Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1367

Datum uitspraak1999-09-27
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers96/0706
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem zesde enkelvoudige belastingkamer nr. 96/0706 Proces-verbaal mondelinge uit-spraak belanghebbende:*X te:*Z ambtenaar:het college van Burgemeester & Wethouders van Ermelo (hierna: het college) aangevallen be-slissing:uitspraak op bezwaarschrift soort belasting:rioolrecht jaar:1993 mondelinge behandeling:op 29 november 1996 door mr Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van N. Wagener als griffier en op 16 september 1999 te Arnhem door mr Lamens, raadsheer, in tegen-woordigheid van mr P. Wagelmans als griffier waarbij verschenen:belanghebbende, beide keren tot bijstand vergezeld van haar echtgenoot, en voorts op 29 november 1996 met haar gemachtigde, alsmede de heffingsambtenaar. gronden: 1. Belanghebbende is eigenaresse van het recreatie-oord “Camping *a” aan de *a-weg te Z. Het kampeerterrein omvat 5.47.45 hectare grond, waarop zich bevinden een woning, een kampwinkel, toiletgebouwen en een aantal schuren. Aan belanghebbende is een aanslag rioolrecht over het jaar 1993 opgelegd ten bedrage van ƒ 8.031,50 [6.24 hectare x ƒ 1.287,10]. 2. Deze aanslag is op belanghebbendes bezwaar bij uitspraak verminderd tot een aanslag met een te betalen bedrag van ƒ 7.040,43 [5.47 hectare x ƒ 1.287,10] 3. De aanslag is gegrond op de op 25 oktober 1984 vastgestelde en op 26 november 1984 bij Koninklijk Besluit goedgekeurde Verordening op de heffing en invordering van rioolrecht, zoals deze voor het jaar 1993 luidt, na de 10e wijziging, vastgesteld op 29 oktober 1992 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 29 december 1992. 4. De Verordening bevat onder meer de volgende bepalingen: “(…). Artikel 1 – Aard en voorwerp der belasting 1. Onder de naam rioolrecht wordt een recht geheven terzake van het in het tweede lid nader omschreven genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. 2. Het genot van een in het eerste lid bedoelde dienst bestaat uit het hebben van een aansluiting ten behoeve van een eigendom op de openbare riolering. (…). Artikel 2 - Belastingplicht 1. Het recht wordt geheven van degene, die bij het begin van het belastingjaar krachtens een zakelijk recht het genot heeft van een in artikel 1, tweede lid, bedoeld eigendom. Artikel 4 – Grondslag 1. Het rioolrecht wordt geheven naar grondslagen welke betrekking hebben op de in artikel 1, tweede lid, bedoelde eigendommen overeenkomstig hetgeen hierna bepaald wordt. 2. a. Voor de toepassing van het eerste lid worden de eigendommen onderscheiden in: 1. woningen; 2. eendenbedrijven; 3. recreatie-oorden 4. andere dan onder 1, 2 en 3 bedoelde eigendommen. (…) Artikel 5 – Belastinggrondslag woningen Het rioolrecht met betrekking tot een woning wordt geheven naar een vast bedrag. (…) Artikel 7 – Belastinggrondslag recreatie-oorden. 1. Het rioolrecht met betrekking tot een recreatie-oord wordt geheven naar de grondslag oppervlakte in hectaren, vastgesteld en naar beneden afgerond tot op éénhonderste hectare. (…) Artikel 9 – Tarief woningen 1. Het rioolrecht met betrekking tot een woning bedraagt ƒ 156,-- (…) Artikel 11 – Tarief recreatie-oorden 1. Het rioolrecht met betrekking tot een recreatie-oord bedraagt per hectare ƒ 1.287,10 (…).”. 5. De gemeente hief in 1993 geen rioolafvoerrecht. 6.Belanghebbende bestrijdt primair, blijkens de ter zitting van 16 september 1999 gegeven toelichting, het tarief dat geldt voor recreatie-oorden, aangezien dat tarief geen relatie meer heeft met de vergroting van de gebruiksmogelijkheden die belanghebbendes eigendom heeft tengevolge van de aansluiting op de openbare riolering. Belanghebbende acht subsidiair tenminste onjuist dat de verordening geen differentiatie in het tarief kent naar de mate van de werkelijk aanwezige “recreatiemiddelen” danwel de maximaal toegestane “recreatiemiddelen”. 7. De gemeentelijke wetgever is in beginsel vrij om binnen de uit de wet voortvloeiende beperkingen de tarieven van de gemeentelijke heffingen vast te stellen, mits dit niet leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van de heffingsbevoegdheid niet op het oog kan hebben gehad. 8.In het onderhavige geval is sprake van een rioolaansluitingsrecht, zijnde een gebruiksretributie als bedoeld in artikel 277, eerste lid, onderdeel b, sub 1, van de voor 1993 geldende gemeentewet. Hieraan doet niet af da