Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1334

Datum uitspraak1998-07-16
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers96/1577
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem zevende enkelvoudige belastingkamer nr. 96/1577 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : X te : Z ambtenaar : Hoofd afdeling Belastingen van de gemeente Nijmegen aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar soort belasting : gemeentelijke belastingen jaar : 1996 mondelinge behandeling : op 16 juli 1998 te Arnhem door mr drs F.J.P.M. Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de ambtenaar gronden: 1. In zijn als bezwaarschrift aangemerkte brief van 31 maart 1996 heeft belanghebbende ‘ernstige bezwaren, die men principieel zou kunnen noemen’ ingebracht tegen het afgeven van een machtiging tot automatische incasso van de bedragen van de belastingenaanslagen die hem ter kennis zijn gebracht bij biljet met nummer 1 en dagtekening 30 maart 1996. Daarop staan vier vervaldagen van de overeenkomstige betaaltermijnen vermeld. Onder het totaalbedrag van de aanslagen staat een regel ‘AUTOMATISCHE INCASSO IS NIET VAN TOEPASSING’. Aan het aanslagbiljet is een acceptgirokaart gehecht. 2. Belanghebbendes brief van 31 maart 1996 strekt onmiskenbaar niet tot het inbrengen van bezwaren tegen (de hoogte van) de aanslagen, doch uitsluitend tegen het feit dat hem niet, als bij automatische incasso, betaling in acht termijnen is vergund. 3. Belanghebbendes voormelde brief is dan ook ten onrechte aangemerkt als bezwaarschrift, zodat daarop ten onrechte uitspraak is gedaan in de zin van artikel 25 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De uitspraak moet derhalve worden vernietigd. 4. De door belanghebbende gewraakte betalingsregels raken niet de hefWng van de bedoelde belastingen maar alleen de invordering daarvan. In de sfeer van de invordering van gemeentelijke heffingen is evenwel niet voorzien in bezwaar of beroep – afgezien van het hier niet aan de orde zijnde artikel 7 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen. De administratieve rechter in belastingzaken kan dan ook geen oordeel geven over de rechtmatigheid van de regeling van de betaaltermijnen die in de verschillende toepasselijke belastingverordeningen is vervat. proceskosten: Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures te berekenen op ƒ 20,– aan reis- en verblijfkosten. beslissing: Het gerechtshof: – vernietigt de uitspraak van de ambtenaar; – gelast de ambtenaar aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ƒ 40,– te vergoeden; – veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ƒ 20,–, te vergoeden door de gemeente Nijmegen. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 16 juli 1998 door mr drs F.J.P.M. Haas, raadsheer, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (W.J.N.M. Snoijink)(F.J.P.M. Haas) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 21 juli 1998