Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1273

Datum uitspraak1998-04-29
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/21053
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem Tweede enkelvoudige belastingkamer nr. 97/21053 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X te : *Z ambtenaar : de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren *P aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen de aanslag soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen jaar : 1995 mondelinge behandeling : op 22 april 1998 te Arnhem door mr Van Schie, vice-president, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier waarbij verschenen : * de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door zijn kantoorgenote *, alsmede de inspecteur gronden: 1. Het op 17 december 1982 tussen belanghebbende en *X-Y (hierna: de vrouw) gesloten huwelijk is op 14 december 1995 ontbonden. Eind maart 1995 heeft de vrouw de echtelijke woning *a-laan 21 te *Z verlaten. 2. Partijen verschillen – in verband met de in artikel 55, leden 5 en 6, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 opgenomen voorwaarden voor het toepassen van tariefgroep 5 – van mening over de vraag of het bedoelde vertrek van de vrouw definitief was, zoals belanghebbende verdedigt en de inspecteur betwist. 3. Belanghebbende, op wie de bewijslast rust van zijn desbetreffende standpunt, slaagt erin aannemelijk te maken dat hij in 1995 gedurende meer dan zes maanden een huishouden heeft gevoerd met geen ander dan zijn eigen kinderen. De door belanghebbende overgelegde verklaringen van * de broer van zijn ex-vrouw, * de dochter van belanghebbende en van * de buur van belanghebbende, stemmen voor wat betreft de woonplaats van belanghebbendes ex-echtgenote overeen met de adresgegevens die voorkomen in de door belanghebbende overgelegde stukken van de advocaten, het GAK, de zorgverzekeraar, en de arrondissementsrechtbank Zutphen. Uit al deze stukken in onderling verband bezien valt af te leiden dat de vrouw niet metterwoon in de echtelijke woning is teruggekeerd. Daaraan doen de veronderstellingen van de inspecteur omtrent een mogelijke verzoening en daarmee samenhangende terugkeer van de vrouw niet af. 4. De inspecteur betoogt weliswaar dat uit van de gemeenten *Z en *Q afkomstige gegevens uit het bevolkingsregister blijkt dat de vrouw 7 augustus 1995 tot 7 februari 1996 en van 22 maart 1996 tot 3 juli 1996 weer stond ingeschreven op het adres *a-laan 21 *Z, maar deze omstandigheden vormen op zich onvoldoende grond voor zijn stelling dat de vrouw na haar vertrek in maart 1995 weer in de echtelijke woning heeft gewoond. De inspecteur heeft immers erkend dat een gemeente met betrekking tot de adresgegevens slechts registreert en niet controleert. Voorts heeft belanghebbende ter verklaring van de inschrijving op zijn adres (waarvan hij verklaarde destijds niet op de hoogte te zijn) gewezen op de verwarde toestand waarin zijn vrouw in 1995 verkeerde, mede als gevolg van de omstandigheid dat hun twee kinderen bij belanghebbende waren blijven wonen, en op zijn ziekenhuisopname in maart 1996, in welke periode zijn vrouw gedurende een week in zijn huis verbleef in verband met de zorg voor hun kinderen. 5. Belanghebbendes beroep is gezien het vorenstaande gegrond. proceskosten: Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures te berekenen op (2 x ƒ 710,– x 1) = ƒ 1.420,–. beslissing: Het gerechtshof: – vernietigt de uitspraak van de inspecteur en vermindert de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 59.879,– onder toepassing van tariefgroep 5; – gelast de inspecteur aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ƒ 80,– te vergoeden; – veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ƒ 1.420,–, te vergoeden door de Staat der Nederlanden. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 29 april 1998 te Arnhem door mr Van Schie, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Den Ouden als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier,Het lid van de voormelde kamer, (R. den Ouden)(P.M. van Schie) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 13 mei 1998