Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1281

Datum uitspraak1998-01-28
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers95/0572
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem Belastingkamer Nr. 95/0572 U I T S P R A A K O P V E R Z E T Het gerechtshof te Arnhem, eerste meervoudige belastingkamer; Gezien het arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 22 maart 1995, nummer 30.137, gewezen op het beroep in cassatie van *X, wonende te *Z (Duitsland), tegen de uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 februari 1994 op het verzet van belanghebbende tegen de na te noemen voorzittersbeschikking van de belastingkamer van dat hof; Gezien de overige stukken, waaronder een afschrift van voormelde uitspraak, het voormelde arrest, de bij dit hof ingekomen conclusies na verwijzing van beide partijen, welke conclusies over en weer aan partijen zijn toegezonden en een briefwisseling met partijen naar aanleiding van door het hof bij PTT-post te 's-Hertogenbosch ingewonnen inlichtingen; Overwegende, dat belanghebbende door het Hoofd van de Belastingdienst/Douane district *P op 17 maart 1992 onder nummer * schriftelijk is uitgenodigd tot betaling van bedragen van ƒ 2.126,40 aan omzetbelasting en ƒ 3.186,20 aan bijzondere verbruiksbelasting van personenauto's; dat bij beschikking d.d. 16 maart 1993 de voorzitter van voormelde belastingkamer belanghebbende wegens overschrijding van de beroepstermijn in zijn beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard; dat een verzet van belanghebbende tegen die beschikking bij uitspraak d.d. 22 februari, nummer 2616/1992 van de eerste enkelvoudige belastingkamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch ongegrond is verklaard; dat de Hoge Raad in zijn genoemde arrest de uitspraak op verzet heeft vernietigd; dat belanghebbende dit hof heeft verzocht een mondelinge behandeling te houden; dat belanghebbende, hoewel opgeroepen bij brief d.d. 16 januari 1997, aangetekend verzonden aan het adres *a-Strasse 16 *aa, *Z, Duitsland, ter zitting te Arnhem op 5 februari 1997 niet is verschenen; dat de griffier belanghebbende bij brief van 25 augustus 1997 heeft medegedeeld dat op 4 november 1997 nogmaals een mondelinge behandeling zou worden gehouden en daarbij belanghebbende heeft verzocht vóór 10 september 1997 aan het hof kenbaar te maken of deze datum hem schikte; dat belanghebbende niet op genoemde brief van 25 augustus 1997 heeft gereageerd en vervolgens is opgeroepen bij brief d.d. 15 oktober 1997, aangetekend verzonden aan het voormelde adres *a-Strasse 16 *aa, *Z, Duitsland, voor het bijwonen van een mondelinge behandeling ter zitting te Arnhem op 4 november 1997, op welke zitting belanghebbende niet is verschenen; dat de inspecteur met kennisgeving aan het hof evenmin op de voormelde zitting van 4 november 1997 is verschenen. Overwegende omtrent de oproeping: 1.1. De voormelde aangetekend verzonden brief d.d. 15 oktober 1997, waarbij belanghebbende is opgeroepen om de mondelinge behandeling van zijn verzetschrift op 4 november 1997 bij te wonen is niet door de posterijen als onbestelbaar aan de griffie van dit hof teruggezonden. 1.2. Belanghebbende heeft hier te lande geen domicilie gekozen. Dit brengt met zich mee dat het risico dat de door de griffie van dit hof aan belanghebbende per aangetekende brief gezonden oproeping d.d. 15 oktober 1997 hem niet heeft bereikt, voor zijn rekening dient te komen. Overwegende omtrent het verzet: 2.1. De uitspraak op bezwaar draagt de dagtekening 24 juni 1992 en de beroepstermijn van twee maanden genoemd in het voor het jaar 1992 van toepassing zijnde artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, eindigde op maandag 24 augustus 1992. 2.3. Het beroepschrift is blijkens de daarop gestelde aantekening ter griffie van het gerechtshof 's-Hertogenbosch ingekomen op dinsdag 25 augustus 1992. De beroepstermijn is derhalve overschreden. 2.4. Het beroepschrift van belanghebbende draagt de dagtekening 16 augustus 1992. Belanghebbende stelt het beroepschrift op donderdag 20 augustus 1992 in *Q (Duitsland) als "expresspost" bij het postkantoor te hebben aangeboden. Uit de door PTT-post aan het hof verstrekte inlichtingen blijkt echter dat het beroepschrift niet als "express-brief" maar als een aangetekend poststuk is verzonden. Van het tegendeel is niet gebleken. 2.5. Nu er vanuit moet worden gegaan dat belanghebbende eerst kort voor het verstrijken van de beroepstermijn het beroepschrift als aangetekend poststuk in Duitsland ter post heeft bezorgd en belanghebbende geen (bijzondere) omstandigheden heeft aangevoerd waardoor hij zijn beroepschrift niet eerder heeft kunnen verzenden, kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat hij met betrekking tot de overschrijding van de beroepstermijn niet in verzuim is geweest. Belanghebbende heeft door de verzending op een laat tijdstip het risico genomen dat het beroepschrift niet tijdig zou aankomen. De termijnoverschrijding moet dan ook aan belanghebbende worden toegerekend. Hij is terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Slotsom Gelet op het vorenstaande is het verzet ongegerond. Beslissing Het gerechtshof verklaart het verzet ongegrond. Aldus gedaan op 28 januari 1998 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer als voorzitter, mr. N.E. Haas en mr. Smeeïng-Van Hees, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. Egberts als griffier. (J.L.M. Egberts) (T.J. Matthijssen) De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post aan partijen verzonden op 28 januari 1998