Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1162

Datum uitspraak1998-01-27
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/0365
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem vijfde enkelvoudige belastingkamer nr. 97/0365 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende: X te: Z ambtenaar: het hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente Lelystad aangevallen beslissing: uitspraak op bezwaarschrift tegen nahefWngsaanslag soort belasting: parkeerbelasting tijdstip van controle: 31 oktober 1996 te 15.01 uur mondelinge behandeling: met toestemming van beide partijen niet gehouden gronden: 1. Belanghebbende beklaagt zich over gebrek aan duidelijke bebording ter aanduiding van betaald parkeren in de parkeergarage ‘De Waagpassage’, in het vertoogschrift aangeduid als ‘op het Waagdek’. 2. Onder de bijlagen bij het vertoogschrift bevinden zich, zoals daar opgegeven, ‘6 foto's van de borden en de parkeerautomaat’, zodat valt aan te nemen dat de zes overgelegde foto's de situatie ter plaatse weergeven als waarop belanghebbende in het beroepschrift doelt, te weten de voornoemde parkeergarage en de Waagstraat. 3. Aan het begin van de Waagstraat is aan een paal van 1½ à 2 meter hoog een wit bord te zien met zwarte opschriften ‘BETAALD PARKEREN’, daaronder de gestyleerde afbeelding van een hand die een munt bij een gleuf in de rechterbovenhoek van een apparaat houdt en daaronder de tekst ‘Parkeer eerst uw auto en betaal dan bij de parkeerautomaat’. Een aanduiding van de richting of zone waarvoor die mededeling geldt, staat niet op het bord en een boven- of onderbord met zone- of richtingsaanduiding is er ook niet bij geplaatst. Direct achter dit bord bevindt zich aan de rechterzijde de inrit naar een benzinestation. Aan het begin van de stoep tussen de rijbaan en de bestrating van het benzinestation staat aan een paal van ongeveer gelijke hoogte bord 99 van bijlage II van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (Stb. 1966, 181) met onderbord ‘alleen in de vakken’, op een afstand van zes à zeven stoeptegels gevolgd door een op dezelfde hoogte staand vierkant blauw bord met een overkapte witte P en daaronder een naar links wijzende witte pijl. 4. Tegenover dit laatste bord ligt links de inrit naar de parkeergarage, aan de beide inritten waarvan blijkens de bij het beroepschrift overgelegde foto telkens wederom bord 99 met hetzelfde onderbord zichtbaar is, vlak vóór aan de rechts gelegen oprit naar het bovendek twee aan twee onder elkaar geplaatste borden 34 en 36 resp. 23 en 27 van de voormelde bijlage II. 5. In de beschreven situatie kan belanghebbende worden toegegeven dat niet duidelijk is dat de voormelde aanduiding ‘BETAALD PARKEREN’ ook de parkeergarage bestrijkt, daar aan de inritten hiervan die aanduiding niet herhaald is. Uit de foto's valt geen bevestiging te putten voor de stelling van de ambtenaar dat de straat waaraan dit bord is geplaatst ‘de toegangsweg naar de parkeergarage’ vormt, want blijkens de derde, vijfde en zesde foto loopt de Waagstraat voorbij de links gelegen inrit naar de garage nog zichtbaar verder door voorbij het rechts gelegen benzinestation. Belanghebbende stelt voorts, de ambtenaar weerspreekt niet en het hof acht geloofwaardig, dat het zicht op de verlichte kubus met de letter P die op de eerste en tweede foto te zien is, ten tijde als voormeld aan het oog onttrokken werd door een bestelbus, nog daargelaten of zo'n kubus op zichzelf een toereikende aanwijzing vormt voor betaald parkeren ter plaatse. 6. Van een heffende overheid mag worden verwacht dat zij belastingplichtige parkeerders voldoende in staat stelt hun betalingsverplichting te kennen. Weliswaar behoeft dat niet door plaatsing van verkeersborden als voorzien in het voormelde Reglement (HR 22 november 1995, nr. 30 141, Belastingblad 1996, blz. 91) of in het RVV 1990, maar de plaatsing van het eerste onder 3 bedoelde bord aan het begin van de Waagstraat waaraan de parkeergarage een in- en uitrit heeft zonder dat dit bord aldaar temidden van de andere, onder 4 genoemde, borden speciWek bij de inrit van de garage is herhaald, kan bij voorbijrijdende bestuurders licht de indruk wekken dat het alleen voor die straat geldt doch niet voor de daarop uitkomende parkeergarage. 7. Het beroep van belanghebbende is gegrond. proceskosten: In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten Wscale procedures kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. beslissing: Het gerechtshof: – vernietigt de uitspraak van de ambtenaar alsmede de daarbij gehandhaafde nahefWngsaanslag; – gelast de ambtenaar aan belanghebbende het door hem gestorte grifWerecht van ƒ 40,– te vergoeden. Aldus gedaan te Arnhem op 27 januari 1998 door mr Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (W.J.N.M. Snoijink) (J.B.H. Röben) De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 januari 1998