijkt op geen enkele wijze dat het bij de politie op het moment van de (gevraagde toestemming voor de) doorzoeking bekend was dat de tent door meerdere personen werd gebruikt. Toestemming van een derde ([verdachte]) was derhalve niet aan de orde. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het doorzoeken van de tent met de toestemming van [medeverdachte] niet onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Het verweer treft derhalve geen doel. - De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 november 2008; - de kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt en ondertekend door de [verbalisant], relaterende de inbeslagneming op 10 augustus 2008 onder [verdachte] van in totaal 35,5 XTC-pillen (GL-codes 386.655, 386.656 en 386.651), weergegeven op pagina 2 t/m 4; - het Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie in de zaak contra [verdachte] (GL-codes 386.655, 386.656, 386.651), d.d. 28 augustus 2008, door A.J. Poortman-van der Meer als vast gerechtelijk deskundige op ambtsbelofte opgemaakt, weergegeven op pagina 60 en 61. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij 35,5 XTC-pillen bij zich had. Voorts heeft hij verklaard dat hij niet wist dat de [medeverdachte] de overigens ten laste gelegde hoeveelheid pillen bij zich had noch dat er zo’n hoeveelheid pillen in hun tent lag. Gelet op de inhoud van het dossier alsmede gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor het aanwezig hebben van de overige 245 en 983 pillen (tezamen met [medeverdachte]). Het aantreffen van de pillen in hun gezamenlijke tent acht de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring te concluderen. Verdachte zal voor deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 35,5 XTC-pillen in zijn bezit heeft gehad. Nu verdachte deze pillen van [medeverdachte] had ontvangen en [medeverdachte] derhalve niet langer de beschikking had over die pillen, zal de rechtbank verdachte ten aanzien van deze 35,5 pillen vrijspreken van de tenlastegelegde medeplegen-variant. 7.4 Bewezenverklaring Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij meermalen in de periode van 8 augustus 2008 tot en met 10 augustus 2008 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en verstrekt een aantal XTC-pillen, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. hij in de periode van 8 augustus 2008 tot en met 10 augustus 2008 in de gemeente Roermond, opzettelijk aanwezig heeft gehad 35,5 XTC-pillen, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Kwalificatie Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven: T.a.v. feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet juncto artikel 47 en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht. T.a.v. feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod. Het misdrijf sub 2 is strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet. 9. De strafbaarheid van verdachte De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 10. De straffen en/of maatregelen 10.1 De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 21 november 2008 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. De officier van justitie heeft ter onderbouwing van zijn eis aangevoerd dat het ernstige feiten betreffen gelet op de grote hoeveelheden pillen. Voorts heeft hij bij zijn eis rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor een soortgelijk feit. 10.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft aangevoerd dat nu er onvoldoende bewijs bestaat voor een dealerindicatie, verdachte in de onderste categorie van de oriëntatiepunten valt. Dit zou neerkomen op een gevangenisstraf van 1 maand ofwel een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis. Nu verdachte al 10 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten, blijft een werkstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis over. 10.3 De overwegingen van de rechtbank Verdachte is (met de [medeverdachte]) naar Roermond gekomen om daar het Solar festival bij te wonen. Verdachte heeft naar eigen zeggen op dit feest pillen gekregen van [medeverdachte]. Hij hield deze pillen bij zich voor eigen gebruik en heeft ook pillen uitgedeeld. De rechtbank is van oordeel dat met name het eerste feit, te weten het verkopen, afleveren en verstrekken van XTC-pillen, een ernstig feit betreft. De rechtbank is immers van oordeel dat harddrugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren opleveren voor de gezondheid van die gebruikers, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De rechtbank rekent verdachte daarbij evenwel een veel geringere rol toe dan [medeverdachte]. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld. Bovendien heeft verdachte er ter zitting blijk van gegeven dat hij de onjuistheid van zijn handelen inziet. Ten slotte houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf met een onvoorwaardelijk deel. Nu verdachte van de grootste hoeveelheden onder feit 2 wordt vrijgesproken, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. 10.4 Teruggave aan verdachte Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer inbeslaggenomen is: 08-004925 4 Euro - 4x50 8x20 5x10 6x5 euro en 6 euro muntgeld. Nu verdachte weliswaar wordt veroordeeld voor de handel in XTC-pillen, blijkt uit de bewijsmiddelen evenwel niet dat verdachte daarmee een redelijke som geld heeft verdiend. Gelet op de geringe schaal waarop verdachte heeft gehandeld, het gebrek aan inzicht in enig financieel gewin en het ter zitting overgelegde overzicht van girorekeningen van verdachte waaruit blijkt dat hij op 7 augustus 2008 € 460,00 en € 1.564,56 heeft gepind waarmee een legale herkomst van het bij verdachte aangetroffen geld kan blijken, wordt met betrekking tot deze voorwerpen niet (meer) voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. Deze voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan degene aan wie het toebehoort, in deze verdachte. 11. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 24, 27, 47, 57, 91, Opiumwet art. 2, 10. BESLISSING De rechtbank: verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1 en 2 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 90 dagen; bepaalt dat van deze vrijheidsstraf 77 dagen niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; veroordeelt verdachte tot een taaktraf, te weten een werkstraf voor de duur van 150 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid; beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast; verstaat dat de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid; gelast de teruggave aan verdachte van: 08-004925 4 Euro - 4x50 8x20 5x10 6x5 euro en 6 euro muntgeld. Vonnis gewezen door mrs. L.P. Bosma, N.I.B.M. Buljevic en E.J.H.G. van Binnebeke, van wie mr. L.P. Bosma voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.E.A. van Eijk-Bronkhorst als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank voornoemd op 5 december 2008. Mr. E.J.H.G. van Binnebeke is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.