Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1325

Datum uitspraak1998-09-17
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/21967
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem Zevende enkelvoudige belastingkamer nr. 97/21967 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X te : *Z ambtenaar : burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen aangevallen beslissing : waardebeschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken beschikkingsnummer : *1 mondelinge behandeling : op 3 september 1998 te Arnhem door mr. drs. F.J.P.M. Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. Nuboer als griffier. waarbij verschenen : belanghebbendes echtgenoot *X-Y, als haar gemachtigde, en *A namens b en w. gronden: (1) Belanghebbende is de feitelijke gebruiker van een door haar als weekend-/recreatiehuisje aangeduid gebouw dat geplaatst is aan de *a-dijk 50 te *Q. Belanghebbende is geen eigenaar van de grond waarop het gebouw is geplaatst. Ten behoeve van haar is geen recht van opstal of erfpacht gevestigd. (2) Het gebouw is van oorsprong een demontabele verplaatsbare houten directiekeet. In 1947 is de keet gedemonteerd en naar een lokatie in de gemeente *R gebracht waar het enkele jaren is gebruikt voor recreatiedoeleinden. Vervolgens is de keet opnieuw gedemonteerd en verplaatst naar de huidige lokatie, waar de keet weer in elkaar is gezet en opnieuw voor recreatiedoeleinden is gebruikt. (3) In de loop der tijd is de keet uitgebreid met een slaapgelegenheid en bergruimte, opgetrokken uit asbestgolfplaten die aan een geraamte gemonteerd zijn. Het geraamte rust, evenals de rest van het gebouw, op betontegels van 30 bij 30 cm. (4) Het gebouw is op geen enkele wijze in de grond verankerd. (5) Tussen partijen is in geschil of b en w het gebouw terecht hebben aangemerkt als een onroerende zaak. (6) Het gebouw is onroerend indien het duurzaam met de grond is verenigd in de zin van artikel 3, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. (7) Zoals de Hoge Raad der Nederlanden onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis van de onder (6) genoemde bepaling heeft overwogen in zijn arrest van 31 oktober 1997, nr. 16 404 (NJ 1998/97), kan een gebouw duurzaam met de grond zijn verenigd in de zin van genoemde wetsbepaling doordat het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. (8) Het onderhavige gebouw: – is niet aangesloten op het gas-, water-, of elektriciteitsnet, – heeft geen telefoonaansluiting, – is niet aangesloten op de riolering, – is niet vorstvrij, en – is niet geschikt voor permanente bewoning. Rondom het gebouw is geen tuin aangelegd. (9) Onder de onder (8) genoemde omstandigheden is het hof van oordeel dat van het onderhavige gebouw, hoewel het visueel met de grond verbonden lijkt, niet kan worden gezegd dat aard en inrichting zodanig zijn dat het gebouw daarnaar beoordeeld, bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. (10) Weliswaar moet, zoals blijkt uit het onder (7) genoemde arrest, bij de beantwoording van de vraag of een gebouw bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven worden gelet op de (naar buiten kenbare) bedoeling van de bouwer, maar aan de omstandigheden dat het gebouw reeds tientallen jaren op de huidige lokatie voor recreatiedoeleinden wordt gebruikt en dat het in de verwachting ligt dat dit nog een groot aantal jaren het geval zal zijn, komt in dezen niet zoveel gewicht toe, dat het gebouw in weerwil van de onder (8) vermelde gegevens moet worden geacht duurzaam met de grond te zijn verenigd doordat het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. (11) Het gebouw is ten onrechte aangemerkt als een onroerende zaak. Het beroep is gegrond. proceskosten: In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten fiscale procedures kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken beslissing: Het gerechtshof: – vernietigt de uitspraak waarvan beroep en de omstreden beschikking, – gelast het college van b en w aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht van f. 80,-- te vergoeden. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 17 september 1998 door mr drs F.J.P.M. Haas, raadsheer, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Nuboer als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier,Het lid van de voormelde kamer, (M.M. Nuboer)(F.J.P.M. Haas) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 28 september 1998.