Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1236

Datum uitspraak1998-09-24
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/0015
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem zevende enkelvoudige belastingkamer nr. 98/0015 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : X te : Z ambtenaar : hoofd afdeling gemeentelijke belastingen van Arnhem (hierna: het hoofd) aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen gevorderd bedrag soort belasting : leges bouwaanvraag dagtekening kennisgeving : 10 maart 1995 mondelinge behandeling : op 10 september 1998 te Arnhem door mr drs F.J.P.M. Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de woordvoerders van het hoofd gronden: 1. De ambtenaar voert op goede gronden aan dat belanghebbende in diens bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. 2. Voorts voert de ambtenaar terecht aan dat de onderhavige heffing niet kan steunen op de Legesverordening 1995, nu deze eerst na de heffing is goedgekeurd en bekendgemaakt. Ten tijde van de voormelde kennisgevingen was de Legesverordening 1993 van kracht. 3. Belanghebbende heeft van de gemeente Arnhem een bouwkavel gekocht. 4. De gemeente heeft op grond van de koopovereenkomst de verplichting schone grond te leveren. 5. Met het oog op haar onder 4 bedoelde verplichting heeft de gemeente een onderzoek ingesteld naar de bodemkwaliteit van de kavel. De bevindingen zijn neergelegd in een rapport dat pas bij de overdracht van de kavel aan belanghebbende ter beschikking is gesteld en pas toen bij hem bekend is geworden. De grondoverdracht vond plaats na de legesheffing. 6. Aan belanghebbende is bij facturen van 10 februari 1995 (nummer 1) en 21 maart 1995 (nummer 2) met gemeenschappelijk kenmerk BT.01 in totaal ƒ 3 215 aan leges in rekening gebracht. 7. Bij de uitspraak waarvan beroep, waarbij belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, heeft het hoofd ambtshalve een vermindering verleend van ƒ 535, zodat aan leges resteert ƒ (3 215 – 535 =) 2 680. 8. Op basis van de Legesverordening 1993 en de daarbij behorende tarieventabel zou volgens het hoofd ƒ 3 199 aan leges moeten worden geheven, waarin begrepen een bedrag van ƒ 1 054 voor ‘een aanvraag tot het beoordelen van de resultaten van een onderzoeksrapport inzake de gesteldheid van de bodem, als bedoeld in de bouwverordening’ (onderdeel 7.4.2.1 van de tarieventabel zoals deze is gewijzigd bij raadsbesluit van 6 december 1993, nr. 93.017988, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Gelderland op 3 februari 1994 onder nummer WE93.87864/BV322). 9. Belanghebbende bestrijdt de juistheid van de heffing van een bedrag voor een aanvraag als bedoeld onder 8 onder meer omdat – naar het hof begrijpt – dat in strijd is met de onder 4 bedoelde overeenkomst. 10. Belanghebbende heeft zelf geen aanvraag als bedoeld onder 8 gedaan. De gemeente heeft zelf het rapport overgelegd bij de behandeling van belanghebbendes bouwvergunningaanvraag. De gemeente is op eigen initiatief overgegaan tot het laten opmaken van het rapport en had daartoe geen opdracht van belanghebbende gekregen. 11. Onder de zo-even beschreven omstandigheden kan belanghebbende niet worden aangemerkt als degene te wiens behoeve de dienst als bedoeld onder 8 is verleend. Hierbij is niet van belang of voordat tot verlening van een bouwvergunning kan worden overgegaan de resultaten van een onderzoek naar de bodemgesteldheid dienen te worden beoordeeld op grond van bepalingen in de Woningwet en de gemeentelijke bouwverordening. 12. Belanghebbende is dus ten onrechte aangemerkt als de belastingplichtige in de zin van artikel 2 van de Legesverordening 1993. 13. Het beroep is gegrond. Voor dit geval zijn partijen het erover eens dat de factuur met nummer 2 en datum 21-03-95 ten bedrage van ƒ 1 802 moet worden verminderd tot ƒ 1 267. proceskosten: In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten fiscale procedures kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. beslissing: Het gerechtshof: – vernietigt de uitspraak van het hoofd; – vermindert het in de factuur van 21 maart 1995 gevorderde bedrag tot ƒ 1 267; – gelast het hoofd aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ƒ 80,– te vergoeden. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 24 september 1998 door mr drs F.J.P.M. Haas, raadsheer, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (W.J.N.M. Snoijink) (F.J.P.M. Haas) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 5 oktober 1998