Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1249

Datum uitspraak1998-10-22
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/22103
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem derde enkelvoudige belastingkamer nr. 97/22103 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : X te : Z ambtenaar : de directeur van de sector Middelen van de gemeente Losser aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen gevorderd bedrag soort belasting : leges dagtekening kennisgeving : 22 juli 1997 mondelinge behandeling : op 8 oktober 1998 te Arnhem door mr N.E. Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de woorvoerder van de ambtenaar gronden: 1. Voor dit geding kan worden uitgegaan van het volgende. 1.1. Op 6 maart 1997 heeft belanghebbende een vergunning aangevraagd voor het bouwen van een woonhuis op het perceel a-straat 1. 1.2. De ontvangst van die aanvraag is hem door het college van burgemeester en wethouders bevestigd bij brief van 20 maart 1997, waarin tevens nog enige technisch-inhoudelijke aanwijzingen zijn vervat. 1.3. Tijdens een gehouden bouwcontrole is op 1 april 1997 door een toezichthoudende ambtenaar van de gemeente geconstateerd dat op het voormelde perceel werd gebouwd zonder een daarvoor verleende vergunning. Daarbij is belanghebbende gezegd dat op grond van de gemeentelijke legesverordening 150% van de normale leges in rekening gebracht zouden worden ‘omdat uitvoering wordt gegeven aan een bouwaanvraag die nog volop in prodecure is en waarvoor nog geen vergunning is verleend’ en zijn de bouwwerkzaamheden stilgelegd na mondelinge aanzegging die bij brief van 10 april 1997 is bevestigd. 1.4. De vergunning is op 3 juni 1997 verleend onder nummer 01. 2. In geschil is of van belanghebbende terecht 150% aan leges is gevorderd. 4.1. Van de Legesverordening 1997, vastgesteld bij raadsbesluit van 7 november 1996, luiden de artikelen 2 en 3: Artikel 2 Belastbaar feit Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. Artikel 3 Belastingplicht Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend. 4.2. Van de Tarievenlijst die behoort bij de Legesverordening 1997 luidt artikel I, voor zover hier van belang: De op grond van de legesverordening verschuldigde rechten bedragen voor: 1.2 Het in behandeling nemen van: 1.2.1. (enz.) 1.2.2 een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning, – indien de bouwkosten minder dan ƒ 5.000,-- bedragen (enz.) 1.2.3.5 Een aanvraag als bedoeld onder 1.2.2 van een bouwwerk dat al is gerealiseerd danwel in aanbouw is genomen zonder de onder 1.2.2 genoemde vergunning: 150% van de onder 1.2.2 genoemde bedragen. 4.3. Blijkens het bij het vertoogschrift overgelegde blad 2 van belanghebbendes notities voor de hoorzitting van de bezwaar- en beroepscommissie is hem op of na 15 maart 1997 mondeling verzekerd dat de afgifte van de definitieve bouwvergunning slechts een kwestie van enkele dagen was en is hij begonnen met de fundering van het bij de woning horende schuurtje. Ter zitting is door belanghebbende aangevoerd, dat hij eerst kort vóór de stillegging op 1 april 1997 feitelijk met de bouwwerkzaamheden is begonnen, en door de ambtenaar, dat bouwvergunningaanvragen in behandeling zijn genomen zodra de ontvangst daarvan wordt bevestigd, wat niet steeds de volgende dag maar doorgaans hooguit vier of vijf dagen later gebeurt. Uit deze over en weer niet weersproken stellingen valt op te maken, dat de vergunningaanvraag, toen deze op 20 maart 1997 belanghebbende schriftelijk werd bevestigd, reeds (ten minste) enige dagen daarvóór in behandeling was genomen en dat de bouw eerst tussen 17 maart en 1 april 1997 is begonnen. 4.4. Op grond van het vorenstaande moet worden geoordeeld, dat het bouwwerk niet reeds in de zin van het aangehaalde tariefonderdeel 1.2.3.5 in aanbouw was genomen toen – wat volgens de tarievenlijst het belastbare feit vormt – de vergunningaanvraag in behandeling werd genomen. Dat tariefonderdeel mist in dit geval dus toepassing. slotsom: Belanghebbendes grief is in zoverre gegrond en behoeft voor het overige geen bespreking. Het gevorderde bedrag is, afgezien van het verschil van ƒ 2 624 tussen het gevorderde bedrag van ƒ 7 872 en het nominale bedrag aan leges van ƒ 5 248, niet in geschil, zodat het totale gevorderde bedrag van ƒ 10 054 moet worden verminderd met ƒ 2 624 tot ƒ 7 430. proceskosten: Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten Wscale procedures te berekenen op zijn reis- en verblijfkosten ten bedrage van ƒ 45,–. beslissing: Het gerechtshof: – vernietigt de uitspraak van de ambtenaar; – vermindert het gevorderde bedrag tot ƒ 7 430; – gelast de ambtenaar aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ƒ 80,– te vergoeden; – veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ƒ 45,–, te vergoeden door de gemeente Losser. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 22 oktober 1998 door mr N.E. Haas, raadsheer, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier ,Het lid van de voormelde kamer, (W.J.N.M. Snoijink)(N.E. Haas) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 oktober 1998