Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1242

Datum uitspraak1998-08-12
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/0404
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem Tweede enkelvoudige belastingkamer nr. 97/0404 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X te : *Z ambtenaar : de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen *P aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen jaar : 1995 mondelinge behandeling : partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming verleend zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen gronden: 1. Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vraag of de in artikel 42a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) vervatte regeling van het huurwaardeforfait van toepassing is op de onderhavige – in het *a-meer te *Q staande – recreatiebungalow, waarvan belanghebbende sedert 1 februari van het onderwerpelijke jaar (1995) voor de onverdeelde helft eigenaar is. 2. Ingevolge artikel 42a, lid 2, van de Wet wordt voor de toepassing van dat artikel onder eigen woning verstaan een gebouw of een gedeelte van een gebouw, met de aanhorigheden daarvan, voorzover dat, anders dan ten behoeve van een onderneming, de belastingplichtige of personen die behoren tot zijn huishouden, ter beschikking staat. 3. Van een gemeubileerde woning, zoals de onderhavige bungalow, die uitsluitend is bestemd voor verhuur en ook feitelijk door de eigenaar niet anders wordt gebruikt dan nodig is om deze voor de verhuur gereed te maken en te houden, kan niet worden gezegd dat deze de eigenaar of personen die behoren tot zijn huishouden ter beschikking staat. 4. Indien evenwel een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur, maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, moet worden aangenomen dat die woning de eigenaar of personen die behoren tot zijn huishouden ter beschikking staat voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten. 5. Belanghebbende en de mede-eigenaar van de bungalow hebben op 1 februari 1995 een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten met de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid *A B.V. (hierna: de verhuurder) te *Q betreffende de exploitatie van de onderhavige bungalow. Artikel 2 van deze – op genoemde datum gedagtekende en door betrokken partijen ondertekende – overeenkomst luidt – voorzover hier van belang – als volgt: “Ieder gebruik van de bungalow, zowel door de eigenaar als door anderen, dient tijdig aan verhuurder te worden opgegeven, hetzij schriftelijk, hetzij telefonisch en schriftelijk bevestigd (...)”. In artikel 4 van deze overeenkomst is voorts het volgende vermeld: “Artikel 4 Eigen gebruik De eigenaar kan zo vaak hij wil gebruik maken of laten maken van zijn bungalow met inachtneming van het in deze overeenkomst bepaalde. Onder eigen gebruik wordt verstaan het gebruik door of vanwege de eigenaar anders dan voor verhuur. Per jaar kan voor maximaal vier weken, waarvan ten hoogste twee weken in het hoogseizoen (de periode zoals deze jaarlijks wordt bepaald door verhuurder) de bungalow voor eigen gebruik worden gebezigd zonder dat de beheervergoeding en de administratie- en incassovergoeding in rekening worden gebracht. Eigen gebruik is uitsluitend mogelijk indien tenminste 1 week van tevoren aangemeld. Eigen gebruik is uiteraard niet mogelijk indien, door niet tijdige reservering, de bungalow reeds door derden is geboekt en er geen omboeking kan worden gedaan. Bij eigen gebruik wordt gas, water en elektra aan het eind van de gebruikersperiode à ƒ 30,-- per week verrekend met de eigenaar”. 6. Uit de – tot de gedingstukken behorende – kwartaaloverzichten van de verhuurder kan worden afgeleid – zulks wordt overigens door belanghebbende niet betwist – dat belanghebbende de bungalow in 1995 meermalen voor eigen gebruik heeft gebezigd. Dit zou met zich brengen dat, nu niet is gesteld of gebleken dat dit gebruik nodig was om de bungalow voor verhuur gereed te maken en te houden, de bungalow belanghebbende in dat jaar ter beschikking heeft gestaan in de zin van de regeling van het huurwaardeforfait. 7. Belanghebbende betoogt evenwel dat hij slechts over de onderhavige bungalow kon beschikken door deze via de reguliere weg van de verhuurder te huren. Ter onderbouwing van dit betoog heeft hij een afschrift van een nadere – tussen hem en de verhuurder gesloten – huurbemiddelingsovereenkomst overgelegd, welke overeenkomst is ondertekend door de betrokken partijen doch niet gedagtekend. De artikelen 1, 2 en 4 van deze overeenkomst luiden als volgt: “Artikel 1: Huurovereenkomsten 1.1. Eigenaar stelt zijn bungalow voor de duur van de huurbemiddelingsovereenkomst, verlengingen daaronder begrepen, blijvend ter beschikking aan *de verhuurder, die de bungalow op eigen naam doch voor rekening en risico van de eigenaar voor recreatieve verhuur aanbiedt aan derden. Het is de eigenaar derhalve niet toegestaan zelf gebruik te maken van de bungalow zonder toestemming van *de verhuurder. Artikel 2: Eigen gebruik 2.1 In afwijking van hetgeen omtrent “eigen gebruik” is bepaald in de huurbemiddelingsovereenkomst wordt daaronder thans verstaan het gebruik door de eigenaar van de bungalow op condities, zoals die gelden ingeval van verhuur aan derden. Artikel 4: Ingangsdatum 4.1 De bepaling krachtens deze overeenkomst treden in werking op 1 januari 1995.” 8. De Inspecteur stelt zich kennelijk – onder meer – op het standpunt dat deze aanvullende overeenkomst in het onderhavige jaar geen gelding had. Het Hof deelt dit standpunt van de Inspecteur, aangezien het, gelet op de ten opzichte van de overeenkomst van 1 februari 1995 nogal afwijkende bepalingen in de nadere overeenkomst betreffende het eigen gebruik van de bungalow alsmede op het ontbreken van een dagtekening in deze aanvullende overeenkomst, niet aannemelijk acht dat de aanvullende overeenkomst reeds in 1995 in werking is getreden. 9. Mitsdien gaat het Hof – gelet op het hiervóór onder 6 overwogene – ervan uit dat de bungalow belanghebbende in 1995 als eigen woning ter beschikking heeft gestaan zoals bedoeld in de regeling van het huurwaardeforfait. Dit brengt met zich dat voor de periode waarin de bungalow aan derden is verhuurd geweest het bepaalde in het achtste lid van artikel 42a van de Wet van toepassing is. Op de periode waarin de bungalow belanghebbende zelf ter beschikking heeft gestaan dient het bepaalde in het eerste lid van genoemd artikel te worden toegepast. 10. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep van belanghebbende ongegrond is. Proceskosten: Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Beslissing: Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 1998 door mr Van Schie, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier,Het lid van de voormelde kamer, (R. den Ouden)(P.M. van Schie) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 13 agustus 1998