Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1097

Datum uitspraak1998-04-08
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/21475
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem zesde enkelvoudige belastingkamer nr. 97/21475 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende: *X te: *Z ambtenaar:de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren *P aangevallen beslissing: uitspraak op bezwaarschrift d.d. 5 augustus 1997 soort belasting: inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen jaar: 1996 mondelinge behandeling: op 25 maart 1998 te Arnhem door mr Lamens, raadsheer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier waarbij verschenen: belanghebbende alsmede de inspecteur gronden: Ontvankelijkheid beroep 1. Belanghebbende heeft in de – naar zijn oordeel door de belastingdienst gevoede – veronderstelling geleefd dat hij – na een antwoord op zijn verzoek om kwijtschelding van de belasting aan de ontvanger – alsnog beroep kon instellen en heeft uiteindelijk op 17 november 1997 – één dag te laat – zijn beroepschrift bij de infobalie van het Paleis van Justitie bezorgd, waar hem zou zijn meegedeeld dat hij nog op tijd was. Het Hof heeft – gelet op de ter zitting gevormde indruk – geen reden om te twijfelen aan de lezing van belanghebbende en komt op grond daarvan tot de conclusie dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Klacht 2. Belanghebbende verweert zich tegen de hem over 1996 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting met het betoog dat het enkele feit dat de vanaf 1 maart 1996 genoten IOAW-uitkering voor de helft aan beide echtgenoten toekomt ertoe leidt dat hij over 1996 in tariefgroep II moet worden ingedeeld en aldus in ieder geval over de door hem in de maanden januari en februari 1996 genoten WW-uitkering door indeling in tariefgroep III in die periode te weinig belasting is geheven. Tariefgroepindeling 3. In artikel 54, onderdeel c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) is voor de inkomstenbelasting bepaald dat in tariefgroep III wordt ingedeeld de belastingplichtige die mede de basisaftrek van een ander geniet. 4. Belanghebbende kan, gelet op artikel 55, leden 1 en 2, van de Wet, de aan diens echtgenote toekomende basisaftrek slechts genieten indien die kan worden overgedragen. De basisaftrek kan door zijn echtgenote slechts worden overgedragen, indien zij geen inkomen heeft genoten of een inkomen dat, na verrekening van verliezen uit voorafgaande jaren, minder bedraagt dan de basisaftrek. 5. Tussen partijen staat vast dan belanghebbende's echtgenote een inkomen heeft genoten dat, na verrekening van verliezen uit voorafgaande jaren, meer bedraagt dan de basisaftrek. In dat geval is belanghebbende voor 1996 terecht ingedeeld in tariefgroep II. Verplichte aanslag 6. Artikel 64, lid 2, onderdeel e, van de Wet bepaalt dat een aanslag moet wordt vastgesteld ten aanzien van de belastingplichtige die voor de loonbelasting langer dan een maand is ingedeeld in tariefgroep III, doch ingevolge deze wet wordt ingedeeld in tariefgroep II. Aan belanghebbende is derhalve in overeenstemming met de wettelijke bepalingen een aanslag opgelegd. Belanghebbende heeft de omvang daarvan niet bestreden. 7. Het Hof mag de redelijkheid en de billijkheid van de wet niet toetsen en kan derhalve de uitdrukkelijke wettekst niet terzijde schuiven voor een wetstoepassing in de door belanghebbende beoogde zin. Beleid Staatssecretaris 8. De Staatssecretaris van Financiën heeft over deze problematiek in de Resolutie van 2 april 1993, nr. DB92/5804, VN 1993, blz. 1248 e.v. nog het volgende opgemerkt: „(...). Door de verschillen in de heffing bij wijze van inhouding en de heffing bij wege van aanslag kunnen inhaaleffecten optreden. Hierdoor kan het bedrag van de ingehouden loonbelasting/premie volksverzekeringen (belangrijk) afwijken van de op de aanslag verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. Dergelijke verschillen worden veroorzaakt door een aantal factoren: * de tariefgroepindeling in de loonbelasting wijkt af van de tariefgroepindeling in de inkomstenbelasting. Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer de inkomsten van de minstverdiener meer bedragen dan het bedrag van de basisaftrek, terwijl voor de loonbelasting de basisaftrek was overgedragen. Ook is het mogelijk dat in de loop van het jaar recht ontstaat op een uitkering ingevolge de sociale verzekeringswetten, welke aan beide partners toekomt (bijvoorbeeld ABW/ RWWW/IOAW/IOAZ). In dat geval kan de tariefgroepindeling in de loop van het jaar een wijziging ondergaan. (...). Hoewel mijn beleid erop is gericht de in de inhoudingssfeer verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen zo goed mogelijk af te stemmen op de verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, zijn verschillen daartussen in een aantal gevallen onvermijdbaar. De wetgever heeft er bewust voor gekozen in die situaties aan de belastingplichtigen een verplichte aanslag op te leggen. Reeds om die reden is toepassing van de hardheidsclausule van artikel 63 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) niet mogelijk. Het feit dat ten gevolge van verschillen in heffingstechniek een inhaaleffect optreedt en mede daardoor een verhoudingsgewijs hoge aanslag wordt opgelegd, vormt evenmin een onbillijkheid van overwegende aard als bedoeld in artikel 63 AWR. Het is vast beleid dat ik verzoeken om toepassing van de hardheidsclausule in verband met opgetreden inhaaleffecten afwijs. Met dit beleid heeft de Commissie voor de Verzoekschriften uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal reeds meermalen ingestemd.”. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof: – bevestigt de uitspraak van de inspecteur; – gelast de inspecteur aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ƒ 80,– te vergoeden; Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 8 april 1998 te Arnhem door mr Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen–Post als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier,Het lid van de voormelde kamer, (I.B. Vermeulen–Post)(J. Lamens) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 14 april 1998