Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1396

Datum uitspraak1999-07-08
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/01342
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem Zevende enkelvoudige belastingkamer nr. 98/01342 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X te : *Z ambtenaar : de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren *P aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 4 maart 1998 na bezwaar soort heffing : premie volksverzekeringen jaar : 1996 mondelinge behandeling : op 24 juni 1999 te Arnhem door mr drs F.J.P.M. Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van Wagener als griffier waarbij verschenen : belanghebbende en de inspecteur gronden: 1. Belanghebbende is geboren in 1948. Nadat hij twaalf jaar in het buitenland heeft gewoond, is hij sinds 1993 (weer) ingezetene van Nederland. Sedertdien voert hij voor verschillende instanties werkzaamheden uit in ontwikkelingslanden. In de perioden dat hij geen werkzaamheden uitvoert als hiervoor bedoeld, verblijft hij in Nederland. 2. In het onderhavige jaar 1996 heeft belanghebbende buiten Nederland arbeid verricht a van 14 januari tot 16 februari (voor *A in *Q), en b van 13 september tot 2 november (voor *B in *R). Gedurende de overige perioden van 1996 ontving belanghebbende een WW-uitkering. 3. In 1995 heeft belanghebbende laatstelijk in het buitenland (*S) gewerkt in de periode van 7 november tot 14 december (voor *C). De eerste periode in 1997 waarin belanghebbende in het buitenland (*Q) werkzaamheden heeft verricht liep van 6 tot 26 januari. 4. Artikel 10 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 bepaalde (voor zover hier van belang en in de voor 1996 geldende tekst): “1. Niet verzekerd ingevolge de volksverzekeringen is de ingezetene die gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie maanden uitsluitend buiten Nederland arbeid verricht. 2. Voor de vaststelling van de in het eerste lid bedoelde periode van drie maanden worden perioden gedurende welke de arbeid buiten Nederland tijdelijk wordt onderbroken a. wegens ziekte, moederschap, ongeval of werkloosheid, of b. wegens betaald verlof, staking of uitsluiting beschouwd als perioden waarin uitsluitend buiten Nederland werkzaamheden worden verricht, tenzij tijdens deze perioden werkzaamheden in Nederland worden verricht.”. 5. Naar het oordeel van het hof kan in een situatie als deze waarin tussen de perioden van werkzaamheid in het buitenland, telkens voor verschillende instanties, lange tijdvakken liggen waarin geen arbeid in het buitenland is verricht – tussen de beide tijdvakken waarin in het onderhavige jaar arbeid buiten Nederland is verricht ligt een tijdvak van meer dan een half jaar – niet worden gesproken van een tijdelijk onderbreken van de arbeid in de zin van het tweede lid van gemeld besluit. 6. Bij het onder 5. gegeven oordeel heeft het hof gelet op de toelichting bij het Besluit van 20 december 1991, Stb. 1991, 761, waarbij gemeld artikel 10 is gewijzigd en de leden 1 en 2 van dat artikel zijn geformuleerd als weergegeven onder 4. In die toelichting is onder meer vermeld: “Artikel 10, tweede lid, dient alleen toepassing te vinden bij een tijdelijke onderbreking van het werk buiten Nederland. Van een tijdelijke onderbreking is geen sprake indien de arbeid buiten Nederland pas na een lange periode van inactiviteit wordt hervat.”. 7. De inspecteur neemt terecht het standpunt in dat belanghebbende in 1996 verzekerd is ingevolge de volksverzekeringen. Het beroep is ongegrond. proceskosten Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing Het gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 1999 te Arnhem door mr drs F.J.P.M. Haas, raadsheer, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van Wagener als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier,Het lid van de voormelde kamer, (N.Th. Wagener)(F.J.P.M. Haas) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 juli 1999