Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1179

Datum uitspraak1997-01-23
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers96/0194
Statusgepubliceerd


Uitspraak

G E R E C H T S H O F A R N H E M BELASTINGKAMER Nr. 96/0194 Het gerechtshof te Arnhem, eerste enkelvoudige belastingkamer; Gezien het beroepschrift van *X, wonende te *Z, ingekomen op 31 januari 1996 en gericht tegen de uitspraak d.d. 22 december 1995 van de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren *P op het bezwaar van belanghebbende tegen de hem voor het jaar 1994 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen; Gezien de overige stukken; Gehoord ter zitting van 17 december 1996 te Arnhem belanghebbende, alsmede de inspecteur voornoemd; Overwegende, dat bij de uitspraak waarvan beroep de voormelde aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 64.007,-- met inachtneming van een belastingvrije som van ƒ 11.850,--, is gehandhaafd; Overwegende, dat belanghebbende naar het hof verstaat in beroep vermindering van de aanslag verzoekt tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 55.278,--, terwijl de inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak waarvan beroep; Overwegende, dat op grond van de stukken en het ter zitting verhandelde het volgende als voor dit geding vaststaand kan worden aangemerkt: (1.1) Belanghebbende is in 1958 geboren. Hij is gehuwd en tot zijn gezin behoren drie minderjarige kinderen. Hij is als sportofficier werkzaam bij de Koninklijke Landmacht. (1.2) Belanghebbende is per 1 december 1994 overgeplaatst van *Q naar *R. Hij moest om zijn werkplek tijdig met openbaar vervoer te kunnen bereiken, verhuizen. (1.3) Belanghebbende is in 1994 verhuisd naar *Z waar hij voor ƒ 225.000,-- een nieuwe woning had laten bouwen. Zijn echtgenote en hij zijn geboren en getogen in *Z. (1.4) *Z is op ruim 100 kilometer gelegen van *R. Belanghebbende had recht op een vergoeding van reiskosten, ingeval hij was verhuisd naar een woning binnen een straal van 25 kilometer vanaf zijn werkplek; Overwegende, dat het tussen partijen bestaande geschil de vraag betreft of belanghebbende recht heeft op aftrek van ƒ 8.720,-- aan verhuiskosten; Overwegende, dat de door partijen voor hun standpunten aangevoerde gronden in de stukken zijn vermeld en dat daaraan ter zitting - afgezien van hetgeen onder de vaststaande feiten is opgenomen - nog het volgende, zakelijk weergegeven, is toegevoegd: Door belanghebbende: (2.1) Hij is in 1986 van *S naar *Q verhuisd. (2.2) Hij heeft begin 1994 contact gehad met Woonruimtezaken van de gemeente *R, maar pas bij brief d.d. 30 november 1994 een opgaaf van de wachttijd gekregen. (2.3) Bij de keus van *Z hebben inderdaad persoonlijke overwegingen een rol gespeeld. De familie van zijn vrouw en van hem wonen in *Z. Bovendien is *Z goedkoper. (2.4) Hij is inmiddels in 1996 naar *T overgeplaatst. (2.5) De reis per openbaar vervoer van *Z naar *R en *T is goed te doen. Hij mocht van een vergoeding van verhuiskosten afzien. Door de inspecteur: (3) Mede gelet op het bedrag dat belanghebbende in *Z heeft besteed, was het voor hem mogelijk naar een woning binnen een straal van 25 kilometer van zijn werkplek in *R te verhuizen; Overwegende omtrent het geschil: (4.1) De overplaatsing per 1 december 1994 van *Q naar *R heeft belanghebbende tot een verhuizing genoopt. (4.2) Belanghebbende maakt evenwel tegenover de gemotiveerde stellingname van de inspecteur onvoldoende aannemelijk, dat hij geen passende behuizing binnen een straal van 25 kilometer van zijn werkplek in *R had kunnen vinden. Hij had recht op vergoeding van de kosten van een verhuizing naar die bedoelde passende behuizing. (4.3) Belanghebbendes keus van *Z als nieuwe woonplaats is voornamelijk door persoonlijke motieven ingegeven. Daaraan doet zijn overweging dat 90% van de plaatsen waarnaar hij kan worden overgeplaatst binnen een straal van 100 kilometer van *Z zijn gelegen, niet af. (4.4) Het hof aanvaardt het standpunt van de inspecteur dat geen aftrek mogelijk is van de verhuiskosten welke op belanghebbende zijn komen te drukken op grond van een keus welke voornamelijk door persoonlijke motieven is bepaald, als juist. (4.5) Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken; Recht doende: Bevestigt de uitspraak waarvan beroep. Aldus gedaan op 23 januari 1997 te Arnhem door mr. Smit, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier. (I.B. Vermeulen-Post) (D.C. Smit) De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 januari 1997.