Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1280

Datum uitspraak1998-05-20
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers94/1877
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem vijfde enkelvoudige belastingkamer nr. 94/1877 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X woonplaats : *Z ambtenaar : inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen *P aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar, navorderingsaanslag soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen jaar : 1990 mondelinge behandeling : op 6 mei 1998 te Arnhem door mr Röben, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Van der Waerden, als griffier waarbij verschenen : de inspecteur waarbij niet verschenen : belanghebbende, met kennisgeving aan het hof gronden: 1. Een enkele akkoordverklaring met een belastingaanslag sluit niet uit dat de belanghebbende, nadat de aanslag is opgelegd, alsnog bezwaar instelt. Zulks is anders indien ter zake een compromis is gesloten. 2. Tegenover de bestrijding door belanghebbende maakt de inspecteur niet waar, dat in dit geval sprake is van een gesloten compromis - zijnde een vaststellingsovereen-komst als bedoeld in artikel 7:900 BW - op grond waarvan belanghebbende zich niet meer tegen de aanslag kan verzetten. 3. Met de overlegging van – (als bijlage 4 bij het vertoogschrift) een brief 9 juli 1993 van de voormalige advocaat van belanghebbende, waarin deze verklaart dat belanghebbende in 1990 te zamen met mevrouw *A ruimten in de *a-hal heeft geëxploiteerd waarbij ieder de helft van de opbrengst ontving, – een rapport van de FIOD, nr. *, van 20 oktober 1992, – een in 1989 tussen de *a-hal, belanghebbende en mevrouw *A gesloten overeenkomst, – een overzicht van in 1990 in de *a-hal gehouden activiteiten, – een proces-verbaal van verhoor van mevrouw *A, waarin deze verklaart in 1990 met belanghebbende te hebben samengewerkt, en – een fiscaal rapport met berekeningen inzake de verdiensten, maakt de inspecteur voldoende waar, dat belanghebbende in 1990 ter zake van de exploitatie van garderobe en toiletten in de *a-hal te *Z ten minste het bedrag van ƒ 3.000,– heeft verdiend. De inspecteur heeft terecht de belasting over dit bedrag nagevorderd. Ter zitting heeft de inspecteur geen nadere argumenten toegevoegd. 4. De enkele omstandigheid dat de politierechter op 24 augustus 1994 in het kader van een strafvervolging belanghebbende heeft vrijgesproken van het valselijk opmaken van RWW-formulieren, doet aan vorenstaande conclusie niet af. 5. Belanghebbende heeft overigens geen argumenten aangevoerd op grond waarvan de bewijsvoering door de inspecteur als onjuist zou moeten worden bestempeld. 6. Nu belanghebbende in haar aangifte voor het onderhavige jaar geen melding heeft gemaakt van bedoelde inkomsten heeft de inspecteur niet gehandeld in strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur door de in de navorderingsaanslag begrepen verhoging niet verder kwijt te schelden dan tot op 25 percent. Er is ten minste sprake van grove schuld aan de zijde van belanghebbende aan het niet doen van de juiste aangifte. 7. Het beroep van belanghebbende is niet gegrond. proceskosten: Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. beslissing: Het gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 1998 te Arnhem door mr Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Van der Waerden als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier,Het lid van de voormelde kamer, (A.W.M. van der Waerden)(J.B.H. Röben) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 mei 1998