Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1121

Datum uitspraak1998-05-13
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/20875
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem Zesde enkelvoudige belastingkamer nr. 97/20875 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende: *X te: *Z ambtenaar: het hoofd van de afdeling Belastingen van de Publieksdienst van de gemeente *P aangevallen beslissing: uitspraak op bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag soort belasting: parkeerbelasting van de gemeente *P jaar: 1995 mondelinge behandeling: op 29 april 1998 te Arnhem door mr Lamens, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier waarbij verschenen: belanghebbende alsmede de ambtenaar * Feiten: 1. Belanghebbende heeft op 27 november 1995 om 13.44 uur een door hem gehuurde auto van het merk Citroën, voorzien van het kenteken *, geparkeerd op de *a-burg in de gemeente *P op een plaats waar voor het parkeren van een voertuig parkeerbelasting moest worden voldaan. Op genoemd tijdstip was de verschuldigde parkeerbelasting niet voldaan. 2. Ter zake hiervan heeft de ambtenaar op 27 november 1995 aan belanghebbende - als degene die het voertuig heeft geparkeerd - een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Het desbetreffende aanslagbiljet heeft belanghebbende achter de voorruit aangetroffen op 27 november 1995. Tegen deze naheffingsaanslag heeft belanghebbende geen bezwaar gemaakt. 3. De ambtenaar heeft, omdat voldoening van de parkeerbelasting door belanghebbende uitbleef, op 20 juli 1996 een aanslagbiljet verzonden aan de houder van het onderhavige voertuig, een verhuurbedrijf te *Q. Deze laatstbedoelde aanslag is op het daartegen door het verhuurbedrijf gemaakte bezwaar vernietigd omdat het verhuurbedrijf, nu sprake was van een voor zes dagen aangegane huurovereenkomst, niet kon worden aangemerkt als degene die het voertuig had geparkeerd. 4. Op 19 oktober 1996 heeft de ambtenaar vervolgens een op die dag gedagtekende kopieaanslagbiljet aan belanghebbende gezonden. Dit biljet vermeldt - voorzover hier van belang -: “Onlangs is een naheffingsaanslag parkeerbelasting uitgereikt. Door dit kopieaanslagbiljet wordt u in de gelegenheid gesteld om de parkeerbelasting terstond te betalen.”. 5. Hiertegen heeft belanghebbende op 22 oktober 1996 bezwaar gemaakt, welk bezwaar door de ambtenaar is afgewezen. Geschil: Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende ter zake van het parkeren op 27 november 1995 met het hiervóór vermelde voertuig terecht parkeerbelasting is verschuldigd geworden, welke vraag belanghebbende ontkennend en de ambtenaar bevestigend beantwoordt. Gronden: 1. Ingevolge - het hier van toepassing zijnde - artikel 23, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) kan, voorzover hier van belang, hij die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde naheffingsaanslag of tegen een hem voor bezwaar vatbaar gegeven beschikking een bezwaarschrift indienen. 2. Belanghebbende heeft op 22 oktober 1996 bezwaar gemaakt tegen het op 19 oktober 1996 gedagtekende kopie-aanslagbiljet, in welk bezwaar hij door de ambtenaar is ontvangen. 3. Zulks is naar het oordeel van het Hof niet juist. De vaststelling van de naheffingsaanslag waartegen belanghebbende op de voet van voormelde bepaling bezwaar had kunnen maken is immers geschied door het opmaken van het aanslagbiljet van 27 november 1995. De omstandigheid dat de ambtenaar niet bevoegd is ter zake van de onderhavige gedraging meer dan één naheffingsaanslag aan belanghebbende op te leggen dwingt tot de gevolgtrekking dat het kopie-aanslagbiljet van 19 oktober 1996 niet een zodanige vaststelling kan behelzen. Dit biljet moet, mede gelet op de daarop vermelde tekst - hiervóór onder punt 4 weergegeven - en ondanks zijn benaming, worden aangemerkt als een uitnodiging aan belanghebbende tot betaling van de uit de naheffingsaanslag van 27 november 1995 voortvloeiende belastingschuld. 4. Aangezien artikel 23, lid 1, AWR niet de mogelijkheid biedt tegen een zodanige uitnodiging bezwaar in te dienen, had de ambtenaar belanghebbende in zoverre niet mogen ontvangen in dat bezwaar. 5. Voorzover het op 22 oktober 1996 ingediende bezwaarschrift moet worden geacht te zijn gericht tegen de op 27 november 1995 gedagtekende naheffingsaanslag kan belanghebbende daarin evenmin worden ontvangen, aangezien dat geschrift ruim negen maanden na de daarvoor bestemde termijn is ingediend, terwijl van een omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest, het Hof niet is gebleken. 6. Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat de ambtenaar belanghebbende ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard in zijn op 22 oktober 1996 ingediende bezwaarschrift. De uitspraak dient mitsdien te worden vernietigd. 7. Ten overvloede zij nog opgemerkt dat belanghebbende zich ter zitting van het Hof heeft verenigd met het - juiste - standpunt van de ambtenaar dat belanghebbende ter zake van de onderhavige gedraging parkeerbelasting is verschuldigd geworden. Proceskosten: Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Beslissing: Het Hof vernietigt de uitspraak van de ambtenaar en verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 1998 te Arnhem door mr Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (R. den Ouden) (J. Lamens) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 14 mei 1998