Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1463

Datum uitspraak1999-01-28
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/1175
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem derde enkelvoudige belastingkamer nr. 98/1175 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende:*D. Timmerman*X te:*Wierden*Z ambtenaar : inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren *Hengelo*P aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 4 februari 1998 op bezwaar soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen jaar : 1996 mondelinge behandeling : op 14 januari 1999 te Arnhem door mr N.E. Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Egberts als griffier waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de inspecteur Gronden: 1. Belanghebbende was in 1996 werkzaam als docent (o.a. kunstgeschiedenis) te *Almelo*Q. Daarnaast verrichtte hij betaalde werkzaamheden voor de Commissie Examen Vaststelling Opgaven (CEVO) op het gebied van de kunstgeschiedenis *(niveau VBO/MAVO)*. Belanghebbende stelt dat regelmatig bezoek van musea en exposities in binnen- en buitenland noodzakelijk is voor een behoorlijke vervulling van zijn werkzaamheden voor het CEVO. In het onderhavige jaar heeft belanghebbende op eigen initiatief in de herfstvakantie een reis naar de V.S. gemaakt waar hij een aantal musea en exposities heeft bezocht. De hiermee gemoeide kosten bedroegen ƒ 2.568,95. In zijn aangifte heeft belanghebbende deze kosten aangemerkt als aftrekbare kosten. De inspecteur heeft de aftrek geweigerd. 2. In geschil is de vraag of de inspecteur de aftrek terecht niet heeft toegelaten. 3. Het hof acht aannemelijk dat het bezoeken van musea en exposities in binnen- en buitenland wenselijk is voor het op behoorlijke wijze verrichten van belanghebbendes werkzaamheden voor het CEVO. 4. Belanghebbende heeft het reisprogramma naar eigen inzicht samengesteld. Nu het hem kennelijk vrijstond zelf te bepalen welke musea en exposities hij zou bezoeken, is in zoverre de stelling van de inspecteur dat het bezoek van de musea en exposities in de V.S. vrijblijvend was, juist. 5. Uit het vorenstaande volgt dat belanghebbende de musea en exposities in de V.S. weliswaar mede met het oog op zijn werkzaamheden voor het CEVO heeft verricht maar daar niet vanwege een rechtstreekse taakvervulling aanwezig is geweest. 6. Onder die omstandigheden dient het bezoek van musea en exposities, als waarvan hier sprake is, op één lijn te worden gesteld met het deelnemen aan een excursie of studiereis in de zin van artikel 36, lid 1, letter j, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (zie ook HR 28 juni 1995, nr. 30 279 (BNB 95/254). 7. belanghebbendes beroep is derhalve ongegrond. Proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. Beslissing: Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de inspecteur. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 1999 te Arnhem door mr N.E. Haas, raadsheer, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Egberts als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (J.L.M. Egberts) (N.E. Haas) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 11 februari 1999