Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1211

Datum uitspraak1998-12-31
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/2538
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem vierde enkelvoudige belastingkamer nr. 98/2538 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X BV te : *Z ambtenaar : burgemeester en wethouders van Heerde (hierna: de ambtenaar) aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen waardebeschikking (artikel 22 Wet waardering onroerende zaken) tijdvak : van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 mondelinge behandeling : op 17 december 1998 te Arnhem door mr Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier waarbij verschenen : de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de ambtenaar gronden: 1. Belanghebbende is opgericht in 1983. Zij heeft als doel de herbouw en exploitatie van de molen “*X” te *Q. 2. De herbouwde molen is ingeschreven in een van de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers van beschermde monumenten. 3. De molen wordt met behulp van vrijwilligers zoveel mogelijk draaiende gehouden. De molen is uitsluitend bruikbaar voor het malen van diverse graansoorten. Voor ander gebruik zou het object grondig verbouwd moeten worden en zouden alle benodigde voorzieningen moeten worden aangelegd. 4. De waarde van de onderhavige onroerende zaak – Molen “*X” aan de *a-weg 54 te *Q – wordt bepaald op de waarde die aan deze onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij geldt als waardepeildatum 1 januari 1995, (artikelen 17 en 18 van de Wet waardering onroerende zaken, hierna: de Wet). 5. De ambtenaar heeft ter ondersteuning van zijn standpunt een taxatierapport overgelegd. Volgens dit rapport is de waarde van de onroerende zaak Molen “*X” aan de *a-weg te *Q, beoordeeld naar het prijspeil op 1 januari 1995, ƒ 195.000,–. Volgens de toelichting bij het rapport is de waarde bepaald door middel van de zogenaamde reproductieve methode op de investering die een derde zou moeten doen in een object met vergelijkbare gebruiksmogelijkheden. 6. Belanghebbende heeft van haar kant geen taxatierapport of gegevens van gelijk gewicht overgelegd. 7. Belanghebbende heeft van haar kant exploitatiecijfers overgelegd. Zij maakt hiermee en met de ter zitting namens haar gegeven toelichting aannemelijk dat de exploitatie van de molen niet kostendekkend is en dat de molen uitsluitend dankzij subsidies, giften en dergelijke in stand kan worden gehouden. 8. De ambtenaar – op wie in dezen de bewijslast rust – maakt met hetgeen hij aanvoert niet aannemelijk dat de molen voor een substantieel bedrag verkoopbaar is. De methode van waardebepaling die de taxateur heeft aangewend is voor het onderhavige doel (waardebepaling ingevolge artikel 17, lid 2, van de Wet) slechts bruikbaar indien aannemelijk is dat voor een aldus bepaalde prijs ook gegadigden in de markt zijn. Daarvan is het hof niets gebleken. Aan het taxatierapport komt in het kader van deze procedure mitsdien geen betekenis toe. 9. Voor weinig gebruikte monumenten zonder kostendekkend gebruik dient de (lage) waarde in het economische verkeer te worden aangehouden en dient geen aanpassing op basis van de (hogere) gecorrigeerde vervangingswaarde plaats te vinden (vergelijk Kamerstukken II, 1993/94, 22 885, nr. 20 en Handelingen II, 1993/94, 81e vergadering, 23 juni 1994, blz. 81-5524). 10. In de gegeven omstandigheden volgt het hof de stellingname van belanghebbende en stelt het de waarde van de molen per peildatum 1 januari 1995 op ƒ 1,–. 11. Het beroep van belanghebbende is gegrond. proceskosten: Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures te berekenen op ƒ * (reis- en verblijfkosten). beslissing: Het gerechtshof – vernietigt de uitspraak de ambtenaar; – vermindert de vastgestelde waarde tot ƒ 1,–; – veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ƒ *, te vergoeden door de gemeente Heerde; – gelast de ambtenaar aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ƒ 80,– te vergoeden. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 31 december 1998 door mr Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier,Het lid van de voormelde kamer, (I.B. Vermeulen-Post)(T.J. Matthijssen) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 31 decenber 1998