Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1014

Datum uitspraak1999-06-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers99/280
Statusgepubliceerd


Uitspraak

24 juni 1999 Vonnis van de president van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem in het kort geding van X, wonende te Arnhem, eiseres bij dagvaarding van 26 mei 1999, procureur mr. F.J. Boom, advocaat mr. R.M.T. van den Bosch, beiden te Arnhem Rolnummer: KG 99/280 tegen de besloten vennootschap Autocentrum Oosterbeek B.V., handelende onder de naam Autocentrum Leo Lobel - Oosterbeek, gevestigd te Oosterbeek, gemeente Renkum, gedaagde, procureur mr. J.M.J. Huver, beiden te Arnhem. Het verloop van de procedure Eiseres heeft gedaagde ter terechtzitting in kort geding van 8 juni 1999 doen dagvaarden en bij mondelinge conclusie van eis gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. Ter terechtzitting heeft eiseres haar eis verminderd. Gedaagde heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De advocaten van eiseres en gedaagde hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Daarbij zijn over en weer produkties in het geding gebracht. Ten slotte zijn de processtukken voor het wijzen van vonnis overgelegd. De vaststaande feiten 1. Op grond van de stellingen van partijen en de inhoud van de produkties - alles voor zover niet dan wel onvoldoende weersproken - staat voorshands het navolgende vast. 2. Eiseres heeft op 6 juni 1998 van gedaagde een personenauto gekocht, te weten een Volvo 740, bouwjaar 1992, kenteken XX-YY-ZZ (hierna: de auto), voor een bedrag van fl. 19.500,=. Op de op genoemde datum door eiseres ondertekende orderbevestiging (produktie 5 van gedaagde) staat (handgeschreven) onder meer vermeld "1 jaar garantie op motor en versnellingsbak". Onder inruil van een tweetal personenauto's voor een bedrag van fl. 17.500,= heeft eiseres op 12 juni 1998, zijnde de datum waarop zij de auto heeft opgehaald, het resterende bedrag van fl. 2.000,= contant betaald. Ook op de op genoemde datum door eiseres ondertekende faktuur (produktie 1 van eiseres) staat (in gedrukte letters) onder meer vermeld "1 jaar garantie op motor en versnellingsbak". 3. Op 29 oktober 1998 heeft eiseres de auto in verband met klachten bij gedaagde achtergelaten. Gedaagde heeft een kleine onderhoudsbeurt uitgevoerd aan de auto. Het daarvoor te betalen bedrag van fl. 236,65 is door eiseres op 15 december 1998, zijnde de datum waarop zij de auto weer heeft opgehaald, contant betaald. Gedurende de periode van 29 oktober 1998 tot 15 december 1998 heeft gedaagde aan eiseres voor een bedrag van fl. 25,= een leenauto ter beschikking gesteld. Op 14 januari 1999 heeft eiseres de auto, wederom in verband met klachten, opnieuw bij gedaagde achtergelaten. Op 7 februari 1999 heeft zij de auto weer opgehaald. Ook gedurende deze periode heeft gedaagde aan eiseres, nu kosteloos, een leenauto ter beschikking gesteld. 4. Ten tijde van de aankoop vertoonde de kilometerteller van de auto een stand van 201.859. (De factuur vermeldt overigens een kilometerstand van 220.185.) In het afgelopen jaar is ongeveer 15.000 kilometer met de auto gereden. Het geschil 5. Toen de auto zich nog in de showroom van gedaagde bevond, was daarbij een bord geplaatst met daarop onder meer de vermelding "3 maanden Bovag garantie". Volgens eiseres dient dit bord te worden gezien als een offerte waarop zij is ingegaan, dan wel als een aanbod dat zij heeft aanvaard. Bij de aankoop heeft eiseres, zo stelt zij, voor een bedrag van fl. 250,= 9 maanden extra garantie gekocht op de gehele auto met al zijn onderdelen, zodat zij aanspraak meent te kunnen maken op een jaar garantie. 6. Eiseres kreeg naar haar zeggen direct op 12 juni 1998 te maken met diverse gebreken aan de auto; de motor, de airconditioning en de ruitewissers functioneerden gebrekkig. Van deze gebreken heeft zij direct melding gemaakt bij gedaagde en op 15 juni 1998 is de heer A. (als informant ter terechtzitting aanwezig), samen met een bij gedaagde werkzame monteur met de auto gaan rijden. Gedaagde heeft de gebreken echter nimmer hersteld, aldus eiseres, ook niet toen de auto zich van 29 oktober tot 15 december 1998 en van 14 januari tot 7 februari 1999 in de werkplaats van gedaagde bevond. 7. Eiseres heeft een tweetal keuringsrapporten laten opmaken, één door de ANWB (in maart 1999; produktie 3 van eiseres) en één door Volvodealer H. Arendsen (in april 1999; produktie produktie 4 van eiseres). Uit deze rapporten komt haars inziens naar voren dat ondeugdelijk dan wel defekt zijn: de verwarming en de ventilatie, de airconditioning, de koppeling, de ruitewissermotor en het ruitewissermechanisme, het luchtfilterelement, de bougiekabels en -aansluitingen, de lendesteun van de stoel linksvoor, het stadslicht en het achterlicht. Aansluitende bij door Volvodealer H. Arendsen en de tevens geconsulteerde Volvodealer H. Scholten B.V. genoemde bedragen (produktie 6 van eiseres), schat eiseres de kosten van reparatie van deze gebreken op een bedrag van fl. 3.879,60. 8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van gedaagde, nu de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt. Gegeven de leeftijd, de uiterlijk onbeschadigde staat en de aanzienlijke prijs van de auto, alsmede gezien de goede reputatie van gedaagde, had zij voldoende reden om aan te nemen dat de auto in orde was. Er is haar medegedeeld dat er niets aan de auto mankeerde, terwijl voorts een volledige garantie van 1 jaar werd afgegeven. In dit verband wenst eiseres te benadrukken dat zij, in tegenstelling tot gedaagde, geen professionele partij is. 9. Primair vordert eiseres thans, kort samengevat, veroordeling van gedaagde om de door haar in de dagvaarding onder punt 17 genoemde reparaties kosteloos uit te voeren of te doen uitvoeren, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, en om een garantie van 3 maanden af te geven voor deze reparaties, met dien verstande dat, mocht binnen deze garantietermijn één van de onderdelen niet afdoende gerepareerd zijn, voornoemde verplichting herleeft vanaf de dag dat dit wordt gemeld. Subsidiair vordert eiseres veroordeling van gedaagde tot betaling aan haar van een voorschot ter hoogte van fl. 3.879,60, zodat zij de vereiste reparaties door een derde kan laten uitvoeren. Zowel primair als subsidiair vordert eiseres, zo heeft zij ter terechtzitting medegedeeld, veroordeling van gedaagde tot betaling aan haar van een bedrag van fl. 25,=, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. In zoverre is sprake van een vermindering van eis. Het spoedeisende belang bij deze vordering bestaat naar de mening van eiseres hierin dat zij, zolang de auto defekt is, daarvan geen gebruik kan maken, terwijl de auto voorts door tijdsverloop in waarde daalt. 10. Gedaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hierop zal - voor zover noodzakelijk - hieronder nader worden ingegaan. De beoordeling van het geschil 11. Met betrekking tot de garantie wordt allereerst overwogen als volgt. 12. Gedaagde heeft al hetgeen eiseres dienaangaande heeft aangevoerd, uitdrukkelijk ontkend. In dat verband heeft zij onder meer gewezen op artikel 15, lid 2, eerste volzin, van de Bovag voorwaarden, waarin is bepaald dat op gebruikte auto's alleen dan de Bovag garantie van toepassing is indien het Bovag garantiebewijs is verstrekt, waarvan in casu geen sprake is. 13. Vooropgesteld wordt dat het bord, genoemd onder r.o. 5, niet kan worden aangemerkt als een offerte of een aanbod, maar als een uitnodiging om in onderhandeling te treden. Noch uit de orderbevestiging noch uit de faktuur kan worden opgemaakt dat 3 maanden Bovag garantie is overeengekomen, terwijl eiseres voorts geen Bovag garantiebewijs heeft kunnen overleggen en evenmin op andere wijze overtuigend heeft aangetoond dat gedaagde de auto met Bovag garantie heeft verkocht (artikel 15, lid 2, tweede volzin, van de Bovag voorwaarden). Onder deze omstandigheden dient er voorshands van te worden uitgegaan dat gedaagde geen Bovag garantie aan eiseres heeft verstrekt. 14. Hetzelfde heeft te gelden voor de 9 maanden extra garantie op de gehele auto met al zijn onderdelen. Ook hiervan blijkt niet uit de orderbevestiging en de faktuur. Eiseres stelt het bedrag van fl. 250,= contant te hebben betaald, doch zij heeft ten bewijze hiervan geen kwitantie kunnen overleggen, noch blijkt dit uit de faktuur. Bovendien hebben de heer Akkermans voornoemd en de heer Kanning (eveneens als informant ter terechtzitting aanwezig) weliswaar bevestigd dat gedaagde met eiseres afspraken heeft gemaakt aangaande extra garantie, maar zij zijn, aldus hun eigen verklaring, bij de beweerde betaling niet aanwezig geweest. Gedaagde heeft ten stelligste betwist dat fl. 250,= aan haar door eiseres contant is betaald en dat een extra garantie van 9 maanden is gegeven. 15. Op grond van het voorgaande en gezien de vermeldingen op de orderbevestiging en de factuur, wordt voorshands aangenomen dat gedaagde de auto aan eiseres heeft verkocht met 1 jaar garantie op motor en versnellingsbak en dat voor het overige geen garantie is overeengekomen. Voor zover de motor gebrekkig mocht functioneren, zou gedaagde derhalve op grond van de aldus verstrekte garantie in beginsel gehouden zijn dit kosteloos te verhelpen. Voldoende aannemelijk is geworden dat eiseres, anders dan gedaagde kennelijk meent, zich tijdig, te weten reeds op 15 juni 1998, met klachten tot gedaagde heeft gewend. Eiseres heeft echter geenszins aangetoond dat de motor gebrekkig functioneert. Noch tijdens de onder r.o. 6 genoemde rit, noch bij onderzoek in de werkplaats van gedaagde (tijdens de onder 3 genoemde periodes), is een afslaande motor, zijnde het door eiseres bedoelde gebrek, geconstateerd. Voorts is de keurmeester van de ANWB, zo blijkt uit het keuringsrapport, van mening dat de auto in een behoorlijke staat verkeert. Vermeldenswaardig in dit verband is dat hij als gevolg van sneeuwval geen proefrit met de auto heeft kunnen maken. Ten slotte staat in het keuringsrapport van Volvodealer H.Arendsen geschreven "afslaan auto (dit is niet geconstateerd)". De vordering met betrekking tot het herstel van de motor wordt dus afgewezen. 16. Met betrekking tot de zogenaamde conformiteitseis (artikel 7:17, leden 1 en 2, BW), relevant ten aanzien van de overige door eiseres gestelde gebreken, wordt overwogen als volgt. 17. Voorop staat dat een zaak op het tijdstip van aflevering aan de overeenkomst moet beantwoorden. 18. Naar het inzicht van de Hoge Raad (arrest van 15 april 1994, NJ 1995/614) heeft als uitgangspunt te gelden dat, ingeval een (tweedehands) auto wordt gekocht om daarmee, naar de verkoper bekend is, aan het verkeer deel te nemen, die auto niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien als gevolg van een daaraan klevend gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld, zodanig gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren. In het hiernavolgende zal in diezelfde zin gesproken worden over wezenlijke en niet-wezenlijke gebreken. 19. Voorshands wordt geoordeeld dat de overige door eiseres gestelde gebreken, nog daargelaten de vraag of deze op het tijdstip van aflevering van de zaak aanwezig waren, in ieder geval niet kunnen worden aangemerkt als wezenlijke gebreken. Gedaagde behoefde over het eventuele bestaan daarvan ongevraagd dan ook geen mededelingen te doen, omdat eiseres, gelet op het feit dat de auto reeds 6 jaar oud was en daarmee ruim 200.000 kilometer was gereden, op de aanwezigheid daarvan bedacht moest zijn. De mededeling dat de auto in goede staat verkeerde, aangenomen dat deze is gedaan, is te onbepaald om alleen op grond daarvan aan te kunnen nemen dat eiseres geen van de door haar gestelde gebreken hoefde te verwachten en de auto in al die opzichten aan de overeenkomst beantwoordde. 20. Al het vorenstaande leidt tot de slotsom dat gedaagde noch op grond van een door haar verstrekte garantie ten aanzien van motor en versnellingsbak noch wegens toerekenbare tekortkoming gehouden kan worden geacht kosteloos reparaties aan de auto uit te voeren of te doen uitvoeren, dan wel de kosten van door een derde uit te voeren reparaties aan eiseres te vergoeden. Voorts is er geen enkele grond om het bedrag van fl. 25,=, dat eiseres vordert omdat zij gedurende ruim zes weken een leenauto van gedaagde ter beschikking heeft gekregen, toe te wijzen. Bijgevolg dient de vordering van eiseres te worden afgewezen. 21. Als de in het ongelijk gestelde partij zal eiseres in de kosten van dit geding worden verwezen. De beslissing De president, wijst de gevorderde voorzieningen af; veroordeelt eiseres in de kosten van deze procedure, tot heden aan de zijde van gedaagde begroot op fl. 1.550,= voor salaris procureur en fl. 400,= vanwege griffierecht. Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.Z. Hooft Graafland, vice-president, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 1999 in tegenwoordigheid van de griffier mr. K.A.M. van Hoof.