Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1382

Datum uitspraak1999-07-15
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/04467
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem Zevende enkelvoudige belastingkamer nummer 98/04467 U i t s p r a a k op het beroep van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren P betreffende de hem voor het jaar 1997 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. 1. Aanslag en bezwaar Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 26.131 met inachtneming van een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting van ƒ 97. De aanslag is na daartegen gemaakt bezwaar, bij de voormelde uitspraak gehandhaafd. 2. Geding voor het Hof Belanghebbende is tegen voormelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingezonden. De Inspecteur heeft daarop gereageerd met een conclusie van dupliek. Partijen hebben schriftelijk toestemming gegeven uitspraak te doen zonder een mondelinge behandeling. 3. Vaststaande feiten 3.1. In het onderhavige jaar 1997 woonde belanghebbende in Nederland en was hij als binnenlands belastingplichtige onderworpen aan de heffing van de inkomstenbelasting. Zijn belastbaar inkomen over 1997 is als volgt samengesteld: AOW-uitkering ƒ 10.000 Pensioen Nederland – 21.018 Social Security Benefit – 3.346 ------------ ƒ 34.364 Af: arbeidskostenforfait – 606 ----------- ƒ 33.758 Af: inkomsten uit eigen woning – 4.460 ----------- Onzuiver inkomen ƒ 29.298 Af: buitengewone lasten – 3.167 ----------- Belastbaar inkomen ƒ 26.131 3.2. Het bedrag aan Social Security Benefit (hierna te noemen: de SSB-uitkering) ontvangt belanghebbende uit de Verenigde Staten van Amerika. De SSB-uitkering bedraagt $ 1.716 en is tegen een koers van ƒ 1,95 in belanghebbendes belastbaar inkomen voor 1997 begrepen. Over de SSB-uitkering is in de Verenigde Staten ƒ 854 ($ 854 * ƒ 1,95) aan belasting ingehouden. 4. Geschil, standpunten en conclusies van partijen 4.1. Tussen partijen is in geschil op welke wijze de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting dient te worden berekend. 4.2. Partijen doen hun standpunt steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de stukken. 4.3. Belanghebbende concludeert naar het hof verstaat tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot vermindering van de aanslag tot één met inachtneming van een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting van ƒ 854 en overigens van de elementen die bij het vaststellen van de aanslag in aanmerking zijn genomen. 4.4. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak. 5. Beoordeling van het geschil 5.1. De SSB-uitkering is op grond van artikel 19, lid 4 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, gesloten te Washington op 18 december 1992 (hierna te noemen: het Verdrag) slechts belastbaar in de Verenigde Staten van Amerika. 5.2. Het vorenstaande laat onverlet dat op grond van artikel 25, lid 1, van het Verdrag Nederland bevoegd is de SSB-uitkering in de grondslag van haar belastingheffing te begrijpen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel verleent Nederland vervolgens een vrijstelling door middel van een vermindering van zijn belasting die berekend wordt overeenkomstig de bepalingen van het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 (hierna: het Besluit). 5.3. De aftrek van ƒ 97 is door de Inspecteur berekend door de zonder aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verschuldigde inkomstenbelasting ad ƒ 848 te vermenigvuldigen met een factor gelijk aan het buitenlands onzuiver inkomen (ƒ 3.346) gedeeld door het totaal onzuiver inkomen (ƒ 29.298). De Inspecteur heeft aldus op juiste wijze uitvoering gegeven aan artikel 3, lid 1 van het Besluit en daarmee een vermindering verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van het Verdrag. Het standpunt van belanghebbende dat hierop neerkomt dat Nederland een aftrek zou moeten verlenen gelijk aan het in de Verenigde Staten van Amerika ingehouden bedrag, vindt geen steun in het Verdrag of het Besluit. Zulks volgt met name niet uit het bepaalde in artikel 24, lid 2, van het Verdrag. 5.4. Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep ongegrond is. 6. Proceskosten Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 7. Beslissing Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak. Aldus gedaan op 15 juli 1999 door mr drs F.J.P.M. Haas, raadsheer, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr P.F.A. Wagelmans als griffier. (P.F.A. Wagelmans)(F.J.P.M. Haas) De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 28 juli 1999