Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1142

Datum uitspraak1997-11-14
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers96/1719
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem vierde enkelvoudige belastingkamer nr. 96/1719 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende: *X te: *Z ambtenaar: Belastingdienst Particulieren *P bestreden beslissing: uitspraak op bezwaar d.d. 15 november 1996 soort belasting: inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen jaar: 1994 mondelinge behandeling: op 14 november 1997 te Harderwijk waarbij verschenen: belanghebbende, alsmede de inspecteur voornoemd. Gronden: 1. Belanghebbende, geboren * 1964, is met ingang van 1 januari 1993 duurzaam gescheiden gaan leven van zijn toenmalige echtgenote. Op * maart 1994 is de echtscheiding uitgesproken. De beide kinderen uit dit huwelijk, geboren respectievelijk in 1990 en 1993, verbleven in 1994 voor het grootste deel van de tijd bij belanghebbendes voormalige echtgenote die, als voogdes, de dagelijkse zorg voor hen heeft. 2. Belanghebbende en zijn voormalige echtgenote waren in 1994 beiden in dienstbetrekking werkzaam. Belanghebbende heeft zich tegenover zijn voormalige echtgenote verbonden de kosten van de kinderopvang voor zijn rekening te nemen. Daarnaast betaalde belanghebbende ƒ 250,-- kinderalimentatie per kind per maand. 3. De resolutie van de Staatssecretaris van Financiën (BNB 1994/314) is niet op een situatie als de onderhavige afgestemd. Een redelijke toepassing van de resolutie brengt naar het oordeel van het hof evenwel mede dat wordt aangenomen dat de totale kosten van de kinderopvang op belanghebbendes voormalige echtgenote drukken en dat belanghebbendes bijdrage wordt gezien als een aanvullende betaling van kinderalimentatie aan zijn voormalige echtgenote. 4. Weliswaar kan aan belanghebbende worden toegegeven dat een zeker verband bestaat tussen de vervulling van zijn dienstbetrekking en de noodzaak van de kinderopvang omdat ook hij, als vader, door zijn werk niet in staat is de kinderen op te vangen gedurende de perioden waarin zijn voormalige echtgenote arbeid verichte, maar gezien het systeem van de resolutie ligt het naar het oordeel van het hof meer voor de hand de faciliteit uitsluitend te verlenen aan werknemers die de dagelijkse zorg voor de opgevangen kinderen hebben. 5. Belanghebbendes bijdrage in de kosten van de kinderopvang moet fiscaal worden behandeld als kinderalimentatie en is daarom niet als persoonlijke verplichting aftrekbaar. De inspecteur heeft in dit verband terecht uitsluitend de forfaitaire aftrek wegens uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van de kinderen verleend. 6. Ook hetgeen belanghebbende overigens aanvoert kan hem niet baten. Zijn beroep is ongegrond. 7. De inspecteur heeft toegezegd zich met haar ambtgenoot die bevoegd is met betrekking tot de aanslagregeling van belanghebbendes voormalige echtgenote in verbinding te stellen teneinde tot een redelijke afwikkeling van de kwestie te komen. In verband hiermee vindt het hof aanleiding met betrekking tot de proceskosten en het griffierecht de onderstaande beslissing te nemen. Proceskosten: Het hof berekent de vergoeding voor belanghebbendes proceskosten (reiskosten) in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures op ƒ 50,--. Beslissing: Het gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep;