Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1295

Datum uitspraak1997-12-18
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/0341
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem zesde enkelvoudige belastingkamer nr. 97/0341 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X te : *Z ambtenaar : de inspecteur van de belastingdienst/ondernemingen *P aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen jaar : 1994 mondelinge behandeling : op 4 december 1997 te Arnhem door mr Lamens, raadsheer, in tegenwoordigheid van Wagener als griffier waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de inspecteur gronden: 1. Het ten name van belanghebbende gestelde aanslagbiljet voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1994 is gedagtekend 29 juni 1996. Bij bezwaarschrift met dagtekening 5 juli 1996, ingekomen bij de inspecteur op 9 juli 1996, heeft belanghebbende hiertegen bezwaar aangetekend. Met dagtekening 25 augustus 1996 heeft de inspecteur op dit bezwaarschrift een schriftelijke, aan belanghebbende ter kennis gebrachte, beslissing genomen. In de aanhef van deze beslissing wordt vermeld, dat deze beslissing een uitspraak op bezwaarschrift betreft. Het dictum luidt als volgt: "Ik wijs uw bezwaar af. De officiële uitspraak op uw bezwaarschrift krijgt u binnenkort afzonderlijk toegezonden van het computercentrum in Apeldoorn. De datum op de officiële uitspraak is bepalend voor aanvang van de beroepstermijn. Hierin is tevens vermeld hoe u moet handelen als u in beroep wilt gaan". Blijkens mededeling van de inspecteur heeft deze verzending nimmer plaats gevonden omdat de "uitspraak" niet tot een vermindering leidde. 2. Vervolgens is volgens partijen op 11 oktober 1996 een "nieuwe uitspraak" naar belanghebbende verzonden. Kennelijk betreft dit de tot de gedingstukkende behorende beslissing op bezwaarschrift met dagtekening 18 oktober 1996. Evenals de beslissing van 25 augustus 1996 bevatte deze een verwijzing naar - en informatie omtrent de mogelijkheid van de betreffende beslissing in beroep te gaan. Bij brief met dagtekening 16 oktober 1996, gericht aan de inspecteur, maakte belanghebbende opnieuw bezwaren tegen bij de vaststelling van de aanslag door de inspecteur gemaakte correcties. Daarna zijn door de inspecteur nog beslissingen aan belanghebbende toegezonden met dagtekening 14 november 1996, 20 december 1996 en 21 februari 1997. Tegen de laatste beslissing richt zich het op 11 maart 1997 bij het gerechtshof ingekomen beroepschrift van belanghebbende. 3. Uit het feit dat de inspecteur in de beslissing van 25 augustus 1996 toezending van de "officiële uitspraak op uw bezwaarschrift" aan belanghebbende toezegde moet worden afgeleid dat deze beslissing niet als uitspraak in de zin van artikel 7:10 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 25 lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan worden aangemerkt. Als een zodanige uitspraak kan naar het oordeel van het hof wel gelden de beslissing van de inspecteur met dagtekening 18 oktober 1996. Dit oordeel brengt mee, dat het op 11 maart 1997 ingediende beroepschrift te laat is ingediend en dat belanghebbende in zijn beroep niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. Het hof is evenwel van oordeel, dat in dit geval niet kan worden geoordeeld, dat belanghebbende voor wat betreft de geconstateerde termijnoverschrijding in verzuim is geweest, temeer nu hij tijdig schriftelijk binnen een termijn van zes weken na de dagtekening van de als uitspraak na bezwaar aan te merken beslissing van 18 oktober 1996 heeft gereageerd. De beslissingen met dagtekening 20 december 1996 (met een schriftelijke toelichting daarop d.d. 14 november 1996) en 11 maart 1997 zijn naar 's-hofs oordeel te beschouwen als door de inspecteur na de uitspraak op bezwaar alsnog ambtshalve verleende verminderingen van de onderhavige aanslag. 4. Partijen houdt verdeeld de vraag of goed koopmansgebruik rechtvaardigt, dat belanghebbende in 1994 op de boekwaarde van zijn bedrijfsauto, * met kenteken *, boven de door de inspecteur in dit geval toegestane reguliere afschrijving van 25% per jaar zonder restwaarde, een extra bedrag van f. 13.470,-- heeft kunnen afschrijven in verband met een wetswijziging als gevolg waarvan dat bedrijfsmiddel in 1994 zijn status van "auto met grijs kenteken" verloor. 4. Belanghebbende maakt tegenover de betwisting door de inspecteur niet waar, dat de gevolgen van de op 1 januari 1994 in werking getreden wetswijziging voor de boekwaarde van de bedrijfsauto van belanghebbende zodanig zijn geweest dat die boekwaarde per 31 december 1994 lager zou moeten worden gesteld dan - na afschrijving over 1994 - f. 21.277,--. 5. Anders dan belanghebbende meent is in dit verband niet van belang de waarde van het bedrijfsmiddel in de particuliere sfeer. Immers, zoals in HR 11 december 1985, BNB 1987/187 is overwogen dienen bedrijfsmiddelen ter berekening van de jaarlijkse winst te worden gewaardeerd op de kostprijs verminderd met de afschrijvingen, tenzij de bedrijfswaarde aantoonbaar lager is. Goed koopmansgebruik laat namelijk in dat geval toe een bedrijfsmiddel op die lagere bedrijfswaarde te waarderen. Onder bedrijfswaarde wordt daarbij verstaan de waarde, welke een verkrijger, bij overne- ming van de gehele onderneming zou toekennen aan het afzonderlijke activum, indien hij zou uitgaan van de overnemingswaarde van het geheel en voornemens zou zijn de uitoefening van de onderneming voort te zetten. 6. Het beroep van belanghebbende is ongegrond. 7. In de voor belanghebbende verwarring scheppende gang van zaken tijdens de bezwaarfase vindt het hof aanleiding te gelasten, dat het griffierecht geheel door de inspecteur wordt vergoed. proceskosten: 7. Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof - verklaart belanghebbende ontvankelijk in zijn beroep; – vernietigt de uitspraak van de inspecteur; – vermindert de aanslag tot het belastbaar inkomen, waarop dit bij ambtshalve verleende vermindering van 21 februari 1997 is vastgesteld; – gelast de inspecteur aan belanghebbende het door hem gestorte grifierecht van ƒ 75,– te vergoeden; Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 18 december 1997 door mr Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van Wagener als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (N.Th. Wagener)(J. Lamens) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 30 december 1997