Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1562

Datum uitspraak2008-12-02
Datum gepubliceerd2009-02-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers08-319
Statusgepubliceerd


Indicatie

.


Uitspraak

beschikking RECHTBANK ARNHEM Wrakingskamer Rol/rekestnummer: 08/319 Beschikking van 19 december 2008 inzake [verzoeker], wonende te Wolfheze, verzoeker tot wraking, en [gewraakte], in zijn hoedanigheid van voorzitter van de wrakingskamer 1. De procedure Bij schrijven van 3 december 2008 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de nieuwe voorzitter van de wrakingskamer, [gewraakte]. Bij ongedateerd schrijven heeft [gewraakte] aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft hij zijn zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek uiteengezet. Bij brief van 5 december 2008 is verzoeker opgeroepen bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 15 december 2008 aanwezig te zijn en is hem een kopie van de reactie van [gewraakte] gezonden. Per fax van 15 december 2008 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de behandelend voorzitter van de wrakingskamer. Op 15 december 2008 is het wrakingsverzoek gericht tegen [gewraakte] ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker en [gewraakte] zijn niet verschenen. 2. Eerdere wrakingsverzoeken Het onderhavige wrakingsverzoek is gedaan in een zaak die in behandeling is bij de kantonrechter in Wageningen. Inmiddels heeft die zaak geleid tot een vijftal wrakingsverzoeken. Eerst is de behandelend kantonrechter [betrokkene] door verzoeker gewraakt. Vervolgens heeft verzoeker [betrokkene 2] in haar hoedanigheid als voorzitter van de wrakingskamer gewraakt. Verzoeker heeft vervolgens [betrokkene 3] gewraakt in zijn hoedanigheid als voorzitter van de wrakingskamer, die het wrakingsverzoek tegen [betrokkene 2] zou behandelen. Nadat [betrokkene 3] in de wraking had berust, heeft verzoeker diens opvolger [gewraakte] gewraakt, welk verzoek heeft geleid tot de onderhavige wrakingsprocedure. Ten slotte heeft verzoeker in deze procedure de behandelend voorzitter van de wrakingskamer gewraakt. 3. Wettelijk kader 3.1 Gelet op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. 3.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM (en artikel 14 lid 1 IVBPR) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. 4. Wrakingsverzoek behandelend voorzitter wrakingskamer d.d. 15 december 2008 4.1 Alvorens over te gaan tot inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek gericht tegen [gewraakte], dient aan de orde te komen het wrakingsverzoek binnengekomen per fax op 15 december 2008 gericht tegen de behandelend voorzitter van onderhavige wrakingskamer. 4.2 Een wrakingsverzoek moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die de persoon van de rechter of zijn optreden als rechter betreffen. Niet is gebleken dat verzoeker zich voor het indienen van voornoemd wrakingsverzoek heeft vergewist van de naam van de behandelend voorzitter van de wrakingskamer van 15 december 2008. Geconstateerd moet dan ook worden dat verzoeker heeft verzuimd concrete, op de persoon van de rechter of diens optreden betrekking hebbende gronden voor de wraking te noemen en dat het verzoek niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Gelet op hetgeen hiervoor over het verloop van de procedure en de eerdere wrakingsverzoeken in deze procedure is vermeld, lijkt het er verder op dat verzoeker met zijn wrakingsverzoek van 15 december 2008 geen ander doel voor ogen lijkt te hebben dan het wraken om het wraken zelf, hetgeen misbruik van dit instrument oplevert. Daarom zal het wrakingsverzoek van 15 december 2008 niet in behandeling worden genomen. 4.3 Het vorenstaande is niet anders nu verzoeker aanvoert dat de nieuwe voorzitter van de wrakingskamer handelt in strijd met artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Nu de initiƫle wraking heeft plaatsgevonden in een procedure voor de kantonrechter, zijn op de wrakingsprocedure de desbetreffende regels van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering van toepassing. Daartoe behoort niet artikel 8:58 van de Awb. Deze klacht mist dan ook elke grond. 5. Wrakingsverzoek [gewraakte] d.d. 3 december 2008 5.1 In zijn verzoek van 15 december 2008 heeft verzoeker aangegeven dat hij erop vertrouwt dat hangende het wrakingsverzoek tegen de behandelend voorzitter van de wrakingskamer de mondelinge behandeling op 15 december 2008 om 16.30 uur wordt opgeschort. Dit verzoek is, voor zover dit moet worden opgevat als een verzoek om aanhouding, op 15 december 2008 afgewezen. Op diezelfde datum is diverse malen geprobeerd per fax aan verzoeker mede te delen dat hem geadviseerd wordt bij de behandeling van de wrakingsverzoeken aanwezig te zijn om een mondelinge toelichting te geven. Uit de faxrapporten blijkt echter dat deze faxen verzoeker niet hebben bereikt omdat de faxlijn bezet was dan wel de lijn geen signaal gaf. Omdat de communicatie tussen verzoeker en de rechtbank telkenmale geschiedt via de fax, komt het voor rekening en risico van verzoeker dat hij de fax niet tijdig heeft ontvangen en mogelijk daardoor niet ter zitting is verschenen. In de gegeven omstandigheden heeft verzoeker er niet vanuit mogen gaan dat door de enkele mededeling zijnerzijds - dat hij er op vertrouwt dat de behandeling wordt opgeschort - de behandeling ter zitting daadwerkelijk niet door zou gaan. 5.2 Verzoeker stelt zich op het standpunt dat niet uitgesloten is dat [gewraakte] enige vooringenomenheid heeft. Reden hiervoor is dat [gewraakte] betrokken is geweest als voorzitter bij een, naar de mening van verzoeker onjuist afgedaan, eerder wrakingsverzoek van verzoeker en voorts dat [gewraakte] in 1986 als griffier betrokken is geweest bij een oude procedure van verzoeker die thans deel uit maakt van de hoofdzaak bij de gewraakte kantonrechter [betrokkene]. In die oude procedure heeft [gewraakte] met diverse partijen overleg gevoerd, aldus verzoeker. Voorts heeft verzoeker in zijn wrakingsverzoek vermeld dat de president van deze rechtbank hierover onjuiste informatie heeft verstrekt. 5.3 [gewraakte] kan zich met verzoekers standpunt niet verenigen. Noch de behandeling van een eerder wrakingsverzoek van verzoeker, noch zijn betrokkenheid bij de door verzoeker genoemde zaak uit 1986 als griffier - die volgens [gewraakte] beperkt was tot het fungeren als griffier - staan er volgens hem aan in de weg dat hij thans als voorzitter van de wrakingskamer een onpartijdig oordeel over de onderhavige wrakingszaak geeft. 5.4 De rechtbank is van oordeel dat verzoeker heeft aangetoond dat [gewraakte] inderdaad in 1986 griffier is geweest in een eerdere procedure van verzoeker. Dit levert echter zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen grond op voor de conclusie dat [gewraakte] in de onderhavige wrakingskwestie vooringenomen zou zijn en daarover niet onpartijdig zou kunnen oordelen. Met name ontbreekt enige concrete, begrijpelijke motivering waaruit kan volgen dat de beweerde contacten tussen [gewraakte] als griffier en de door verzoeker in zijn verzoek genoemde personen aan een onpartijdig oordeel van [gewraakte] in de onderhavige wrakingszaak in de weg zou staan. Deze wrakingsgrond kan gelet hierop niet slagen. 5.5 Ook de omstandigheid dat [gewraakte] als voorzitter van de wrakingskamer een eerder wrakingsverzoek van verzoeker heeft behandeld, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, onvoldoende ter rechtvaardiging van de conclusie dat [gewraakte] in de onderhavige wrakingsprocedure geen onpartijdig oordeel kan geven. Ook deze wrakingsgrond faalt derhalve. 5.6 Een onjuiste mededeling van de president van deze rechtbank over de hiervoor, onder 5.4, besproken betrokkenheid van [gewraakte] als griffier bij de bedoelde procedure uit 1986 maakt - veronderstellenderwijs ervan uitgaand dat de president daarover inderdaad een onjuiste mededeling heeft gedaan, hetgeen niet vaststaat - op zichzelf evenmin dat getwijfeld moet worden aan de onpartijdigheid van [gewraakte] Verzoeker heeft ook deze wrakingsgrond onvoldoende toegelicht, zodat ook deze moet worden verworpen. 5.7 Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen. 5.8 Voorts zal de rechtbank op de voet van art. 39 lid 4 Rv bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen. Daartoe wordt overwogen, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor daaromtrent is overwogen, dat het verzoeker in deze zaak in elk geval inmiddels alleen nog lijkt te gaan om wraken om het wraken zelf, hetgeen misbruik van procesrecht oplevert. 6. De beslissing De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af. bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen. Deze beschikking is gegeven door mrs. P.J. Wiegman, C. van Linschoten en C.M.E. Lagarde en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.M.B. van Eeten uitgesproken op 19 december 2008. de griffier de voorzitter Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.