Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1073

Datum uitspraak1999-08-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers99/7214
Statusgepubliceerd


Uitspraak

President van de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage Sector Bestuursrecht Proces-verbaal van de mondelinge UITSPRAAK ingevolge artikel 8:84, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht Reg.nr.: AWB 99/7214 GEMWT Inzake 1. Elfrings Bouwstoffen BV, gevestigd aan de Lulofsstraat 20-24 te Den Haag, verzoekster sub 1, 2. Verschoor Schilders BV, gevestigd aan de Lulofsstraat 25 te Den Haag, verzoekster sub 2, 3. Dijka BV, gevestigd aan de Lulofsstraat 30 te Den Haag, verzoekster sub 3, 4. Centrum Vakopleiding Haaglanden, gevestigd aan de Lulofsstraat 55 te Den Haag, verzoeker sub 4, 5. Facilitaire Dienst aan de Haagse Hogeschool, gevestigd aan de Johanna Westerdijkplein te Den Haag, verzoeker sub 5, 6. Kokkelink Beheer BV, gevestigd aan de Van der Kunstraat 112 te Den Haag, verzoekster sub 6, 7. Chaudron Afbouw BV, gevestigd aan de Lulofsstraat 27 te Den Haag, verzoekster sub 7, 8. NV Eneco, gevestigd aan de Verheeskade 25 te Den Haag, verzoekster sub 8, 9. Marktkauf Handelsgesellschaft mbH & Co. OHG, gevestigd te Duitsland, tevens kantoorhoudend te Duiven, verzoekster sub 9, 10. Gamma Bouwmarkten, gevestigd te Vlaardingen, verzoeker sub 10, tegen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder. 1.Aanduiding bestreden besluit. Het besluit van verweerder van 15 juni 1999, kenmerk BZ9000730 I. 2.Datum uitspraak. 27 augustus 1999 Verzoekers hebben zich doen vertegenwoordigen door mr. A.C.E.G. Cordesius, advocaat te Den Haag. Voor verweerder is verschenen mr. M.V. Denekamp-Breuer en mr. H.J.A. Mesdag, werkzaam bij de Bestuursdienst van de gemeente Den Haag, drs ing. W.G. Koelemij, werkzaam bij de Dienst Stadsontwikkeling van de gemeente Den Haag en de heer Weijman, werkzaam bij Regionaal Politiekorps Haaglanden. Na het onderzoek ter openbare zitting te hebben gesloten, doet de president uitspraak als volgt. 3. Gronden. Een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 Awb is verzocht ten aanzien van het besluit van verweerder van 15 juni 1999, kenmerk BZ9000730 I, strekkende tot verplaatsing van de tippelzone aan de Waldorpstraat naar de Lulofsstraat voor de periode van 1 september 1999 tot 1 april 2000. Tegen dit besluit hebben verzoekers op 20 juli 1999 een bezwaarschrift ingediend. Namens verzoekers is - kort gezegd - aangevoerd dat er geen zorgvuldig onderzoek heeft plaats gevonden naar de gevolgen van de verplaatsing van de tippelzone en dat het bestreden besluit een deugdelijke motivering ontbeert. Ter zitting is door verweerder aangegeven dat het gebied Laakhaven in ontwikkeling is en dat zolang mogelijk is vastgehouden aan het uitgangspunt de tippelzone, tijdens de herinrichting, op de huidige locatie - de Waldorpstraat - te laten functioneren. Pas in een laat stadium is duidelijk geworden dat als gevolg van het feit dat de verkeerssituatie in de Waldorpstraat gedurende de herinrichting van deze straat per dag wezenlijk anders zal zijn en slechts toegankelijk zal zijn vanuit één richting de veiligheid van weggebruikers en prostituees en hun klanten gevaar loopt. Van een te gemakkelijk besluit tot tijdelijke verplaatsing van de tippelzone is naar voorlopig oordeel gezien deze door verweerder ter zitting gegeven toelichting dan ook geen sprake. Voorts is het onderhavige besluit weliswaar in een laat stadium genomen, maar nu verweerder voorafgaande aan het bestreden besluit wel zijn voornemen met partijen heeft besproken, kan niet gesteld worden dat sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding. Met betrekking tot de aanwijzing van de Lulofsstraat als tijdelijke locatie voor de tippelzone is ter zitting naar voren gebracht dat ter voorkoming van uitwaaiering van de tippelzone, de tijdelijke tippelzone zo dicht mogelijk bij de afwerkplaats dient te worden gesitueerd. Gezien de overige bestratingswerkzaamheden in het gebied bleek, aldus verweerder, dat alleen de Lulofsstraat als locatie hiervoor in aanmerking komt. Dat er sprake zal zijn van enige vorm van overlast van een tippelzone, of deze nu functioneert in de Waldorpstraat dan wel de Lulofsstraat, is onvermijdelijk. Ter zitting heeft verweerder naar voren gebracht dat rondom het functioneren van de tippelzone destijds een aantal beheersafspraken zijn gemaakt. Met de politie is afgesproken dat tegen werken buiten de toegestane zone en tijden zal worden opgetreden. Met de Dienst Stadsbeheer zijn afspraken gemaakt omtrent het schoonmaken van de tippelzone en de afwerkplaats. Genoemde instantie/dienst alsmede de hulpverlener in de huiskamer zijn aanspreekpunten voor klachten. Voorts heeft verweerder toegezegd dat ter beperking van extra overlast in de Lulofsstraat vóór 1 september 1999 een extra lantaarnpaal alsmede prullenbakken aan lantaarnpalen zullen worden geplaatst. Verweerder is naar voorlopig oordeel in redelijkheid tot het besluit kunnen komen dat de tippelzone gedurende de periode van 1 september 1999 tot 1 april 2000 wordt verplaatst naar de Lulofsstraat. Ook hetgeen overigens namens verzoekers is aangevoerd kan niet tot toewijzing van het verzoek leiden. Het verzoek wordt afgewezen. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is niet gebleken. 4. Beslissing. De president van de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage, Wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht af. mr. M. Harteveld mr. C.C. de Rijke-Maas Griffier Fungerend president Voor eensluidend afschrift, De griffier van de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage,