Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1231

Datum uitspraak1998-09-28
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/0411
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem belastingkamer nummer 97/0411 U i t s p r a a k Het gerechtshof te Arnhem, vierde enkelvoudige belastingkamer; Gezien het beroepschrift van *X, wonende te *Z, ingekomen op 25 maart 1997 en gericht tegen de uitspraak d.d. 14 februari 1997 van de inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen *P op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem voor het jaar 1993 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen; Gezien de overige stukken, waaronder het vertoogschrift van de inspecteur, de door belanghebbende overgelegde notities van zijn bij de mondelinge behandeling gehouden pleidooi welke als in deze uitspraak ingelast moeten worden beschouwd, het proces-verbaal van de door het hof op 24 december 1997 gedane mondelinge uitspraak en een schriftelijk verzoek van de inspecteur de mondelinge uitspraak door een schriftelijke te vervangen; Gehoord ter zitting van 11 december 1997 te Arnhem belanghebbende en de inspecteur; Overwegende, dat bij de uitspraak, waarvan beroep, de bovenvermelde aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 25.879,– met inachtneming van een belastingvrije som van ƒ 11.538,–; Overwegende, dat belanghebbende in beroep verdere vermindering van de aanslag verzoekt tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van negatief ƒ 16.725,–, terwijl de inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak; Overwegende, dat op grond van de stukken en het ter zitting verhandelde het volgende als voor dit geding vaststaand kan worden aangemerkt: 1. Belanghebbende, geboren in 1932, is sedert 1965 gevestigd als zelfstandig advocaat. Hij doet vooral adopties en familiezaken, waaronder 40% toevoegingen. Voorheen deed belanghebbende 100 zaken per jaar. In 1993 heeft hij 75 zaken gedeclareerd, in 1994 32. Ook na 1 januari 1995 is belanghebbende werkzaamheden als advocaat blijven verrichten; met ingang van 1995 heeft hij in zijn aangiften voor de inkomstenbelasting echter geen (negatieve) resultaten meer opgenomen. 2. Belanghebbende heeft altijd zonder personeel gewerkt. De praktijk is gevestigd in een tot het privé-vermogen behorend pand in het centrum van *Z waar belanghebbende ook woont. Omdat het praktijkdeel ongeveer de helft van het pand beslaat, wordt van de totale huisvestingskosten al jaren, met instemming van de inspecteur, 50% tot de bedrijfskosten gerekend. De inspecteur neemt het standpunt in dat belanghebbendes bezigheden als advocaat reeds met ingang van 1 januari 1993 niet meer als een bron van inkomen kunnen worden beschouwd. 3. In de jaren 1987 tot en met 1994 boekte belanghebbende de volgende resultaten: 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 Omzet 54.885 35.355 50.667 19.247 48.632 45.775 30.911 22.511 Verlies 1.500 14.408 26.580 1.820 10.570 34.664 12.864 Winst 1.028 4. De resultaten over 1993 en 1994 kunnen als volgt worden gespecificeerd: Netto-omzet 1993 1994 Honoraria en voorschotten 30.911 22.511 Afschrijvingen Materiële vaste activa Inventarissen 5.016 2.981 Vervoermiddel 3.000 3.000 8.016 5.981 ==== ==== Overige praktijkkosten Huisvestingskosten 24.157 3.986 Autokosten -/- 2.994 -/- 2.890 Algemene kosten 35.967 30.195 Overige baten - -/- 1.712 57.130 29.579. ==== ==== 5. In de post huisvestingskosten over 1993 is ƒ 21.077,- onderhoud begrepen dat nodig bleek doordat ten gevolge van werkzaamheden in de omgeving van belanghebbendes pand scheurvorming in de muren van het praktijkpand optrad. 6. Belanghebbende stelt dat zijn werkzaamheden in de loop van de jaren weinig zijn veranderd qua aard en omvang ( 50 uur per week), maar dat de winstmarges zijn gedaald door de toegenomen concurrentie; Overwegende, dat het tussen partijen bestaande geschil de vragen betreft of de door belanghebbende in 1993 in zijn advocatenpraktijk verrichte werkzaamheden als het verrichtten van werkzaamheden binnen een zelfstandig uitgeoefende beroep in de betekenis van artikel 6, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) kunnen worden aangemerkt en, zo nee, of de inspecteur heeft gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel door die werkzaamheden voor dat jaar niet meer als zodanig aan te merken; Overwegende, dat de door partijen voor hun standpunten aangevoerde gronden in de stukken zijn vermeld en dat daaraan ter zitting - afgezien van hetgeen onder de vaststaande feiten is opgenomen - nog het volgende, zakelijk weergegeven, is toegevoegd: Door belanghebbende: 2.1. Hij heeft niet geadverteerd, wel staat zijn praktijk vermeld in de Gouden Gids en in enkele almanakken. Zijn praktijkbord is op de voordeur van het woon- praktijkpand bevestigd. Hij is nog steeds actief op de markt en in concurrentie met collega-advocaten. Hij vertoeft nog steeds in het circuit van de advocatuur. 2.2. De opbrengst van de “toevoegingen” is in de loop van de afgelopen jaren door de steeds lagere vergoedingen allengs minder geworden. Er kan echter zo weer een lucratieve opdracht binnenkomen. Ook kan het winstperspectief door gewijzigde concurrentieverhoudingen zo maar weer aanzienlijk verbeteren. Hij kan in enig jaar best wel weer eens winst maken. 2.3. Hij is alle werkdagen aanwezig op zijn kantoor. Hij typt de brieven zelf en bezorgt ze ook zelf ter post. Hij heeft nooit personeel in dienst gehad. Een enkele maal heeft zijn echtgenote bijgesprongen. Hij heeft ook wel eens typewerk uitbesteed. Het karakter van de praktijk is in al die jaren niet veranderd. Een klein kantoor als het zijne is voor sommige cliënten aantrekkelijker dan een groot kantoor; er is minder risico van belangenverstrengeling. 2.4. Hoewel hij niet alleen adoptie-zaken doet, maken deze wel substantieel deel uit van zijn werkzaamheden als advocaat. Naast toevoegingen doet hij nog enkele zaken op commerciële basis. Hij berekent in die zaken een honorarium van ƒ 800,–. Een zaak duurt gemiddeld 7 à 8 maanden, de rechtbankprocedure duurt langer. De tarieven zijn aangescherpt doordat sommige collega's adoptieprocedures nog uitsluitend administratief afwikkelen en niet meer op zittingen verschijnen, hetgeen kostenbesparing oplevert. De door hem in adoptiezaken berekende tarieven zijn een richtsnoer voor andere advocaten. 2.5. Hij is in 1993/1994 actief bezig geweest met het oprichten van een vereniging voor alleenwerkende advocaten. Alleen in *Q is die van de grond gekomen. 2.6. Hij realiseerde zich, dat hij, mede door de telkens maar lager wordende opbrengsten in de toevoegingszaken, marginaal bezig was de laatste jaren. 2.7. Het praktijkpand heeft door de restauratie van een kerk drie huizen verder behoorlijke schade opgelopen; reparatie was onontkoombaar. Door de inspecteur: 3.1. Het telefoontje met de adviseur van belanghebbende is “uitvergroot”: uit de aantekeningen van de betreffende ambtenaar blijkt, dat hij alleen heeft geprobeerd te achterhalen of er voor de jaren na 1990 weer een stijgende lijn te verwachten viel. Dit werd door de adviseur bevestigd. 3.2. De hoogte van het tarief zegt niets over de fiscale kwalificatie van de activiteiten van belanghebbende. 3.3. Uit de omstandigheid dat belanghebbende in 1995 geen fiscaal jaarresultaat meer in de aangifte IB heeft opgenomen, leidt hij af dat belanghebbende het kennelijk eens is met zijn standpunt, dat er geen onderneming c.q. geen bron meer is; Overwegende omtrent het geschil: 4.1. Belanghebbende maakt met hetgeen hij aanvoert aannemelijk dat hij in 1993 en 1994 uit maatschappelijk oogpunt als zelfstandig advocaat gold en dat hij in die jaren nog met een redelijke kans op succes naar een positief resultaat streefde. Bij deze beoordeling dient de incidentele post onderhoud pand buiten beschouwing te worden gelaten. Het hof acht in belanghebbendes geval voorts aannemelijk dat een behoorlijke afronding van zijn werkzaamheden als zelfstandig advocaat meebracht dat hij de praktijk nog tot eind 1994 voortzette. 4.2. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de resultaten die belanghebbende in 1993 en 1994 met zijn werkzaamheden als advocaat heeft behaald als verlies uit zelfstandig beroep in de zin van artikel 6 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in aanmerking dienen te worden genomen. 4.3. Het hof merkt nog op dat in de loop van dit geding niet is gebleken dat de inspecteur in strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. 4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat de inkomens over 1993 en 1994 dienen te worden vastgesteld overeenkomstig de in de beroepschriften van belanghebbende vermelde conclusies voor het geval belanghebbende in het gelijk wordt gesteld. Het verlies over 1993 komt in aanmerking voor carry-back. 4.5. Het belastbaar inkomen over 1993 dient nader te worden vastgesteld op nihil. proceskosten: 5. Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures te berekenen op ƒ 30,- aan reis- en verblijfkosten; Recht doende: Vernietigt de uitspraak waarvan beroep; Vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van nihil; Veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ƒ 30,-, te vergoeden door de Staat der Nederlanden. Gelast de inspecteur aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ƒ 75,- te vergoeden. Aldus gedaan op 28 september 1998 door mr Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van Wagener als griffier. (N.Th. Wagener)(T.J. Matthijssen) De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 28 september 1998.