Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1143

Datum uitspraak1997-11-25
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/0108
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem derde enkelvoudige belastingkamer nr. 97/0108 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende: *X te: *Z ambtenaar: inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen *P aangevallen beslissing: uitspraak d.d. 20 januari 1997 op bezwaar soort belasting: inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen jaar: 1995 mondelinge behandeling: op 25 november 1997 te Arnhem door mr. Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. Egberts als griffier waarbij verschenen: belanghebbende, alsmede de inspecteur, bijgestaan door de op zijn eenheid werkzame *A Gronden: 1. Belanghebbende is geboren in het jaar 1940. Hij is destijds, omstreeks 19*, wegens ziekte afgekeurd en in het genot gesteld van een W.A.O. uitkering. 2. Belanghebbende heeft zich vanaf omstreeks 1975 gericht op het werven, selecteren en opleiden van werknemers in de *a-branche. Hij heeft deze werkzaamheden uitgevoerd in de vorm van een eenmanszaak onder de naam *A BV. Tot aan het tijdstip waarop belanghebbendes echtgenote ernstig psychisch ziek werd (in 1992), is de onderneming gedurende enige jaren uitgeoefend in de vorm van een tussen belanghebbende en zijn echtgenote bestaande maatschap. Het echtpaar is inmiddels gescheiden. 3. Over het jaar 1992 leverde de onderneming nog een netto winst op van ruim ƒ 5.000,-, bij een omzet van bijna ƒ 22.000,- en een bedrag aan kosten van (afgerond) ƒ 17.000,-. Over de jaren 1993 tot en met 1995 belopen de omzet, de kosten en het nettoresultaat respectievelijk (afgerond) ƒ 36.250,-, ƒ 42.500,-, -/- ƒ 3.100,-; ƒ 9.600,-, ƒ 34.500,-, -/- ƒ 25.000,-; ƒ 19.600,-, ƒ 28.300,-, -/- ƒ 7.100,-. De overeenkomstige cijfers over 1996 belopen volgens de aangifte over dat jaar ƒ 6.000,-, ƒ 30.800,- en -/- ƒ 24.800,-. 4. Belanghebbende heeft in de jaren 1994 tot en met 1996 respectievelijk circa 48, 87 en 30 uren aan opdrachtgevers gedeclareerd. 5. In de loop van 1997 is belanghebbende verhuisd van *Q naar *Z. Voor zijn werkzaamheden gebruikt hij een kamer van zijn woning aldaar. 6. De inspecteur heeft belanghebbendes adviseur bij de regeling van de aanslag over het jaar 1994 in oktober 1995 telefonisch medegedeeld, dat bij de behandeling van de aangifte over het volgend jaar zou worden bezien of de onderneming nog wel als een bron van inkomen zou kunnen worden beschouwd. 7. Belanghebbende heeft over het onderhavige jaar aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van ƒ 35.398,-. De inspecteur heeft bij de vaststelling van de aanslag de volgende correcties toegepast: geen verlies uit onderneming ƒ 7.124,- geen aftrek onderhoudskosten bedrijfsgedeelte pand ƒ 1.980,- correctie buitengewone lasten ten gevolge van hogere drempel ƒ 1.018,- geen zelfstandigenaftrek ƒ 8.345,- ƒ 53.865,-. 8. De inspecteur neemt, daarin bestreden door belanghebbende, primair het standpunt in dat de onder 2 vermelde activiteiten van belanghebbende geen bron van inkomen vormen en subsidiair - indien het bestaan van een onderneming in fiscale zin wel moet worden aangenomen -, dat belanghebbende niet voldoet aan de vereisten voor het toekennen van een zelfstandigenaftrek. 9. Tussen partijen is niet geschil dat belanghebbende de onder 2 vermelde werkzaamheden gedurende een reeks van jaren heeft verricht in het kader van de exploitatie van een onderneming en blijkbaar met (doorgaans) positieve resultaten. 10. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat, indien die onderneming vervolgens gedurende een aantal jaren verliesgevend is en de inspecteur daarin aanleiding vindt de onderneming niet meer als bron van inkomen te aanvaarden, de inspecteur de juistheid van dat standpunt aannemelijk maakt. 11. De enkele omstandigheid dat een onderneming na een aantal jaren met winst een aantal verliesgevende jaren kent, is onvoldoende om die onderneming het karakter van bron van inkomen te ontzeggen. Daartoe is nodig dat aannemelijk gemaakt wordt dat naar redelijke inschatting voor de toekomst geen positieve resultaten meer zijn te verwachten. 12. Het ligt voorts op de weg van belanghebbende om aannemelijk te maken dat en welke bijzondere omstandigheden hebben geleid tot een tijdelijk verliesgevende situatie van de onderneming. 13. De gegevens betreffende omzet en kosten over de jaren 1993 tot en met 1996 wijzen niet op een verbetering in de toekomst van het bedrijfsresultaat. Opmerking verdient in dit verband dat de inspecteur het zakelijk karakter als zodanig van de door belanghebbende opgevoerde kosten niet heeft bestreden. 14. Belanghebbende heeft aangevoerd dat het manisch-depressieve gedrag van zijn echtgenote in 1993 en daarna heeft geleid tot verlies van klanten en relaties en dat dit de oorzaak is van een aantal verliesgevende jaren. Deze omstandigheid die op zichzelf niet onaannemelijk voorkomt, is door de inspecteur niet weersproken en kan dus als vaststaand worden aangenomen. Belanghebbende heeft voorts onweersproken aangevoerd dat het vergroten van het clientenbestand geruime tijd kost en dat zijn onderneming over het lopende jaar 1997 waarschijnlijk geen verlies zal geven of ten hoogste een gering verlies. 15. Deze feiten en omstandigheden, tezamen en in onderling verband beschouwd, rechtvaardigen niet het standpunt van de inspecteur dat de onderneming in het onderhavige jaar niet meer als bron van inkomen kan worden beschouwd. 16. Op dit punt is het gelijk derhalve aan de zijde van belanghebbende. 17. De inspecteur heeft gemotiveerd gesteld dat onaannemelijk is dat belanghebbende in het onderhavige jaar tenminste 1225 uren heeft besteed aan het feitelijk drijven van zijn onderneming. Belanghebbende heeft het bewijs voor het tegendeel geenszins geleverd. 18. Het subsidiaire standpunt van de inspecteur moet derhalve juist worden geoordeeld. 19. De stelling van belanghebbende dat de inspecteur zich jegens hem onvoldoende zorgvuldig heeft gedragen, behoeft geen behandeling, omdat deze stelling, indien zij al juist mocht zijn, niet kan leiden tot verdere verlaging van de aanslag. 20. Belanghebbendes belastbaar inkomen moet derhalve conform de berekening door de inspecteur worden berekend op ƒ 35.398,- (volgens aangifte) + ƒ 8.345,- (zelfstandigenaftrek) = ƒ 43.743,-. 21. Belanghebbendes beroep is ten dele gegrond. Proceskosten: Het hof berekent belanghebbendes proceskosten (reiskosten) op ƒ 35,-. Beslissing: Vernietigt de uitspraak waarvan beroep; Vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 43.743,-; Veroordeelt de inspecteur voor een bedrag van ƒ 35,- in de proceskosten van belanghebbende, te vergoeden door de Staat der Nederlanden; Gelast de inspecteur aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ƒ 75,- te vergoeden. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 25 november 1997