Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1462

Datum uitspraak1999-01-28
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/565
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem vierde enkelvoudige belastingkamer nr. 97/565 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : V.O.F. *X te : *Z ambtenaar : de inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen *P aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag soort belasting : omzetbelasting tijdvak : 1 januari 1991 tot en met 31 december 1994 mondelinge behandeling : met toestemming van beide partijen niet gehouden gronden: 1. Het hof acht het overzicht van de gang van zaken dat de inspecteur in zijn vertoogschrift onder punt 2 onder het kopje “Feiten” geeft aannemelijk. 2. Uit dit overzicht blijkt onder meer dat partijen op 30 september 1996, na afloop van een bij belanghebbende ingesteld boekenonderzoek, een compromis hebben gesloten over de aan te brengen correcties. Dit wordt niet door belanghebbende betwist. De correcties omvatten stelposten voor kantoorkosten, parkeergelden, telefoonkosten en autokosten welke naar het oordeel van de inspecteur niet aannemelijk waren gemaakt. 3. Op 9 oktober 1996 heeft de Hoge Raad onder nr. 30 726 een arrest gewezen dat betrekking heeft op de fiscale behandeling van de kosten van het gebruik voor bedrijfsdoeleinden van een in privé gehouden personenauto. 4. Uit het controlerapport (blz. 5, onderaan) blijkt dat de controleambtenaar weliswaar uitging van de door de Hoge Raad verworpen rechtsopvatting, maar niet dat zulks ook gevolgen heeft gehad voor de overeengekomen stelposten van te corrigeren bedragen. 5. Wat hier ook van moge zijn, in de gegeven omstandigheden, waarin partijen op 30 september 1996 ervan uitgingen dan de werkelijke zakelijke autokosten niet meer waren te bepalen, was sprake van een rechtsgeldig compromis. Beide partijen zijn hieraan gebonden. Het latere arrest van de Hoge Raad doet daaraan niet af. 6. Het beroep van belanghebbende is niet gegrond. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 1999 door mr Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Vermeulen-Post als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier,Het lid van de voormelde kamer, (I.B. Vermeulen-Post)(T.J. Matthijssen) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op