Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1068

Datum uitspraak1999-05-11
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Zittingsplaats's-Gravenhage
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 99/418
Statusgepubliceerd


Uitspraak

KG 99/418 ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 's-GRAVENHAGE Sector Civiel Recht - President Vonnis in kort geding van 11 mei 1999, gewezen in de zaak met rolnummer KG 99/418 van: 1. De vereniging Federatie van Afghaanse Vluchtelingen-Organisaties in Nederland (FAVON), gevestigd te Leiden, 2. De vereniging Het Iraakse Democratische Centrum (I.D.C.), gevestigd te Rotterdam, 3. De Stichting Vluchtelingen-Organisaties Nederland, gevestigd te Utrecht, eisers, procureur mr. S. de Kluiver, advocaten mrs. P.P.M. Mol en A.P. van den Akker te Amersfoort, tegen: De Staat der Nederlanden (Minister/Staatssecretaris van Justitie), zetelende te 's-Gravenhage, gedaagde, procureur mr. G.M.H. Hoogvliet. 1. De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 4 mei 1999 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. - In maart 1999 zijn in de pers berichten verschenen, inhoudende dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (verder: 'de IND') dossiers van Afghaanse en Iraakse asielzoekers ter beschikking heeft gesteld aan een particulier onderzoeksbureau, genaamd Organisatiebureau NSS/InterView;het zou gaan om tenminste duizend dossiers van asielzoekers die zich rond december 1998 en januari 1999 in Nederland hebben aangemeld; de IND zou het onderzoeksbureau hebben gevraagd smokkelroutes en mensensmokkelaars in kaart te brengen. - Eisers hebben op grond van voornoemde perspublicaties gedaagde op 25 maart 1999 gesommeerd de aan het onderzoeksbureau verstrekte dossiers direct terug te nemen en in de toekomst privacy-gevoelige informatie uit asieldossiers niet meer aan particulieren ter hand te stellen; voorts hebben zij gedaagde aansprakelijk gesteld voor eventuele schade. - Nadat eisers bij brief van 30 maart 1999 om een spoedige reactie hadden gevraagd heeft de directeur van de IND de ontvangst van de sommatie en van het rappel bij brief van 31 maart 1999 bevestigd en verzocht om enig uitstel (tot uiterlijk 6 april 1999) voor een inhoudelijke reactie in verband met het feit dat de Staatssecretaris te kennen had gegeven met hem van gedachten te willen wisselen over deze materie. - Bij brief van 9 april 1999 heeft de plaatsvervangend directeur van de IND aan eisers bericht dat naar aanleiding van deze kwestie door diverse Kamerleden vragen waren gesteld en dat, alvorens eisers te anwoorden, allereerst de Kamer zou worden geïnformeerd. - Ter zitting van 4 mei 1999 heeft gedaagde de antwoorden op de Kamervragen overgelegd; de antwoorden d.d. 14 april 1999 zijn op 23 april 1999 aan de voorzitter van de Tweede Kamer gezonden. Tevens heeft gedaagde een afschrift van het tussen het Ministerie van Justitie en het onderzoeksbureau terzake gesloten contract overgelegd. Het contract is niet beëindigd en de gegevens zijn nog in het bezit van het onderzoeksbureau. De werkzaamheden terzake van de opdracht zijn voorlopig stilgelegd. 2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer 2.1. Eisers vorderen -zakelijk weergegeven- gedaagde te veroordelen alle aan Organisatiebureau NSS/InterView, dan wel aan soortgelijke bureaus verstrekte dossiers van asielzoekers terug te nemen en gedaagde te verbieden in de toekomst privacy-gevoelige informatie uit asieldossiers aan private organisaties ter hand te stellen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van gedaagde in de proceskosten. 2.2. Daartoe voeren eisers het volgende aan. Door het ter hand stellen van asielzoekersdossiers aan private derden heeft gedaagde de toegezegde vertrouwelijkheid ernstig geschonden. Gedaagde heeft daarmee onrechtmatig gehandeld jegens de betrokken asielzoekers. Gedaagdes handelwijze is in strijd met de Wet Persoonsregistraties en het Besluit gevoelige gegevens, alsmede met het Privacyreglement Vreemdelingensysteem INDIS. Eisers hebben krachtens hun statuten onder meer als doel het behartigen van de belangen van vluchtelingen in Nederland en zijn als zodanig gerechtigd voor de belangen van de betreffende asielzoekers op te komen. 2.3. Gedaagde voert als volgt verweer. - De antwoorden op de kamervragen luiden, voorzover hier van belang, als volgt: - De IND heeft in de periode van 25 januari 1998 tot en met 16 maart 1999 kopieën van het eerste gehoor van asielzoekers uit Irak en Afghanistan ter beschikking gesteld aan het onderzoeksbureau NSS/InterView; dit bureau heeft de opdracht gekregen demografische kenmerken, informatie over het al dan niet beschikken over identiteitsdocumenten, gegevens over eventuele hulp bij de (organisatie) van de reis, en gegevens over de reisroute in code om te zetten naar gestructureerde variabelen en deze vervolgens in te voeren in een databestand. Op basis van dit databestand kunnen door de IND analyses gemaakt worden van reis- en smokkelroutes. De uitkomsten van deze analyses zijn niet herleidbaar tot individuele asielzoekers. - De handelwijze van de IND is in overeenstemming geacht met de regelgeving. - Het is niet de gewoonte dat de IND dergelijke werkzaamheden uitbesteedt. In dit geval werd samenwerking met derden evenwel noodzakelijk geacht om tijdig te kunnen voldoen aan de taakstelling in het kader van de Taskforce Mensensmokkel. - In het contract met het onderzoeksbureau is een bepaling opgenomen omtrent de in acht te nemen vertrouwelijkheid. - In feite is slechts sprake van het inkopen van verwerkingscapaciteit. Gelet op alle contractueel vastgelegde waarborgen is er geen sprake van een wezenlijk verschil met het in eigen beheer doen uitvoeren van de werkzaamheden. - Dat er op irreguliere wijze door een medewerker van het onderzoeksbureau gehoorverslagen zijn meegenomen en doorgespeeld naar de pers staat niet in rechtstreeks causaal verband met het feit dat extern verwerkingscapaciteit is ingekocht. Gedaagde heeft niet onrechtmatig gehandeld nu al het nodige is gedaan om de vertrouwelijkheid van de gegevens te waarborgen. - Nu slechts sprake is van het inkopen van verwerkingscapaciteit kan niet worden gesproken van verstrekking aan een derde in de zin van artikel 11 van de Wet Persoonsregistratie (hierna: de WPR) en is artikel 6 van de WPR van toepassing. Aan de in artikel 6 gestelde voorwaarden is voldaan. De analyses zijn niet onverenigbaar met het doel van de registratie. - Zelfs als hier toch moet worden gesproken van verstrekking van gegevens aan een derde dan zijn de geest en de strekking van de regelgeving door gedaagde in acht genomen. Het gaat om wetenschappelijk onderzoek, waartoe zowel de WPR als het privacy-reglement Vreemdelingensysteem de mogelijkheid bieden. 3. Beoordeling van het geschil 3.1. Eisers betwisten niet de bevoegdheid van het Ministerie van Justitie om aan de hand van in het kader van asielaanvragen aan hem verstrekte gegevens onderzoek te verrichten met betrekking tot asielstromen in het algemeen en reis- en smokkelroutes in het bijzonder. Ter beoordeling staat of gedaagde door de terbeschikkingstelling aan NSS/Interview van -naar vaststaat niet geanonimiseerde- (kopieën van) rapporten van eerste gehoor van asielzoekers voor de in de antwoorden op de Kamervragen vermelde coderingswerkzaamheden, al dan niet in strijd heeft gehandeld met de wettelijke voorschriften ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer met betrekking tot persoonsregistraties en/of het daarop gebaseerde reglement INDIS. 3.2. Het primaire standpunt van gedaagde dat gesproken kan worden van verstrekking van gegevens binnen de eigen organisatie, waarop artikel 6 van de WPR ziet, moet worden verworpen. In aanmerking nemend dat de gegevens feitelijk zijn overgebracht naar het kantoor van NSS en aldaar bewerkt zullen worden door medewerkers van NSS, dan wel door NSS daartoe aan te trekken uitzendkrachten, is evident sprake van verstrekking aan een derde. De omstandigheid dat het met NSS gesloten contract waarborgen biedt ten aanzien van strikte vertrouwelijkheid, geheimhouding en beveiliging van de gegevens maakt dat niet anders. 3.3. Het voorgaande brengt mee dat hier sprake is van de situatie die is geregeld in artikel 11 van de WPR. Dat zich een van de in het eerste lid van dit artikel genoemde gevallen, waarin verstrekking aan een derde is toegestaan, zou voordoen is gesteld noch gebleken. Gedaagde beroept zich op het bepaalde in het tweede lid, dat luidt als volgt: "Ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek dan wel op grond van een dringende en gewichtige reden, kunnen desgevraagd gegevens aan een derde worden verstrekt voorzover de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerden daardoor niet onevenredig wordt geschaad." Een van de voorwaarden voor de geoorloofdheid van verstrekking in deze gevallen is dat het initiatief daartoe is uitgegaan van de ontvanger van de gegevens. Aan die voorwaarde is hier echter niet voldaan. Niet NSS, maar de IND heeft het initiatief genomen werkzaamheden te laten verrichten en daartoe persoonsgegevens te verstrekken. Dergelijke spontane verstrekking is ingevolge de WPR niet toegestaan. Afgezien daarvan is het zeer de vraag of de analyses die de IND volgens de antwoorden op de Kamervragen van reis- en smokkelroutes wil maken, zijn te kwalificeren als "wetenschappelijk" onderzoek. Nu die analyses gemaakt moeten worden in het kader van de Taskforce Mensensmokkel lijkt veeleer sprake van een bijdrage aan opsporingsonderzoek. En zo al van wetenschappelijk onderzoek door de IND gesproken zou kunnen worden, dan zijn in ieder geval de enkele coderingswerkzaamheden die aan NSS zijn uitbesteed niet als zodanig aan te merken. 3.4. Gezien het voorgaande heeft gedaagde in strijd met de WPR en dus onrechtmatig gehandeld door persoonsgegevens van asielzoekers aan NSS/Interview te verstrekken. De vordering tot terugname van de verstrekte dossiers is derhalve toewijsbaar. Aangezien uit niets is gebleken dat ook aan andere bureaus dossiers zijn verstrekt, bestaat voor toewijzing van het te dien aanzien gevorderde geen aanleiding. 3.5. Nu ingevolge de toepasselijke regelgeving onder voorwaarden verstrekking van gegevens aan personen of instanties met een publiekrechtelijke taak toelaatbaar is en er voorts diverse gerenommeerde instellingen zijn die zich specifiek richten op "wetenschappelijk onderzoek en statistiek", wordt met eisers geoordeeld dat het verstrekken van gevoelige gegevens als waar het hier om gaat aan particuliere organisaties achterwege dient te blijven. Het gevorderde verbod zal derhalve eveneens worden toegewezen. 3.6. Van het opleggen van een dwangsom zal worden afgezien, nu gedaagde rechterlijke uitspraken ook zonder een dergelijke sanctie pleegt na te komen. 3.7. Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. 4. Beslissing De President: Veroordeelt gedaagde binnen 24 uur na betekening van dit vonnis over te gaan tot terugname van alle aan Organisatiebureau NSS/InterView verstrekte dossiers van asielzoekers. Verbiedt gedaagde in de toekomst privacygevoelige informatie uit asieldossiers aan private organisaties ter hand te stellen. Veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van eisers begroot op ƒ 2.012,33, waarvan ƒ 400,-- aan griffierecht en ƒ 62,33 aan dagvaardingskosten. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus gewezen door mr. E.M. Dil-Stork en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 1999 in tegenwoordigheid van de griffier. md