Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1002

Datum uitspraak1999-02-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers99/232
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ARNHEM Reg.nr. Awb 99/232 UITSPRAAK van de president van de arrondissementsrechtbank te Arnhem, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van evengenoemde wet in het geschil tussen Stichting Superfight Promotions, gevestigd te Eindhoven, verzoekster, en de Burgemeester van de gemeente Nijmegen, verweerder. I. FEITEN EN PROCESVERLOOP Verzoekster heeft op 1 juli 1997 aan verweerder toestemming gevraagd om voor de leden van hun besloten club een sporttoernooi genaamd Cage Fight Tournament te organiseren op 12 of 19 april 1998 in het Triavium te Nijmegen. Bij besluit van 18 december 1997 (hierna: het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een evenementenvergunning afgewezen. Tegen dit besluit is namens verzoekster op 26 januari 1998 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Bij besluit van 2 april 1998 heeft verweerder de bezwaren van verzoekster ongegrond verklaard. Tegen dit besluit is namens verzoekster op 5 mei 1998 beroep bij de rechtbank ingesteld. Bij uitspraak van de rechtbank van 13 november 1998 is het beroep gegrond verklaard, het besluit van 2 april 1998 vernietigd en is voorts bepaald dat verweerder een nieuw besluit (op bezwaar) dient te nemen. Bij besluit van 12 januari 1999 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van verzoekster wederom ongegrond verklaard. Tegen het bestreden besluit is namens verzoekster bij schrijven van 2 februari 1999 beroep bij de rechtbank ingesteld. Verweerder heeft op 18 februari 1999 een verweerschrift ingediend. II. MOTIVERING Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaande aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de president van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Ingevolge artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de president, indien hij onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd ter zitting te verschijnen. De president is van oordeel dat van laatstbedoelde bevoegdheid in dit geval gebruik gemaakt kan worden. Uit de stukken blijkt dat de aanvraag van 1 juli 1997 betrekking had op het organiseren van een kooigevechttoernooi in het Triavium te Nijmegen op 12 of 19 april 1998. Nu in casu in geschil is of verweerder al dan niet terecht een evenementenvergunning heeft geweigerd ten behoeve van een kooigevechttoernooi in april 1998, derhalve een datum dat ruimschoots in het verleden ligt, is de president van oordeel dat in dit geval niet kan worden gesproken van onverwijlde spoed, welke is vereist om een voorlopige voorziening te kunnen treffen. Reeds om die reden bestaat er geen aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening in te willigen. Wat betreft het argument van verzoekster dat zij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening omdat zij contracten heeft afgesloten met sporters die ertoe strekken dat uiterlijk in april 1999 hen een kooigevecht wordt aangeboden, wordt het volgende overwogen. Uit de aanvraag van 1 juli 1997 blijkt niet dat verzoekster tevens toestemming heeft gevraagd voor het organiseren van een kooigevecht in april 1999, zodat dit onderdeel niet bij de beoordeling van het onderhavige verzoek kan worden betrokken. Verweerder heeft ook uitsluitend beslist op een aanvraag voor een kooigevecht in april 1998. Uit de stukken is de president gebleken dat verzoekster inmiddels een aanvraag bij verweerder heeft ingediend om een kooigevecht in april 1999 te mogen organiseren. Tegen de beslissing op deze aanvraag, die overigens nog niet door verweerder is genomen, staan voor verzoekster de in de Awb neergelegde rechtsmiddelen van bezwaar en beroep open. Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek om voorlopige voorziening dient te worden afgewezen. In verband daarmee acht de president geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. Mitsdien wordt beslist als volgt. III. BESLISSING De president, wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht af. Aldus gewezen door mr. J.T.M. Nijenhof, fungerend president, in tegenwoordigheid van mr. S.I.A. Hensen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 1999 in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.