Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1101

Datum uitspraak1998-07-09
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/0680
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem zevende enkelvoudige belastingkamer nr. 98/0680 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende: X te: Z ambtenaar: het hoofd van de afdeling gemeentelijke belastingen van Arnhem aangevallen beslissing: uitspraak op bezwaarschrift tegen naheffingsaanslag soort belasting: parkeerbelasting tijdstip: 16 januari 1998 te 13.29 uur mondelinge behandeling: op 9 juli 1998 te Arnhem door mr drs F.J.P.M. Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als grifWer waarbij verschenen: de woordvoerster van de ambtenaar waarbij niet verschenen: belanghebbende, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen gronden: 1. De bestreden nahefWngsaanslag is opgelegd voor het in de a-straat ‘parkeren bij parkeerautomaat met kaarten zonder aanbrengen kaart op voorgeschreven wijze’. 2. In bezwaar heeft belanghebbende onder meer gesteld, dat hij geld had gewisseld bij een friteszaak, dat bij geldinworp de centrale parkeermeter defect bleek en dat hij vermoedt dat meerdere auto's een bekeuring hadden, omdat niemand kon betalen. 3. Kennelijk bestond er bij belanghebbende geen misverstand over dat ter plaatse voor parkeren belasting verschuldigd was. 4. Voor zover belanghebbende bedoelt te stellen dat hij wel het verschuldigde (munt-)geld in de automaat heeft geworpen doch daaruit tengevolge van een defect geen kaartje kreeg, is dit niet aannemelijk. Tegenover belanghebbendes stelling dat de verbaliserende beambte na telefonisch contact het defect zou veriWëren, voert de ambtenaar aan en acht het hof geloofwaardig, dat bij het Parkeerbedrijf van de gemeente Arnhem op 16 januari 1998 geen enkele melding is ontvangen dat een parkeermeter in de a-straat defect zou zijn. Onvoldoende aannemelijk is daarom dat belanghebbende de verschuldigde belasting wel heeft betaald doch dit enkel niet zou kunnen bewijzen doordat de automaat tengevolge van een defect geen kaartje gaf. De belasting is dan ook gelet op artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen terecht nageheven. 5. Voor zover belanghebbende bedoelt te stellen dat ook de inworp van geld in de door hem bedoelde automaat onmogelijk was, baat dit hem evenmin. In de a-straat staan, zoals de ambtenaar aanvoert en het hof aannemelijk acht, in totaal vijf parkeerautomaten, elk voorzien van de aanwijzing ‘Indien defect, betalen bij dichtstbijzijnde parkeerautomaat’. Zoals is geoordeeld in het geval berecht in het arrest van de Hoge Raad van 22 november 1995, nr. 30 456 (BNB 1996/28, Belastingblad 1996, blz. 57), geldt de verplichting tot voldoening van de verschuldigde parkeerbelasting ook indien de automaat defect was en de belasting aldaar niet kon worden voldaan. 6. Het beroep is ongegrond. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de ambtenaar. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 9 juli 1998 door mr drs F.J.P.M. Haas, raadsheer, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (W.J.N.M. Snoijink)(F.J.P.M. Haas) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 juli 1998