Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1380

Datum uitspraak1999-09-09
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/3798
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem vijfde enkelvoudige belastingkamer nr. 98/3798 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X te : *Z ambtenaar : Inspecteur van de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn aangevallen be-slissing : uitspraak van 13 oktober 1998 op bezwaar soort belasting : motorrijtuigenbelasting dagtekening beschikking : 10 juli 1998 mondelinge behandeling : met toestemming van beide partijen niet gehouden. 1. Belanghebbende is filmproducent en houder van een motorrijtuig, een *a-auto, kenteken *aa-bb-11. Belanghebbende is van oordeel dat zijn motorrijtuig moet worden aangemerkt als een motorrijtuig dat is ingericht als een werkplaats. In verband daarmee heeft hij verzocht om toepassing van het zogenaamde kwarttarief. 2. Ter onderbouwing van zijn verzoek voert belanghebbende aan, dat hij ten behoeve van zijn werkzaamheden naar verschillende locaties rijdt met zijn motorrijtuig en dat hij besprekingen houdt in zijn motorrijtuig met leden van de filmploeg. Mede met het oog daarop heeft hij vóór in de auto -in het midden, naast het stuur- een constructie gebouwd waarop hij een monitor en een videorecorder kan plaatsen. Zodoende kan belanghebbende na een filmopname met de hele filmploeg de opnames direct bekijken in de auto. 3. Een medewerker van het Centraal bureau motorrijtuigenbelasting heeft de auto van belanghebbende *in maart 1998 in verband met de aanvraag van belanghebbende aan een onderzoek onderworpen. Hiervan is een onderzoek-rapport opgesteld, dat tot de gedingstukken behoort. Dit rapport vermeldt onder meer als volgt: “Op bovengenoemde datum is dhr. *X op het kantoor van werkpunt *Q geweest om zijn auto te laten bekijken i.v.m. een aanvraag voor een vrijstelling rijdende werkplaats. Het betreft een personenauto waarin door hem, op het moment dat dit voor zijn werkzaamheden noodzakelijk is, een soort van werkbankje (tafeltje) wordt geplaatst naast het stuur, waarop apparatuur wordt gezet om de gemaakte filmopnamen te bekijken. De voorziening wordt na afloop van gebruik weggehaald en in de kofferruimte gelegd. Verder is er aan de originele staat en inrichting van deze auto niets veranderd (normale personenauto). Van de auto heb ik een aantal (5) foto’s gemaakt die een beeld geven van de situatie.” 4. Voor een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven dat is ingericht als werktuig of als werkplaats, bedraagt ingevolge artikel 30, eerste lid, onderdeel e van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de wet), de belasting die in één keer over vier aaneensluitende tijdvakken wordt betaald een bedrag gelijk aan een kwart van de belasting welke verschuldigd is ingevolge de artikelen 23, 24, 25 of 25a van de wet (het zogenaamde kwarttarief). 5. Artikel 30, lid 4 van de wet bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur voorwaarden en beperkingen kunnen worden gegeven met betrekking tot het gebruik, het uiterlijk en de inrichting van het motorrijtuig waarvoor het kwarttarief van toepassing is. 6. Ingevolge artikel 6, eerste lid, onderdeel d, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 vindt, voor zover hier van belang, artikel 30, lid 4 van de wet toepassing voor een motorrijtuig dat is ingericht als werkplaats: indien het motorrijtuig is voorzien van een laadruimte waarin permanent een werkbank is aangebracht, het met het oog op de te verrichten werkzaamheden noodzakelijke gereedschap permanent daarin aanwezig is, het motorrijtuig uitsluitend als zodanig wordt gebruikt en daarmee niet meer dan zestig dagen gedurende de vier aaneengesloten tijdvakken waarover belasting wordt betaald van de weg gebruik wordt gemaakt en het gebruik uitsluitend dient voor de verplaatsing naar een andere werkplek. 7. Tijdens de parlementaire behandeling van de wet (Kamerstukken II, 1990/1991, 22 238, nr. 3 (MvT), blz. 34) is inzake de vrijstelling onder meer het volgende opgemerkt: “Bij motorrijtuigen die zijn ingericht als werkplaats gaat het om motorrijtuigen die door de aanwezigheid daarin van bijvoorbeeld werkbanken met werkschroeven ook daadwerkelijk als werkplaats in de uitoefening van het bedrijf van de houder van het motorrijtuig functioneren.” 8. Het motorrijtuig van belanghebbende is, gelet op de bij de stukken van het geding aanwezige informatie, naar aard en inrichting een ruime personenauto met plaats voor zes personen. Uit het rapport van de ambtenaar, van welk rapport de inhoud door belanghebbende niet is bestreden, blijkt dat het motorrijtuig van belanghebbende niet is voorzien van een laadruimte en tevens niet van een laadruimte waarin permanent een werkbank of daarmee vergelijkbare voorziening is aangebracht. Voor het motorrijtuig van belanghebbende kan daarom geen aanspraak bestaan op de toepassing van het kwarttarief van artikel 30 van de wet. 9. Belanghebbendes beroep is niet gegrond. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 2 september 1999 door mr Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Van Hoorn als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (E.M. van Hoorn) (J.B.H. Röben) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 9 september 1999 U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ƒ 150,-. Verweerder is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ƒ 150,- verschuldigd. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.