Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1422

Datum uitspraak1999-04-06
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/22272
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem vierde enkelvoudige belastingkamer nr. 97/22272 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X te : *Z ambtenaar : hoofd afdeling gemeentelijke belastingen aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 7 november 1997 op bezwaarschrift soort belasting : afvalstoffenheffing jaar : 1995 mondelinge behandeling : op 23 maart 1999 te Arnhem door mr Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier. waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de ambtenaar gronden: 1. Belanghebbende bewoont de zogenaamde Commandantswoning (plaatselijk bekend als *a-weg 1) op het Landgoed *A te *Z. Aan belanghebbende is als gebruiker van deze woning voor het belastingjaar 1995 een aanslag in de afvalstoffenheffing opgelegd ten bedrage van ƒ 390,60. 2. Belanghebbende betwist de aanslag op de navolgende gronden: a. er is sprake van een dubbele belastingheffing aangezien er én een aanslag in de afvalstoffenheffing wordt opgelegd én er wordt betaald voor een contract met de dienst Milieu en Openbare Werken (*) voor het afvoeren van afval voor het gehele complex b. er is sprake van rechtsongelijkheid. De bewoners van het Tehuis van het complex *A worden niet separaat aangeslagen voor het huishoudelijk afval dat zij produceren; c. de procedure is niet naar behoren verlopen; belanghebbende is ondermeer niet gehoord. 3. Elke gemeente kan een afvalstoffenheffing instellen, waaraan kunnen worden onderworpen degenen die, al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, feitelijk gebruik maken van een perceel waar huishoudelijk afvalstoffen kunnen ontstaan. Deze bevoegdheid van de gemeente berust op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. Uit deze bepaling blijkt dat de belasting kan worden geheven ongeacht of in feite van de dienst gebruik wordt gemaakt. Artikel 4 van de Verordening reinigingsheffingen 1995 van de gemeente *P is met het voorgaande in overeenstemming. 4. Als perceel in voormelde zin is onder meer te beschouwen een gedeelte van een onroerende zaak dat blijkens indeling en inrichting bestemd is voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 18 september 1991, nr. 27 597, BNB 1991/333). 5. De ambtenaar maakt met hetgeen hij aanvoert aannemelijk dat belanghebbende gebruik maakt van een perceel waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan en dat de gemeente ten aanzien van dit perceel in beginsel aan haar inzamelverplichting voldoet. 6. Belanghebbendes grief dat er sprake is van een dubbele heffing kan hem niet baten. Uit de overgelegde stukken blijkt dat het contract met de dienst Milieu en Openbare Werken op naam staat van *Tehuis A, *a-weg 2, *Z, en niet op naam van belanghebbende, *a-weg 1 *Z. 7. De positie van belanghebbende als gebruiker van de Commandantswoning is naar het oordeel van het hof voor de onderhavige heffing niet te vergelijken met de positie van de bewoners van het Tehuis. Daarvoor verschillen de woonsituaties (als door belanghebbende ter zitting beschreven) van belanghebbende enerzijds en de bewoners van het Tehuis anderzijds teveel. Reeds om deze reden faalt belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel. 8. De ambtenaar heeft belanghebbende ten onrechte in de bezwaarfase niet gehoord. Het hof vindt hierin aanleiding te gelasten dat de ambtenaar het griffierecht aan belanghebbende restitueert. 8. Belanghebbendes beroep is ongegrond. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof: – bevestigt de uitspraak van de ambtenaar; – gelast de ambtenaar aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ƒ 80,– te vergoeden; Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 6 april 1999 door mr Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, het lid van de voormelde kamer, (I.B. Vermeulen-Post) (T.J.Matthijssen) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 15 april 1999