Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1046

Datum uitspraak1998-11-25
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers97/1060
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Uitspraak: 25 november 1998 Rolnummer: H 97/1060 VONNIS van de arrondissementsrecht-bank te Leeuwarden, enkelvoudige handels-kamer, in de zaak van: X, eisers, procureur: mr. V.M.J. Both, advocaat: mr. A.T. Bolt te Arnhem, tegen Y, gedaagden, procureur: mr. W.J.H. Alderse Baas. PROCESGANG De zaak is bij dagvaarding van 8 december 1997 aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen. In de procedure zijn de volgende processtukken gewisseld: -conclusie van eis van de zijde van eisers (in het vervolg in enkelvoud: [eiser-]); -conclusie van antwoord van de zijde van gedaag-den (verder in enkelvoud: [gedaagde]); -conclusie van repliek van de zijde van [eiser]; -conclusie van dupliek van de zijde van [gedaagde]; -akte overlegging produkties van de zijde van [eiser]. Beide partijen hebben producties overgelegd. Door [eiser] zijn twee stukken asbest ter griffie gedeponeerd. Daarvan is een akte opgemaakt. Ten slotte is door partijen vonnis gevraagd onder overlegging van de stukken, waarvan de inhoud als hier herhaald moet gelden. RECHTSOVERWEGINGEN 1.De vordering 1.1.De vordering van [eiser] strekt er toe dat de recht-bank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: -[gedaagde] zal veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen de somma van ? 33.181,12, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 1997 tot aan de dag van de betaling; -[gedaagde] zal veroordelen in de kosten van de procedure. 1.2.[gedaagde] heeft tegen de vordering verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing van de vordering en tot veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding, uitvoerbaar bij voorraad. De vaststaande feiten 2.Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde producties onder meer het volgende vast: 2.1.[eiser] heeft op 9 maart 1996 met [gedaagde] een koopovereenkomst gesloten betreffende de onroerende zaak waarvan [gedaagde] eigenaar was, kadastraal bekend [kadastraal nummer], plaatselijk bekend [adres] (hierna: de woning). 2.2.Beide partijen hebben zich laten bijstaan door een makelaar. 2.3.De woning is bij notariële akte van 15 mei 1996 aan [eiser] geleverd. 2.4.[eiser] heeft in de pre-contractuele fase bij [gedaagde] geïnformeerd naar het al of niet aanwezig zijn van asbest in de woning. [Gedaagde] heeft ontkend dat zich in de woning asbest bevond en heeft gezegd dat zich op het dak van de paardenstal golfplaten van asbest bevonden. Artikel 10 sub d van de concept-koopovereenkomst, luidend: Verkoper garandeert, onverminderd het hiervoor verklaarde in de artikelen 5 en 6, het navolgende: (.....) d.verkoper verklaart dat er volgens zijn weten mogelijk wel asbesthoudende golfplaten, platen of andere materialen op of in het verkochte aanwezig zijn, welke volgens de huidi-ge regelgeving niet zonder toestemming en/of vergun-ning van de overheid verwijderd mogen worden. is gewijzigd, waardoor artikel 10 sub d van de definitieve koopovereenkomst is komen te luiden: Verkoper garandeert, onverminderd het hiervoor verklaarde in de artikelen 5 en 6, het navolgende: (.....) d.Afgezien de bedekking op de bijgebouwen is het verkoper niet bekend dat in de onroerende zaak asbest is verwerkt. Bij eventuele verwijdering van asbesthoudende materialen dienen op grond van milieuwetgeving speciale maatregelen te worden genomen. Koper verklaart hiermee bekend te zijn en vrijwaart verkoper voor alle aansprakelijk-heid die uit de aanwezigheid van voormelde asbest in de onroerende zaak kan voortvloeien. 2.5.Tijdens een in opdracht van [eiser] uitgevoerde verbouwing is begin februari 1997 geconstateerd dat de kap van de woning (onder de pannen) is afgedekt met asbest-platen. 2.6.Op verzoek van [eiser] heeft Aannemer Van de Waal het verwijderen van de asbestplaten geoffreerd voor ? 25.164,65, inclusief omzetbelasting. Op verzoek van [eiser] heeft Venus Sloop- en Grondwerken het verwijderen van de asbestplaten geof-freerd voor ? 32.430,00, inclusief omzetbelasting. In een WOZ-beschikking van 12 december 1997 heeft de gemeente Lienden de waarde van de woning met ? 22.000,00 verlaagd in verband met de aanwezigheid van asbesthoudende materialen. 2.7.Op 24 oktober 1996 heeft Installatiebedrijf Leusden op verzoek van [eiser] een offerte uitgebracht voor het aanpassen van de verwarmingsinstallatie. [Eiser] heeft het installatiebedrijf een opdracht verstrekt welke door het installatiebedrijf bij brief van 29 oktober 1996 is bevestigd. De werkzaamheden zijn uitgevoerd en [eiser] heeft deze betaald op 21 november 1996 en 20 februari 1997. 2.8.Per brief van 16 februari 1997 heeft [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor het aanwezige asbest en gebreken aan de verwarmingsinstallatie. 3.Het standpunt van [eiser] 3.1.[eiser] heeft voorafgaand aan de koop uitdrukkelijk bij [gedaagde] geïnfor-meerd naar het al of niet aanwezig zijn van asbest in de woning. Voorts heeft [eiser]- aan zijn onderzoeksplicht voldaan door de woning te laten onderzoeken door een deskundige van de Vereniging Eigen Huis. 3.2.Dat [gedaagde] niet heeft geweten van de asbestplaten is ongeloofwaardig. [Gedaagde] heeft de platen gezien en deze weggewerkt achter regelwerk met gipsplaten. Bij in opdracht van [gedaagde] uitgevoerde verbouwingen eind 1989 en eind 1994 moet ook de betrokken aannemer de gipsplaten zijn tegengekomen. 3.3.Het is algemeen bekend hoe asbest er uit ziet. [Gedaagde] heeft geweten hoe asbestplaten er uit zien. Hij is een fervent doe-het-zelver en heeft kunnen vertellen dat het dak van de paardenstal is voorzien van asbest golfplaten. Toen de woning aan [gedaagde] is verkocht heeft de verkoper hem aangeboden de asbest platen te reinigen. 3.4.De woning is door de aanwezigheid van asbest minder waard en de gebruiksmo-gelijkheden van de woning worden erdoor beperkt: -aan de asbestplaten kan niets worden bevestigd terwijl de daarover heen bevestigde gipsplaten daarvoor niet sterk genoeg zijn, -bij verbouwingen moeten extra kosten worden gemaakt door het op deskundige wijze verwijderen van het asbest, -de mogelijkheid bestaat dat later verwerend asbest gevaar voor de gezondheid gaat opleveren. 3.5.De verwarmingsinstallatie is niet van goede conditie gebleken en dat is bekend geweest bij [gedaagde]. [Gedaagde] heeft [eiser] desgevraagd meegedeeld dat de ketel slecht zeven jaar oud was en niet dat er regelmatig een monteur langs is geweest om storingen te verhelpen. Ook hebben de leidingen geluidsoverlast veroorzaakt hetwelk [gedaagde] voor [eiser] heeft verborgen door de verwarming steeds een kwartier voor de aankomst van [eiser] voor een bezichtiging uit te draaien. 4.Het standpunt van [gedaagde] 4.1.[gedaagde] heeft geen asbest gezien in de woning, althans geen materiaal als zodanig herkend. De aannemer die in opdracht van [gedaagde] eind 1989 en eind 1994 werkzaamheden heeft uitgevoerd aan de woning heeft geen maatregelen getroffen noodzakelijk voor het verwijderen van asbest. 4.2.[eiser] heeft meerdere keren met zijn makelaar de woning bezichtigd en toen is geen asbest gezien. De deskundige van de Vereniging Eigen Huis heeft evenmin asbest ontdekt. De makelaar en de deskundige hebben op dat punt ook niet doorgevraagd. 4.3.De asbestplaten beperken het gebruik van de woning niet omdat zij zijn afgedekt met gipsplaten op regels. 4.4.De verwarmingsinstallatie is jaarlijks onderhouden. Er is in september 1995 een storing geweest maar die is verholpen. Van geluidsoverlast door de buizen is geen sprake geweest. [Gedaagde] heeft niet getracht gebreken voor [eiser] te verdoezelen door de verwarming 15 minuten voor aankomst van [eiser] uit te draaien. [Eiser] heeft het leidingsys-teem gewijzigd en heeft werkzaamheden laten verrichten aan de installatie. Van de door [eiser] gestelde problemen met de verwarmingsin-stallatie is [gedaagde] voor het eerst op de hoogte gesteld na die wijzigingen en werkzaamheden, middels de brief van [eiser] van 16 februari 1997. Beoordeling van het geschil 5.In de onderhavige zaak gaat het om de aanwezigheid van asbest in de woning en om de door [eiser] gestelde gebreken aan de verwarmingsinstallatie. 6.De rechtbank verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering op het punt van de verwarmingsinstallatie. Met het verweer van [gedaagde] als omschreven in onderdeel 15 van de conclusie van dupliek leest de rechtbank -onder meer- een beroep op het gestelde in artikel 7:23 BW. Een latere akte van de zijde van [eiser] is genomen als reactie op het gestelde in onder-deel 15 van de conclusie van dupliek. In die akte noch in andere processtukken geeft [eiser-] aan waarom [gedaagde] voor het eerst negen maanden na de levering van de woning aan [eiser]-, gewezen wordt op de door [eiser] gestelde gebreken aan de verwar-mingsin-stallatie. Die termijn van negen maanden betekent naar het oordeel van de rechtbank een overschrij-ding van de in opgemeld artikel bedoelde termijn. Dit klemt te meer nu vast staat dat in die periode van negen maanden de verwarmingsinstallatie door [eiser] ingrijpend is veranderd. 7.Vast staat dat in de pre-contractuele fase [eiser] uitdrukkelijk heeft geïnformeerd naar de aanwezigheid van asbest in de woning en dat de reactie daarop van [gedaagde] heeft geresulteerd in de redactie van artikel 10 sub d van het koopcontract als onder de vaststaande feiten geciteerd. Daarmee is het al of niet aanwezig zijn van asbest onderdeel van de tussen partijen gesloten overeenkomst. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat [gedaagde] de zich op de kap van de woning bevinden-de asbestplaten heeft gezien. [Gedaagde] heeft zelf bij de conclusie van antwoord een foto overgelegd waarop een aantal van die platen zichtbaar zijn terwijl hij heeft verklaard de platen te hebben wegge-werkt met gipsplaten op regels. 8.Het verweer van [gedaagde] dat hij de platen niet als asbestplaten heeft herkend verwerpt de rechtbank. 8.1.Door wel te weten van asbest op het dak van de paardenstal geeft [gedaagde] aan asbest wel te kunnen herkennen. 8.2.[gedaagde] heeft gezegd dat er platen van een ander materiaal bestaan die op asbestplaten lijken. Dat betekent echter niet dat echte asbestplaten dus op platen van een ander materiaal lijken. 8.3.Asbest is zoals algemeen bekend als zodanig duidelijk herkenbaar, uitzonderingen daargelaten waarvan in de onderhavige zaak niet is gebleken. 8.4.De rechtbank neemt aan dat [gedaagde] ook door zijn doe-het-zelf-activiteiten een voldoende kennis van (bouw)materialen heeft om asbest te kunnen herkennen. 8.5.De asbestplaten op de kap van de woning zijn als zodanig duidelijk herkenbaar geweest; het ter griffie gedeponeerde stuk toont dat aan. 8.6.De rechtbank is van oordeel dat bij [gedaagde] tenminste twijfel heeft moeten rijzen en dat hij die twijfel over de dakbeschotplaten heeft moeten uiten jegens [eiser]-, zeker toen [eiser] zo uitdrukkelijk informeerde naar de aanwezigheid van asbest. 9.Omdat [gedaagde] heeft geweten van het asbest en daarover geen mededeling heeft gedaan aan [eiser], ondanks diens uitdrukkelijke vraag daarnaar, komt [gedaagde] niet het verweer toe dat [eiser] niet zou hebben voldaan aan zijn onder-zoeksplicht. Aan de beoordeling van het door [eiser] gepleegde onderzoek behoeft de rechtbank niet toe te komen. 10.Het onder 7, 8 en 9 overwogene brengt met zich mee dat de woning die [gedaagde] heeft geleverd niet beantwoord aan de met [eiser] gesloten overeenkomst. en dat [gedaagde] daarvan een verwijt kan worden gemaakt. De vordering van [eiser] ter vergoeding van het daardoor door hem geleden nadeel komt in beginsel voor toewij-zing in aanmerking komt. 10.1.Uit de beide offertes voor de verwijdering van de asbestplaten en de WOZ-beschikking van de gemeente Lienden blijkt volgens [eiser] de hoogte van dat nadeel en daarmee die vordering van ? 27.681,12. 10.2.De offertes en de daarin genoemde bedragen worden ongemotiveerd betwist door [gedaagde]. Deze ongemoti-veerde betwisting verwerpt de rechtbank om die reden. 10.3.Voorts stelt [gedaagde] dat door de verwijdering en vervanging van de asbestplaten de woning in waarde stijgt. Ook dat verweer passeert de rechtbank. Partijen hebben onderhandeld over een woning zonder asbest terwijl eerst na verwijdering en vervanging van een woning met die eigenschap sprake is. Van een verbetering ten opzichte van hetgeen waarover [eiser] overeenstemming heeft bereikt en waarvoor hij aan [gedaagde] een prijs heeft voldaan is geen sprake. 11.De slotsom is dat de vordering van [eiser] tot een bedrag van ? 27.681,12, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 1997, zal worden toegewezen. Omdat [eiser] voor een deel van zijn vordering in het ongelijk is gesteld zal de rechtbank [gedaagde] in 2/3 van de proceskosten gevallen aan de zijde van [eiser] veroordelen. BESLISSING De rechtbank verklaart [eiser] niet ontvankelijk in het deel van zijn vordering betreffende de gebreken aan de verwarmingsinstallatie; veroordeelt [gedaagde] aan [eiser] tegen voldoende bewijs van kwijting te voldoen ? 27.681,12, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 1997 tot aan de dag van de betaling; veroordeelt [gedaagde] in 2/3 deel van de kosten van het geding, welk 2/3 deel tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] wordt begroot op ? 515,00 aan verschotten en ? 1.150,00 aan salaris procureur; verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. R.Tj. Terpstra en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 25 november 1998.