Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1052

Datum uitspraak1999-10-20
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers99-298
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN uitspraak:20 oktober 1999 rekestnummer:99-298 zaaknummer: 33359 BESCHIKKING van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, enkelvoudige familiekamer in de zaak van: [verzoekster], wonende te [S], hierna te noemen de moeder, respectievelijk de vrouw, procureur mr.J.M.C. van den Bosch-Scholts, tegen [verweerder], wonende te [O], hierna te noemen de vader, respectievelijk de man, procureur mr. V.M.J. Both, advocaat mr W.R.M. Voorvaart te Breda. PROCESGANG Bij beschikking van deze rechtbank van 7 juli 1999 is de zaak verwezen naar een nadere terechtzitting voor behandeling van de omgangsregeling, het gezag en de partneralimentatie. Na aanhouding vond de mondelinge behandeling plaats ter terechtzitting van 23 september 1999. Bij de stukken bevond zich toen een brief van de minderjarige [L] en een brief van de advocaat van de vader d.d. 22 september 1999. RECHTSOVERWEGINGEN Gelet op hetgeen ter terechtzitting is besproken en gezien de processtukken, overweegt de rechtbank het volgende. Het gezag De rechtbank overweegt het volgende. Gelet op de wet van 30 oktober 1997, Staatsblad 506, in werking getreden op 1 januari 1998, loopt in beginsel het gezamenlijk ouderlijk gezag na ontbinding van het huwelijk van rechtswege door (artikel I: 251 tweede lid BW). In het belang van de kinderen kan een uitzondering worden gemaakt op deze hoofdregel. De rechtbank is van oordeel dat uit de argumenten van de moeder niet zonder meer kan worden afgeleid dat het op dit moment in het belang van de kinderen is om alleen de moeder met het gezag te belasten. De rechtbank ziet ook onvoldoende redenen om de beslissing over het gezag nog een periode aan te houden zodat het vertrouwen van de moeder in de vader weer kan groeien. De rechtbank zal het verzoek van de moeder om haar alleen met het gezag te belasten daarom als onvoldoende gemotiveerd afwijzen. Het gezamenlijk ouderlijk gezag blijft hierdoor na ontbinding van het huwelijk van rechtswege in stand. De rechtbank merkt ten overvloede nog het volgende op. Het staat de ouders vrij om op vrijwillige basis professionele hulp in te schakelen als zij op ouderniveau beter met elkaar willen leren communiceren. Partijen hebben er ter terechtzitting blijk van gegeven dat zij inzien dat hun onderlinge communicatie als ouders verre van optimaal is. Het is in ieders belang de ouders aan te raden nu hulp te zoeken, maar de rechtbank kan hen vanzelf-sprekend niet hiertoe verplichten. Het stemt de rechtbank dan ook hoopvol dat beide ouders ter terechtzitting hebben verklaard dat zij zich in het belang van hun kinderen willen inspannen om hun communicatie te verbeteren. De omgangsregeling De ouders zijn het er over eens dat de kinderen in de gelegenheid moeten worden gesteld hun vader te bezoeken gedurende tenminste een weekend per twee weken van zaterdag 12.00 of 13.00 uur (afhankelijk van de tijden van het voetballen) tot zondag 18.00 uur. Deze regeling achten beide ouders haalbaar. De rechtbank zal dit daarom zo vaststellen. De man wil de kinderen ook de helft van de vakanties graag bij zich ontvangen; volgens de vrouw stuit dit in de praktijk bij de man –in verband met zijn werk- en bij de kinderen –die niet zo lang achtereen van huis willen- op problemen. De vrouw vindt dit te onrustig voor de kinderen. De vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming heeft te kennen gegeven dat hij een lichte voorkeur heeft voor aanhouding, zodat de ouders met elkaar kunnen overleggen. De rechtbank heeft de argumenten van beide ouders en de raad gewogen en komt ook wat de omgang betreft tot dezelfde opmerking die hiervoor al ten overvloede bij het gezag is opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat de ouders een eigen verantwoordelijkheid en inspanningsverplichting hebben tegenover hun kinderen; zij kunnen veel beter in onderling overleg duidelijke afspraken over de vakanties maken dan de beslissing tot in detail aan de rechter over te laten. De rechtbank zal in deze beschikking vastleggen dat de kinderen er recht op hebben om de helft van iedere schoolvakantie bij hun vader te zijn. Dit is een normale frequentie en de rechtbank heeft onvoldoende steekhoudende argumenten gehoord om hiervan af te wijken. Het is aan de ouders zelf om over de invulling van deze omgang in de vakanties tijdig duidelijke en concrete afspraken te maken. De alimentatie ten behoeve van de vrouw De man heeft betwist dat de vrouw behoefte aan een bijdrage in haar kosten van levensonderhoud heeft, omdat zij zelf in haar onderhoud kan voorzien. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. De vrouw heeft al negen jaar niet meer gewerkt als verpleegkundige en evenmin scholingsactiviteiten op dit terrein ondernomen. Tijdens het huwelijk heeft de vrouw de laatste jaren de administratie van het bedrijf van de man verzorgd; hieraan is door het uiteengaan van partijen een einde gekomen. Op dit moment heeft de vrouw geen werk en heeft zij de dagelijkse zorg voor de kinderen, die 12, 10 en 8 jaar oud zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken van concrete feiten en omstandigheden op grond waarvan reeds nu de conclusie gewettigd is dat de vrouw onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de voor haar be-staande mogelijkheden in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Ook is vooralsnog niet gebleken dat de vrouw voldoende inkomsten uit vermogen heeft, waardoor zij thans niet meer behoeftig zou zijn. De man heeft zijn draagkrachtberekening d.d. 6 mei 1999 één dag voor de terechtzitting van 23 september 1999 aan de rechtbank en de procureur van de vrouw doen toekomen. Ter terechtzitting heeft de advocaat van de man medegedeeld dat het inkomen van de man inmiddels is gestegen. De vrouw heeft ter terechtzitting aanhouding verzocht, zodat zij gelegenheid krijgt om een reactie op de draagkrachtberekening te kunnen geven. De rechtbank zal dit verzoek honoreren en de man opdragen nadere bewijsstukken en een recente draagkrachtberekening over te leggen. BESLISSING De rechtbank: wijst af het zelfstandig verzoek van de moeder om haar alleen met het gezag te belasten over de minderjarige kinderen van partijen [L], geboren [1987], [G], geboren [1989] en [N], geboren [1991], allen in de gemeente [A]; bepaalt de omgang tussen de vader en voormelde minderjarigen als volgt: de vader kan de kinderen een weekend per twee weken bij zich ontvangen van zaterdag 12.00 uur of 13.00 uur –na afloop van hun sportactiviteiten- tot zondag 18.00 uur, alsmede de helft van iedere schoolvakantie van de minderjarigen, in onderling overleg vast te stellen; verstaat dat de tot zover genomen beslissingen eindbeslissingen zijn in de zin van art. 429n Rv, zodat hiervan afzonderlijk hoger beroep open staat; verwijst de zaak wat betreft de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw naar de terechtzitting van de enkelvoudige kamer van deze rechtbank van 3 december 1999 voor een pro forma behandeling; draagt de man op om uiterlijk drie weken voor voormelde zitting aan de griffier van de rechtbank en de vrouw te zenden: recente bewijsstukken van zijn inkomsten en relevante lasten; voor zover de man samenwoont met een partner: bewijsstukken van de inkomsten en lasten van zijn partner; een recente, op bedoelde stukken gebaseerde, alimentatiedraagkrachtberekening; draagt de vrouw op om uiterlijk één week voor voormelde zitting aan de griffier van de rechtbank en de man een schriftelijke reactie te zenden op hetgeen de man tot dan toe met betrekking tot de alimentatie heeft gesteld en ingezonden, voor zover zij zich daarmee niet kan verenigen; bepaalt dat aan de hand van de op voormelde zitting voorhanden zijnde gegevens -zo mogelijk- een beslissing over de alimentatie zal worden genomen, tenzij partijen dan gemotiveerd te kennen hebben gegeven alsnog een mondelinge behandeling van de alimentatie te wensen, althans aanhouding tot een nadere pro forma behandeling; bepaalt dat partijen in geval van aanhouding tot een nadere pro forma behandeling in beginsel tegen die behandeling op dezelfde wijze aan voormelde opdrachten dienen te voldoen, voor zover dat dan nog niet is geschied en de rechtbank niet anders heeft bepaald; houdt iedere verdere beslissing aan. Deze beslissing is gegeven te Leeuwarden door mr. E.N. Brons, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en ter openbare terechtzitting op woensdag 20 oktober 1999 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken. (c:20) Van de einduitspraak in deze beschikking kan binnen 2 maanden hoger beroep worden inge-steld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen! De griffier.