Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1123

Datum uitspraak1998-03-19
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/21317
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem derde enkelvoudige belastingkamer nr. 97/21317 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende:X te:Z ambtenaar:het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk (hierna: het college) aangevallen beslissing:uitspraak op bezwaarschrift tegen nahefWngsaanslag soort belasting:parkeerbelasting tijdstip:28 juli 1997 te 12.55 uur mondelinge behandeling:met toestemming van beide partijen niet gehouden gronden: 1. Volgens artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan, indien belasting die op aangifte behoort te worden voldaan, geheel of gedeeltelijk niet is betaald, de te weinig geheven belasting worden nageheven. De onderhavige parkeerbelasting moet op aangifte worden voldaan, als hoedanig alleen in aanmerking komt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeermeter-/automaat met inachtneming van de voorschriften bedoeld in artikel 234, lid 2, van de Gemeentewet. Tot die voorschriften behoort, dat het uit de automaat verkregen parkeerkaartje achter de voorruit van het voertuig zichtbaar moet zijn. 2. Tussen partijen staat wel vast dat het kaartje op het voormelde tijdstip niet zichtbaar was, daar belanghebbende in het bezwaarschrift aanvoert te hebben geconstateerd dat het kaartje van het dashboard was gegleden en de betrokken parkeercontroleur verklaart geen zichtbaar parkeerkaartje achter de voorruit of elders in de auto te hebben aangetroffen. 3. Dit brengt evenwel niet zonder meer mee dat de nahefWngsaanslag terecht is opgelegd. Met het parkeerkaartje dat belanghebbende zowel in bezwaar als in beroep in kopie overlegt, maakt hij voldoende aannemelijk, dat hij op de voormelde datum omstreeks 10.40 uur, dus ruim vóór het tijdstip van controle, het dagtarief op aangifte heeft voldaan dat geldt voor parkeren aan de Boulevard Zeepad. 4. Hieraan doet niet af dat, zoals in de verklaring van de controleur te lezen valt, ‘het in theorie mogelijk is om op een andere manier aan een kaartje te komen.’ Het kaartje ruimt geen plaats in voor vermelding van een kenteken of ander kenmerkend gegeven van het voertuig of van de parkeerder. Op hetgeen op de parkeerkaartjes in Harderwijk wordt afgedrukt heeft belanghebbende, naar valt aan te nemen, geen invloed kunnen hebben. De genoemde mogelijkheid, waarvan het gebruik frauduleus zou zijn, kan niet worden tegengeworpen aan belanghebbende, van wie gesteld noch gebleken is dat hij zich aan die fraude schuldig zou hebben gemaakt. 5. Het vorenstaande houdt in dat de verschuldigde belasting vóór dat tijdstip was betaald, zodat artikel 20 voormeld aan nahefWng in de weg staat. De nahefWngsaanslag kan niet in stand blijven. proceskosten: In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten Wscale procedures kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. beslissing: Het gerechtshof: – vernietigt de uitspraak van het college alsmede de daarbij gehandhaafde nahefWngsaanslag; – gelast het college aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ƒ 45,– te vergoeden. Aldus gedaan te Arnhem op 19 maart 1998 door mr Haas, raadsheer, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (W.J.N.M. Snoijink)(N.E. Haas) De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 19 maart 1998. x