Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7630

Datum uitspraak2009-09-14
Datum gepubliceerd2009-09-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000754-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is ter zake van diefstal, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren. Tevens heeft het hof de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelast, met dien verstande dat de opgelegde gevangenisstraf is omgezet in een werkstraf.


Uitspraak

Parketnummer: 24-000754-08 Parketnummer eerste aanleg: 17-820043-08 en 17/810809-07 (tul) Arrest van 14 september 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 11 maart 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1961] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. J. Pieters, advocaat te Harlingen. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het aan verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en haar ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd de proeftijd van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf met één jaar te verlengen. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat: zij op of omstreeks 11 januari 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], meermalen, in elk geval eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander dan aan verdachte, en wel: - in/uit een winkel, gelegen aan of bij de [straatnaam], aldaar, een nagellak remover-stift en/of een stompkaars en/of ballerina slofjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], en/of - in/uit een winkel, gelegen aan of bij de [straatnaam], aldaar, een reep chocola en/of een blikje drinken en/of een fles / blik ranja en/of een pak koekjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], en/of - in/uit een winkel, Bonzo hondenvoer en/of een pak koffie-pads en/of twee pakjes kattenvoer Sheba en/of drie bosjes tulpen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl tijdens het plegen van dit feit nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert een veroordeling van verdachte wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, althans een van de in artikel 43b van het Wetboek van Strafrecht omschreven artikelen, in kracht van gewijsde is gegaan. Verweer raadsman De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen haar is ten laste gelegd omdat de betrokken opsporingsambtenaar gebruik heeft gemaakt van de bijzondere opsporingsbevoegdheid van stelselmatige observatie door het gericht achtervolgen van verdachte, terwijl er op dat moment nog geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. De aldus verkregen bewijsmiddelen dienen daarom naar de mening van de raadsman uitgesloten te worden van het bewijs. Het hof overweegt als volgt. Ter beantwoording van de vraag of er sprake is van stelselmatige observatie - welke bijzondere opsporingsbevoegdheid geregeld is in artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering - is een aantal elementen van belang, te weten onder andere de duur, de plaats, de intensiteit en frequentie van de observatie. Deze elementen zijn ieder voor zich, maar met name in combinatie, bepalend voor de beoordeling van de vraag of er een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven wordt verkregen, met andere woorden of er sprake is van stelselmatige observatie. Nu de opsporingsambtenaar verdachte heeft gevolgd terwijl verdachte zich bevond in openbare ruimtes, te weten winkelbedrijven, en dit volgen slechts gedurende een korte tijd, circa een half uur, heeft plaatsgevonden, is er naar het oordeel van het hof geen sprake van stelselmatige observatie. De betreffende arrestantenverzorger, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar van politie, was op basis van artikel 2 van de Politiewet bevoegd verdachte korte tijd te volgen en haar, na constatering van de strafbare feiten, op heterdaad aan te houden. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen. Bewezenverklaring Het hof acht bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: zij op 11 januari 2008 te [plaats], in de gemeente [gemeente], meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, en wel: - uit een winkel, gelegen aan de [straatnaam], aldaar, een nagellak remover-stift en een stompkaars en ballerina slofjes, toebehorende aan [slachtoffer 1], en - uit een winkel, gelegen aan de [straatnaam], aldaar, een reep chocola en een blikje drinken en een fles ranja en een pak koekjes, toebehorende aan [slachtoffer 2], en - uit een winkel, Bonzo hondenvoer en een pak koffie-pads en twee pakjes kattenvoer Sheba en drie bosjes tulpen, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl tijdens het plegen van dit feit nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert een veroordeling van verdachte wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, althans een van de in artikel 43b van het Wetboek van Strafrecht omschreven artikelen, in kracht van gewijsde is gegaan. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: diefstal, meermalen gepleegd. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft de straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op het volgende. Verdachte heeft zich op 11 januari 2008 schuldig gemaakt aan diefstal van goederen bij een drietal winkelbedrijven. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat voor winkeliers veel hinder en schade oplevert. Daarnaast heeft verdachte door aldus te handelen inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van deze winkeliers. Uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 26 mei 2009, blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld wegen het plegen van diefstallen en dat zij tevens nog in een proeftijd liep van een haar eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf in beginsel passend is. Verdachte heeft evenwel ter terechtzitting van het hof verklaard dat haar leven sinds het plegen van deze feiten een positieve wending heeft genomen. Na het overlijden van haar ouders - hetgeen uiteraard voor verdachte een ingrijpende gebeurtenis is geweest - heeft verdachte de verantwoordelijkheid gekregen over het boerenbedrijf van haar ouders. Verdachte heeft aangegeven dat dit haar een positieve impuls heeft gegeven en dat ze hiermee een doel in haar leven heeft gekregen. Indien verdachte de komende periode laat zien dat ze de verantwoordelijkheid voor dit bedrijf aankan, kan verdachte - zoals zij stelt - dit bedrijf in eigendom verkrijgen. Door deze nieuwe impuls en door de contacten die verdachte door het exploiteren van de manege heeft, voelt verdachte zich volgens haar zeggen dusdanig sterk dat ze al langere tijd geen heroïne meer gebruikt. Verdachte gebruikt nog wel methadon, maar zij is voornemens het gebruik daarvan in de toekomst af te bouwen. Ook uit het, door de raadsman overgelegde, afloopbericht toezicht van Verslavingszorg Noord Nederland, d.d. 22 mei 2009, blijkt dat verdachte gemotiveerd is haar leven een andere wending te geven. Nu verdachte na jarenlang drugsgebruik en vele justitiële contacten gemotiveerd is haar leven op orde te brengen en ze hierin ook reeds deels geslaagd is, is het hof van oordeel dat aan verdachte de gelegenheid moet worden geboden verdere invulling te geven aan de huidige gunstige ontwikkelingen in haar leven. Daarom acht het hof het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde. In het licht van het vorenstaande zal het hof volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Het hof merkt nog op dat aan de strafverzwarende omstandigheid als bedoeld in artikel 43a Sr. geen toepassing zal worden gegeven. Deze strafverzwarende omstandigheid treedt pas in werking indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan. Nu het bestanddeel "tot gevangenisstraf" als vermeld in art. 43a Sr. ontbreekt in de tenlastelegging, is de strafverhoging in de zin van gemeld artikel niet aan de orde. Tenuitvoerlegging Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 2 november 2007, parketnummer 17/810809-07, is verdachte onder meer veroordeeld tot 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 17 november 2007. Op die datum is de proeftijd eveneens ingegaan. De officier van justitie heeft op 29 februari 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Nu gebleken is dat veroordeelde het hiervoor bewezenverklaarde feit heeft begaan vóór het einde van de proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf gelasten, met dien verstande dat het hof deze straf zal omzetten in een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen de huidige gunstige ontwikkelingen in het leven van de veroordeelde zoals hiervoor weergegeven. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes weken; beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 2 november 2007 door de politierechter in de rechtbank Leeuwarden) taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van zestig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast; Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. F. den Ottolander, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. Rietveld en mr. Den Ottolander beiden voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.