Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1358

Datum uitspraak1999-10-18
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/21461
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER Nr. 97/21461 HET GERECHTSHOF TE ARNHEM U I T S P R A A K Uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, vijfde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van *X, te *Z, tegen de uitspraak van de inspecteur Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting, op het bezwaarschrift betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. De naheffingsaanslag is vastgesteld ter zake van het motorrijtuig met kenteken *aa-11-bb, merk Range Rover (hierna: het motorrijtuig), over het tijdvak 14 maart tot en met 13 juni 1996. De naheffingsaanslag beloopt ƒ 1.048,- aan belasting zonder verhoging. 1.2. Na bezwaar heeft de inspecteur de naheffingsaanslag bij de bestreden uitspraak van 14 oktober 1996 gehandhaafd. 1.3. Inzake deze uitspraak is op 15 september 1997 bij het hof een beroepschrift van belanghebbende ingekomen. De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. 1.4. De mondelinge behandelingen van de zaak hebben plaatsgevonden op 30 november 1998 en 23 september 1999 te Arnhem. In de eerste zitting zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de inspecteur. In de tweede zitting is enkel verschenen en gehoord de inspecteur. Belanghebbende was voor deze zitting opgeroepen bij brief van 21 juli 1999 aan het in de van hem afkomstige stukken vermelde adres. Bij de aanbieding van deze brief door PTT-Post heeft belanghebbende voor ontvangst getekend. 1.5. Na de eerste zitting heeft met partijen een briefwisseling plaatsgevonden waarop het bepaalde in de artikelen 14 en 16 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken is toegepast. 2. Feiten Het hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting de volgende feiten vast: 2.1. Belanghebbende is volgens inschrijving in het kentekenregister sedert 29 januari 1996 houder van het motorrijtuig. Datum kentekenbewijs deel I is 14 maart 1987. 2.2. Op het kentekenbewijs is onder de rubriek 'inrichting' vermeld: kampeerwagen. 2.3. De vorige houder heeft het motorrijtuig in verband met de ombouw tot kampeerwagen op 5 januari 1995 door de douane te *Q laten wegen. 2.4. Op 10 oktober 1995 heeft de inspecteur op een daartoe strekkend verzoek van de vorige houder bij beschikking beslist dat het motorrijtuig voldoet aan de in artikel 30, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de wet) en artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: het uitvoeringsbesluit) gestelde voorwaarden. 2.5. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het tijdvak 14 maart tot en met 13 juni 1996 een rekening motorrijtuigenbelasting gezonden met als uiterste betaaldatum 12 april 1996. Het bedrag van de belasting was berekend naar het volle tarief voor personenauto's. 2.6. Belanghebbende heeft deze rekening niet voldaan, maar daarop gereageerd met een brief van 4 juni aan de inspecteur. In die brief verzocht hij om toepassing van het kwarttarief voor het motorrijtuig. Tevens verwees belanghebbende in die brief nadrukkelijk naar de vermelding 'kampeerwagen' op het kentekenbewijs. 2.7. Op 3 juli 1996 heeft de inspecteur aan belanghebbende een brief gezonden met het verzoek een verklaring te ondertekenen dat het motorrijtuig voldoet aan de fiscale voorwaarden voor toepassing van het kwarttarief. De tekst van deze brief - voorzover van belang - luidt: Waarom dit formulier? U heeft een verzoek ingediend om in aanmerking te komen voor het "kwarttarief" op uw kampeerauto. De motorrijtuigenbelasting voor uw kampeerauto is dan: voor 4 aaneensluitende tijdvakken het bedrag voor het tijdvak van 3 maanden. Om in aanmerking te komen voor het 'kwarttarief', moet uw kampeerauto minimaal zijn voorzien van: een zitbank, een tafel (eventueel opklapbaar), een keukeninrichting en een slaapgelegenheid. Deze voorzieningen moeten permanent aanwezig zijn. Met het bijgevoegde formulier kunt u verklaren dat deze voorzieningen in uw kampeerauto aanwezig zijn. U krijgt dan toestemming om het 'kwarttarief' toe te passen. Boete als u niet voldoet aan de voorwaarden Als bij controle blijkt dat uw kampeerauto niet voldoet aan de genoemde voorwaarden, kunt u een naheffingsaanslag krijgen. Daarbij krijgt u bovendien een boete, die evenveel bedraagt als de naheffingsaanslag. 2.8. Met dagtekening 4 juli 1996 heeft de inspecteur de bestreden naheffingsaanslag vastgesteld. In het bezwaarschrift verzoekt belanghebbende wederom om toepassing van het kwarttarief. 2.9. Bij het op 15 september 1997 ter griffie van het hof ontvangen beroepschrift heeft belanghebbende als bijlage onder meer een door hem aan de inspecteur gerichte brief met dagtekening 3 november 1996 gevoegd. In die brief verwijst hij naar de uitspraak van 14 oktober 1996 en deelt hij mee 'bij deze beroep aan te tekenen'. 3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen 3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de volgende vragen: a. is het beroep van belanghebbende ontvankelijk, b. is het motorrijtuig van belanghebbende aan te merken als een kampeerauto in de zin van de bepalingen van de wet en het uitvoeringsbesluit zoals deze bepalingen luidden tot 1 juli 1997, c. brengt de vermelding op het kentekenbewijs door de Rijksdienst voor het Wegverkeer van 'kampeerwagen' met zich mee dat daardoor de inspecteur is gehouden voor de toepassing van de fiscale regelgeving het motorrijtuig eveneens als kampeerauto aan te merken, en d. is bij belanghebbende door de in 2.4. vermelde brief van de inspecteur aan de vorige houder en/of door belanghebbende gestelde uitlatingen van een ambtenaar van de Belastingdienst in *Q in rechte bescherming verdienend vertrouwen gewekt, dat voor het motorrijtuig vanaf de datum van aanvang van zijn houderschap eveneens het kwarttarief toepassing zou behoren te vinden. 3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. 3.3. Belanghebbende heeft daaraan in de eerste zitting geen nieuwe gronden toegevoegd. 3.4. Belanghebbende concludeert tot ontvankelijkverklaring van het beroep, tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot toestemming tot betaling van het kwarttarief. 3.5. De inspecteur heeft in de zittingen toegevoegd.: - hij kan de brief van belanghebbende van 3 november 1996 niet in zijn administratie vinden; bij ontvangst van die brief had deze inderdaad zo spoedig mogelijk moeten worden doorgezonden; - voor wat betreft de ontvankelijkheidsvraag refereert hij aan het oordeel van het hof; - het systeem van de wet en het uitvoeringsbesluit voorziet erin dat elke nieuwe houder van een motorrijtuig voor toepassing van het kwarttarief een verzoek moet indienen bij de inspecteur; belanghebbende heeft de in de uitvoeringsregeling bedoelde verklaring niet ingezonden; ten aanzien van belanghebbende is niet anders gehandeld dan bij andere belastingplichtigen die om toepassing van het kwarttarief verzoeken; - de toestemming om voor een motorrijtuig naar het kwarttarief te betalen is dus mede gekoppeld aan de persoon van de houder en eindigt bij de beëindiging van het houderschap; - de vorige houder had belasting betaald tot 14 maart 1996. 3.6. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak. 4. Overwegingen omtrent het geschil 4.1. Gelet op hetgeen belanghebbende heeft betoogd en de stellingname van de inspecteur dienaangaande houdt het hof het ervoor dat belanghebbende na de uitspraak van 14 oktober 1996 een beroepschrift heeft gezonden aan de inspecteur dat bij tijdige doorzending door de inspecteur het hof binnen de beroepstermijn zou hebben bereikt. Belanghebbende kan worden ontvangen in zijn beroep. 4.2. Voor de vragen of het motorrijtuig als kampeerauto in de zin van de wet en het uitvoeringsbesluit is aan te merken en of de vermelding op het kentekenbewijs van 'kampeerwagen' meebrengt dat de inspecteur is gehouden het kwarttarief toe te passen (tweede en derde geschilvraag), verwijst het hof naar de aangehechte uitspraak van dit hof van 10 maart 1999, nummer M 97/20752. Het hof beantwoordt deze vragen op dezelfde gronden als in die uitspraak ontkennend. Het hof merkt hierbij op, dat het motorrijtuig van belanghebbende, een Range Rover, voor wat betreft soort, bouw en hoogte in grote lijn overeenkomt met een LandRover. 4.3. Met betrekking tot de vierde geschilvraag overweegt het hof als volgt. De op artikel 30, lid 1, aanhef, onderdeel a en lid 3, van de wet (tekst tot 1 juli 1997) gestoelde bepalingen van de leden 3 en volgende van artikel 6 van het uitvoeringsbesluit zien er op, dat de houder van een motorrijtuig bij de inspecteur, onder overlegging van bescheiden, om toestemming voor toepassing van het kwarttarief verzoekt en tevens verklaart dat bij het niet meer voldoen aan de gestelde voorwaarden opgaaf aan de inspecteur zal worden gedaan. Bij inwilliging van het verzoek werkt de daartoe strekkende beschikking terug tot het tijdstip waarop de vier aaneengesloten tijdva