Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1412

Datum uitspraak1999-06-09
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/1224
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem zesde enkelvoudige belastingkamer nr. 98/1224 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X te : *Z ambtenaar : Burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk (hierna: B & W) aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 18 februari 1998 op bezwaar soort belasting : precariobelasting jaar : 1997 mondelinge behandeling : op 26 mei 1999 te Arnhem door mr Lamens, raadsheer, in tegenwoordigheid van Wagener als griffier waarbij verschenen : belanghebbende en de ambtenaar gronden: 1. Belanghebbende drijft een rijwielwinkel aan de *a-laan 2 te *Z. De winkel maakt deel uit van het winkelcentrum *B, gelegen aan de *b-weg en *a-laan aldaar. Begin 1997 heeft het winkelcentrum na overleg hierover tussen de gemeente en de Vereniging beheer Winkelcentrum *B een renovatie ondergaan. De renovatie heeft onder meer bestaan uit het vervangen van oude winkelluifels door nieuwe en nieuwe bestrating onder de vernieuwde luifels. Ook belanghebbende heeft met de renovatie van zijn winkel ingestemd. De oorspronkelijke luifels aan zijn winkel zijn als gevolg van de renovatiewerkzaamheden vergroot van 15 m² naar 75 m². 2. Naar aanleiding van de vernieuwde en vergrote luifels aan het winkelpand van belanghebbende heeft B & W hem een aanslag in de precariobelasting opgelegd. Belanghebbendes grieven tegen deze aanslag komen samengevat hierop neer, dat hij niet op deze aanslag gerekend had en dat hij, als hij geweten had dat hem deze aanslag zou worden opgelegd, niet met de vervanging van de oude luifels aan zijn winkelpand zou hebben ingestemd. 3. Ingevolge de artikelen 216 en 228 van de Gemeentewet kan een gemeenteraad besluiten tot de invoering en wijziging van een belastingverordening, krachtens welke ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond een precariobelasting kan worden geheven. 4. De gemeenteraad van Harderwijk heeft in haar openbare vergadering van 17 november 1994 een verordening precariobelasting 1995 vastgesteld. De datum van ingang van de heffing was 1 januari 1995. De verordening is goedgekeurd en sedertdien enkele malen gewijzigd, laatstelijk bij verordening, vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 19 december 1996 en ingaande op 1 januari 1997. 5. De wijze van publicatie van de - gewijzigde - verordening, zoals die blijkt uit de door B & W overgelegde stukken, voldoet naar het oordeel van het hof aan de criteria die de Hoge Raad aan het in artikel 139 van de Gemeentewet neergelegde publiciteitsvereiste heeft verbonden. 6. Gelet op de toelichting door de ambtenaar ter zitting acht het hof aannemelijk, dat de aanslag tot het juiste bedrag is berekend en wel naar tijdsgelang (acht maanden) naar het tarief van ƒ 23,40 per m² per kalenderjaar, behorende bij de categorie 0.6.4. in de bij de verordening behorende tarieventabel. 7. Ook overigens is het hof van oordeel, dat de aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Het feit, dat B & W tot aan de renovatie van heffing van precariobelasting bij belanghebbende hebben afgezien vanwege de geringe omvang van de (oude) luifels doet aan dat oordeel niet af. B & W konden gelet op de - niet door belanghebbende weersproken - situatie zoals die na de renovatie van het winkelpand was ontstaan op grond van de verordening tot het opleggen van de onderhavige aanslag aan belanghebbende overgaan. 8. De omstandigheid dat belanghebbende onaangenaam door de aanslag is verrast doet op zich aan de juistheid van die aanslag niet af. Aan de heffing van een precariobelasting in gevallen als dat van belanghebbende hebben B & W naar 's-hofs oordeel door de publicatie van de (wijzigings)verordening voldoende en voldoende tijdig bekendheid gegeven. Het had ook op de weg van belanghebbende gelegen om - al dan niet via de winkeliersvereniging - bij de gemeente informatie in te winnen over mogelijk andere dan door hem op dat moment voorziene, aan de renovatie van het winkelpand verbonden, gevolgen. 9. Het beroep van belanghebbende is ongegrond. De uitspraak waartegen het beroep is gericht moet worden bevestigd. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van B & W. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 9 juni 1999 door mr Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van Wagener als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (N.Th. Wagener)(J. Lamens) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 9 juni 1999