Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1354

Datum uitspraak1999-10-05
Datum gepubliceerd2004-07-28
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/2874
Statusgepubliceerd


Indicatie

FOR


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem zesde enkelvoudige belastingkamer nr. 98/2874 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende:*X te:*Z ambtenaar:Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen *P aangevallen beslissing:uitspraak op bezwaar soort belasting:inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen jaar:1996 mondelinge behandeling:op 21 september 1999 te Arnhem door mr Lamens, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Egberts als griffier waarbij verschenen:de inspecteur waarbij niet verschenen:belanghebbendes gemachtigde met kennisgeving aan het hof Gronden: 1. Belanghebbende exploiteerde tot en met 31 maart 1996 een camping gelegen in *Z. Als gevolg van de staking van de onderneming per 31 maart 1996 diende de FOR afgewikkeld te worden. 2. Uit het in het vertoogschrift vermelde overzicht van de door belanghebbende sinds 1988 opgebouwde FOR blijkt dat de stand van de FOR per 31 december 1995 ƒ 24.493,- was. 3. Bij het invoeren van de gegevens voor de geautomatiseerde verwerking van de aangiften is per abuis de beginstand van de FOR per 1 januari 1994, zijnde ƒ 16.046 niet meegenomen. Als gevolg daarvan is bij beschikking de stand van de FOR per 31 december 1995 vastgesteld op ƒ 8.447,-. 4. Voor het jaar 1996 heeft belanghebbende aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van ƒ 86.262,-. In zijn berekening van de winst uit onderneming heeft hij de hoogte van de afname van de FOR gesteld op het op het aanslagbiljet voor het jaar 1995 vermelde bedrag van ƒ 8.447,-. 5. De inspecteur heeft bij de vaststelling van de aanslag voor het jaar 1996 de onder 3. vermelde fout hersteld en belanghebbendes belastbare inkomen voor het onderhavige jaar verhoogd tot ƒ 102.326,-. 6. In geschil is de vraag of de FOR in 1996 als gevolg van de staking van belanghebbendes onderneming in de belasting dient te worden betrokken voor een bedrag van ƒ 8.447,-, zoals belanghebbende verdedigt, dan wel voor een bedrag van ƒ 24.493,- zoals de inspecteur voorstaat. 7. Belanghebbende stelt dat de door de belastingdienst gemaakte fout voor haar rekening dient te komen. 8. Gelet op de opbouw van de FOR vanaf 1988 en de stand van de FOR per 31 december 1994 van ƒ 20.850,-, was het in ieder geval voor belanghebbendes gemachtigde aanstonds duidelijk dat de stand van de FOR op het aanslagbiljet van het jaar 1995 niet juist kon zijn. Naar het hof verstaat geeft belanghebbendes gemachtigde dat in het beroepschrift ook toe. Deze kennis moet aan belanghebbende worden toegerekend. 9. In de omstandigheden van het geval kon de vermelding op het aanslagbiljet 1995 van een stand van de FOR van ƒ 8.447,- geen aanleiding geven te vermoeden dat de inspecteur, als gevolg van een onjuist inzicht in de feiten of het recht, de FOR op een te lage stand had vastgesteld, maar moet veeleer aanstonds duidelijk zijn geweest dat die vaststelling het gevolg was van een met een schrijf- of tikfout gelijk te stellen vergissing. Alsdan is de inspecteur gerechtigd de fout bij de vaststelling van belanghebbendes belastbare inkomen voor het onderhavige jaar te herstellen. 10. De inspecteur is bij de vaststelling van belanghebbendes belastbare inkomen door een verwisseling van cijfers (16.064 i.p.v. 16.046) uitgegaan van een foutieve stand van de FOR per 31 december 1995 van ƒ 24.511,- in plaats van ƒ 24.493,-, zodat belanghebbendes belastbare inkomen dient te worden verminderd met ƒ 18,- tot ƒ 102.308. In zoverre is belanghebbendes beroep gegrond. Proceskosten: Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures te berekenen op 1 x ƒ 710,- x 1 (belang) = ƒ 710,-. Beslissing: Het Gerechtshof: – vernietigt de uitspraak van de Inspecteur; – vermindert de aanslag tot één berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 102.308,-; – gelast de Inspecteur aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ƒ 80,- te vergoeden. – veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ƒ 710,-, te vergoeden door de Staat der Nederlanden. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 1999 te Arnhem door mr Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Egberts als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier,Het lid van de voormelde kamer, (J.L.M. Egberts)(J.Lamens) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 14 oktober 1999 U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht ƒ 150,-. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.