Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1302

Datum uitspraak1998-01-27
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/20712
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem vijfde enkelvoudige belastingkamer nr. 97/20712 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : X te : Z ambtenaar : het college van burgemeester en wethouders van Wisch aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen aanslagen soort belasting : onroerende-zaakbelastingen en afvalstoffenheffing jaar : 1997 mondelinge behandeling : met toestemming van beide partijen niet gehouden gronden: 1. Tot vaststelling en wijziging van het tarief van een gemeentelijke belasting is volgens artikel 217 van de Gemeentewet uitsluitend de raad bevoegd, behoudens de tot 1 juli 1996 vereiste hogere goedkeuring. Als algemeen uitgangspunt geldt daarbij dat hetgeen in de verordening wordt geregeld omtrent de belastingplichtige, de maatstaf, het tarief en wat dies meer zij niet mag leiden tot een willekeurige en onredelijke heffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad. 2. Voorts geldt daarbij voor de afvalstoffenheffing van de gemeente slechts de beperking die voortvloeit uit de zinsnede ‘ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aan de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen’ die voorkomt in artikel 15.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Niet is gesteld of gebleken dat de voor 1997 geraamde opbrengst van de bestreden afvalstoffenheffing boven de genoemde kosten uitstijgt. 3. De tarieven van de onroerende-zaakbelastingen kennen enkel deze wettelijke beperking, dat het tarief van de ene belasting op grond van artikel 220f, tweede lid, van de Gemeentewet in de voor het onderhavige jaar geldende tekst niet mag uitgaan boven 120 percent van dat van de andere belasting. 4. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 1992, BNB 1993/4c*, Belastingblad 1993, blz. 37, kunnen gemeentelijke hefWngsverordeningen, als algemeen verbindende voorschriften, worden getoetst aan algemene rechtsbeginselen. Voor zover belanghebbende bedoelt zich op het rechtszekerheidsbeginsel te beroepen, beschermt dit haar niet tegen tariefsverhogingen als die welke voor de onroerende-zaakbelastingen van Wisch voor 1997 ten opzichte van die voor 1996 tot stand zijn gebracht. Anders dan bijvoorbeeld een vrijstellingsbepaling gelden tariefbepalingen in beginsel voor alle belastingplichtigen. Door de bestreden tariefswijziging kunnen dan ook geen gerechtvaardigde verwachtingen van belanghebbende zijn geschonden. 5. De rechter in belastingzaken mag, buiten hetgeen hiervóór is overwogen, niet treden in de vrijheid van de gemeentelijke wetgever inzake de vaststelling en wijziging van tarieven. 6. Het beroep van belanghebbende is ongegrond. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van het college. Aldus gedaan op 27 januari 1998 door mr Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (W.J.N.M. Snoijink)(J.B.H. Röben) De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 januari 1998