Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1141

Datum uitspraak1997-07-31
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers96/1968
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem vijfde enkelvoudige belastingkamer nr. 96/1968 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende:X BV te: Z ambtenaar: hoofd afdeling Belastingen van de Bestuursdienst van de gemeente Ede aangevallen beslissing: uitspraak op bezwaarschrift tegen aanslag soort belasting: rioolrecht jaar: 1996 mondelinge behandeling: op 19 december 1997 te Arnhem door mr Röben, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier waarbij verschenen: A, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede de ambtenaar gronden: 1. Belanghebbende richt haar grief tegen de verhoging van de tarieven genoemd in artikel 5, derde lid 3, van de ‘Verordening rioolrechten 1996’ met 25% bij het raadsbesluit van 8 en 9 november 1995, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Gelderland op 12 december 1995 onder nummer WE95.53983/BV 322, aangezien deze volgens haar is doorgevoerd in afwijking van bij haar gewekt vertrouwen dat eerst voor 1997 en na een evaluatie van in het verleden door de gemeenteraad van Ede genomen besluiten een aanpassing van het vastgelegde tarief zou kunnen plaatshebben. 2. Tot vaststelling en wijziging van het tarief van een gemeentelijke belasting is volgens artikel 217 van de Gemeentewet uitsluitend de raad bevoegd, behoudens de tot 1 juli 1996 vereiste hogere goedkeuring. Afgezien van het algemene uitgangspunt dat hetgeen in de verordening wordt geregeld omtrent de belastingplichtige, de maatstaf, het tarief en wat dies meer zij niet mag leiden tot een willekeurige en onredelijke hefWng die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad, geldt daarbij voor een recht als het onderhavige slechts de beperking die in artikel 229b is vervat. Dit artikel schrijft voor dat de tarieven zodanig worden vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake. Niet is gesteld of gebleken dat de bestreden tarieven niet aan dit voorschrift zouden beantwoorden. 3. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 1992, BNB 1993/4c*, Belastingblad 1993, blz. 37, kunnen gemeentelijke hefWngsverordeningen, als algemeen verbindende voorschriften, worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen. 4. Voor zover belanghebbende bedoelt zich op het rechtszekerheidsbeginsel te beroepen, beschermt dit haar niet tegen tariefsverhogingen als de onderhavige. Anders dan bijvoorbeeld een vrijstellingsbepaling gelden tariefbepalingen in beginsel voor alle belastingplichtigen. Een regeling als die welke bij de invoering van het onderhavige rioolrecht is gekozen, volgens welke in de jaren 1992, 1993 en 1994 een kwart, de helft en driekwart van de in 1995 te bereiken tarieven heeft gegolden, behelst niet een uitdrukkelijk standpunt van de gemeentelijke wetgever op de wijziging waarvan de hefWngsplichtigen niet doorlopend bedacht zouden behoeven te zijn. Door de bestreden tariefswijziging kunnen dan ook geen gerechtvaardigde verwachtingen van belanghebbende zijn geschonden. 5. Belanghebbende voert niets aan waaruit aannemelijk wordt dat het de gemeenteraad van Ede met gebruikmaking van zijn vorenbedoelde bevoegdheid niet zou zijn toegestaan het tarief voor 1996 te verhogen. Indien hierover door het college van burgemeester en wethouders jegens het Z's Bedrijven Contact en/of belanghebbende al toezeggingen zijn gedaan of verwachtingen gewekt, kunnen deze aan de wettelijke bevoegdheid van de gemeenteraad niet afdoen. 6. Het beroep van belanghebbende is ongegrond. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de ambtenaar. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 31 december 1997 door mr Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als grifWer. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (W.J.N.M. Snoijink) (J.B.H. Röben) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 13 januari 1998.