Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1113

Datum uitspraak1997-12-03
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers96/1379
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem tweede enkelvoudige belastingkamer nr. 96/1379 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende: X BV te: Z ambtenaar: gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: GS) aangevallen beslissing: uitspraak op bezwaarschrift tegen gevorderd bedrag soort belasting: leges notanummer en -datum: 00001, 3 januari 1995, verzonden 4 januari 1995 mondelinge behandeling: op 19 november 1997 te Arnhem door mr Van Schie, vice-president, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier waarbij verschenen: A, in dienst van belanghebbende, bijgestaan door B, kantoor houdende te P waarbij niet verschenen: GS hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen gronden: 2.1. Door aankruising van de rubrieken ‘Hinderwet’, subrubriek ‘een nieuwe, de gehele inrichting omvattende, vergunning (artikel 6a)’ en ‘Wet geluidhinder’, subrubriek ‘een vergunning mede strekkende tot vervanging van de eerder verleende vergunningen (artikel 22, lid 1)’, op een formulier dat bij GS is ingekomen op 10 december 1991, heeft belanghebbende de genoemde vergunningen aangevraagd. 2.2. Beide vergunningen zijn verleend op 2 juni 1993 onder nummer MW91.87351-6093020 en in afschrift aan belanghebbende verzonden op 16 juni 1993. 2.3. Aan leges is geheven: 2.3.1. voor de afgifte van de Hinderwetvergunning ƒ 27 504,25, gespeciWceerd in de bijlage bij de legesnota en met toepassing van telkens de ‘tweede tarieven’ vermeld in onderdeel 10a van de Tarieventabel 1992 die behoort bij de Legesverordening provincie Gelderland, 2.3.2. voor de afgifte van de vergunning ingevolge artikel 17, lid 1, van de Wet geluidhinder ƒ 12 010,– op grond van onderdeel 10d van de voormelde tarieventabel, en 2.3.3. aan verhaalde kosten van publicatie als bedoeld in de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne ƒ 2 250,–, 2.3.4. in totaal derhalve ƒ 41 764,25. 3. In geschil is, of de leges terecht ƒ 41 764,25 bedragen, wat GS verdedigen, dan wel ƒ 23 641,49 of ƒ 29 504,25 moeten bedragen, wat belanghebbende primair onderscheidenlijk subsidiair voorstaat. 4.1. Bij de drieledige tarieven die zijn opgenomen in onderdeel 10a voormeld verwijst een asterisk naar de voettekst van de bladzijden 5 tot en met 7 van de genoemde tarieventabel. Die tekst luidt: * Het eerste tarief geldt voor enkelvoudige afgifte van een Hinderwetvergunning; het tweede tarief is van toepassing wanneer een Hinderwetvergunning in combinatie met andere vergunningen wordt afgegeven; het derde tarief geldt voor gevallen waarin het gaat om een vergunning ingevolge artikel 33 van de Afvalstoffenwet. 4.2. GS voeren aan dat zij door op dezelfde datum (2 juni 1993, verzonden 16 juni 1993) de beide vergunningen af te geven het gecombineerde karakter onderstreepten, alsmede dat wanneer twee duidelijk samenhangende aanvragen op een verschillend tijdstip zouden worden ingediend dat geen invloed heeft op het gecombineerde karakter. 4.3. Voor de toepassing van de ‘tweede tarieven’ is volgens de hiervóór weergegeven tekst enkel de afgifte in combinatie met andere vergunningen bepalend. Aan de omstandigheid dat bij één formulier meer dan één vergunning is aangevraagd, komt dus niet zonder meer doorslaggevende betekenis toe, te meer daar belanghebbende onweersproken stelt dat de provinciale organisatie slechts één aanvraagformulier beschikbaar heeft. 4.4. Tot staving van de vorenbedoelde ‘combinatie’ wijzen GS overigens op niets anders dan de gelijktijdigheid. Ook de beide vergunningen vermelden in dit verband slechts dat de daartoe strekkende ‘aanvragen gelijktijdig zijn behandeld’. 4.5. GS voeren niets aan ter toelichting van de – bedoelde – reikwijdte van de voormelde voettekst en evenmin iets omtrent de geschiedenis van haar totstandkoming. De toepassing van de bedoelde ‘tweede tarieven’ moet daarom worden beperkt tot gevallen waarin vergunningen klaarblijkelijk in combinatie met elkaar zijn afgegeven, welk geval zich kan voordoen indien de daartoe strekkende aanvragen in inhoudelijke en/of procedurele samenhang met elkaar zijn beoordeeld dan wel de vergunningen naar elkaar verwijzen of gelijkluidende voorwaarden behelzen. Daarvan is evenwel, afgezien van de twee eerste parallelle algemene voorschriften die kennelijk in elke milieuvergunning standaard zijn, niets gesteld of gebleken. 4.6. Met belanghebbende ziet het hof dan ook geen reden waarom hier de bedoelde tweede tarieven en niet de eerste toepasselijk zouden zijn. 4.7. De aantallen eenheden waarop de tarieven zijn toegepast worden door belanghebbende niet betwist. Het primaire standpunt van belanghebbende, in bijlage A bij het beroepschrift weergegeven in de kolom ‘berekening X (2)’, kan dan ook als juist worden aanvaard, behoudens het navolgende. 4.8. Onderdeel 10h van de tarieventabel luidt: De kosten van de publikatie als bedoeld in de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne, voortvloeiend uit aanvragen voor vergunningen in het kader van de Hinderwet, de Wet inzake de luchtverontreiniging e.a., de AfvalstoTenwet en de Wet geluidhinder, zullen op de aanvrager worden verhaald tot een maximumbedrag van ƒ 3 000,–. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 1 maart 1989, BNB 1989/127 en Belastingblad 1989, blz. 320, acht het hof het vermelde maximum niet zo hoog dat het geen wezenlijke functie zou vervullen voor de zekerheid die de legesplichtige aan de verordening behoort te kunnen ontlenen over de omvang van de kosten die aan de publicatie verbonden zullen zijn. Daar ƒ 2 250, derhalve minder dan het voormelde maximum, is doorberekend, valt aan te nemen dat deze kosten beperkt zijn gebleven tot het doorberekende bedrag. Noch in de tarieventabel noch in de overige gedingstukken is een aanknopingspunt te vinden voor de in bezwaar door belanghebbende opgeworpen stelling dat in de legesverordening voor de provincie Gelderland ‘dd. 22-6-1993’ voor publicatiekosten een vast bedrag van ƒ 2 000 zou zijn opgenomen. 4.9. De grieven van belanghebbende over de aspecten eenduidigheid en tijdstippen behoeven na het voorgaande geen afzonderlijke bespreking. 4.10. De leges moeten worden verminderd tot ƒ 23 641,49 + (ƒ 2 250 – ƒ 2 000 =) ƒ 250 ofwel ƒ 23 891,49. proceskosten: De proceskosten van belanghebbende zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten Wscale procedures te berekenen op: – aan ter zitting door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand 1 x ƒ 710,– x 1,5 = ƒ 1 065,–; – aan reis– en verblijfkosten van A voornoemd (2x 5 strippen à ƒ 1,50 =) ƒ 15,– resp. ƒ 10,– en aan verletkosten (3 uur à ƒ 100,– =) ƒ 300,–, in totaal derhalve ƒ 325,–. beslissing: Het gerechtshof: – vernietigt de uitspraak van GS; – vermindert het gevorderde bedrag tot ƒ 23 891,49; – gelast GS aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht van ƒ 75,– te vergoeden; – veroordeelt GS in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ƒ 1390,–, te vergoeden door de provincie Gelderland. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 3 december 1997 door mr Van Schie, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (W.J.N.M. Snoijink)(P.M. van Schie) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 december 1997