Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1465

Datum uitspraak1999-02-03
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/1683
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem zesde enkelvoudige belastingkamer nr. 98/1683 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X te : *Z ambtenaar : het Hoofd van de sector financiën en economische zaken van de gemeente Heumen (hierna: het Hoofd) aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen de WOZ-beschikking soort belasting : Wet Waardering onroerende zaken peiljaar : 1995 tijdvak : 1997 tot en met 2000 mondelinge behandeling : op 20 december 1998 te Arnhem door mr Lamens, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Vellema als griffier waarbij verschenen : het Hoofd waarbij niet verschenen : belanghebbende, zonder kennisgeving aan het hof, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen bij aangetekende brief van 21 december 1998 gronden: 1. Aan belanghebbende is een op 28 februari 1997 gedagtekende WOZ-beschikking toegezonden waarop de datum 1 januari 1995 als waardepeildatum is vermeld en waarin de waarde is vastgesteld op ƒ 145.000,––. In de beschikking is voorafgaand aan de weergave van voormeld tijdvak afgedrukt “01-jan-1992”. De beschikking geldt voor de woning *a-straat 18 te *Z, welke woning door belanghebbende is gekocht op 5 juli 1988 voor een bedrag van ƒ 163.000,––. 2. Bij brief van 26 augustus 1997 heeft het Hoofd aan belanghebbende meegedeeld dat in de WOZ-beschikking de “oude” waarde voor de periode 1992 tot en met 1996 is opgenomen “wat uiteraard niet de bedoeling is.”. 3. Het Hoofd heeft in die brief de volgende verklaring gegeven voor de vergissing: “Uw pand/woning is later getaxeerd dan de reguliere bulk van woningen. Bij het geautomatiseerd overbrengen van die bulk van nieuwe waarden voor het printen van de beschikkingen is in een aantal gevallen op voor mij onverklaarbare wijze iets verkeerd gegaan.”. Het Hoofd heeft voorts aangekondigd dat een nieuwe beschikking zou worden genomen. Bij brief van 27 oktober 1997 heeft het Hoofd die aankondiging herhaald. 4. Op 15 januari 1998 is opnieuw een WOZ-beschikking genomen. De waarde per 1 januari 1995 is daarbij vastgesteld op ƒ 294.000,--. 5. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de aanvankelijke beschikking van toepassing is voor het gehele tijdvak en dat de nieuwe beschikking daaraan niet kan afdoen, omdat – zo begrijpt het Hof – het Hoofd niet binnen een termijn van zes weken de aanvankelijke beschikking heeft gewijzigd. 6. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat de waarde te laag is vastgesteld kan het Hoofd de WOZ-beschikking herzien bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Daarbij kan een feit dat het Hoofd bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, geen grond voor herziening opleveren. 7. Het Hoofd heeft, blijkens het hiervoor onder 3. vermelde, bij de administratieve vervaardiging van de op 28 februari 1997 gedagtekende WOZ-beschikking een met een schrijffout of tikfout gelijk te stellen vergissing gemaakt, die niet voortvloeit uit een onjuist inzicht in de aan de beschikking ten grondslag liggende feiten. Er is geen sprake van een, herziening verhinderende, beoordelingsfout, doch van een administratieve misslag die voor belanghebbende aanstonds kenbaar moet zijn geweest. 8. Immers, de OZB-waarde was, kennelijk naar de peildatum 1 januari 1991, voor het tijdvak 1992 tot en met 1996 vastgesteld op ƒ 145.000,––. Belanghebbende moet hebben beseft dat, gelet op de sedert 1991 opgetreden – door het Hoofd gestelde en door belanghebbende niet betwiste – waardestijging van zijn pand tot – begin 1995 – een bedrag van ƒ 294.000,––, de door het Hoofd per 1 januari 1995 gehanteerde waarde van ƒ 145.000,–– onjuist moest zijn. 9. De op 15 januari 1998 gedagtekende WOZ-beschikking berust derhalve op een voldoende juridische basis. De door belanghebbende kennelijk bedoelde bezwaartermijn van zes weken (artikel 6:7 ABW) is niet gegeven voor bestuursorganen om via die weg een eigen foutief besluit aan te vechten, doch uitsluitend een rechtsgang bedoeld voor de belanghebbende aan wie de beschikking is gericht. proceskosten: 10. Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof bevestigt de bestreden uitspraak. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 1999 door mr Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Vellema als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier,Het lid van de voormelde kamer, (A. Vellema)(J. Lamens) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 februari 1999