Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1466

Datum uitspraak1999-01-13
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/562
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem zesde enkelvoudige belastingkamer nr. 98/562 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X te : *Z ambtenaar : Inspecteur Belastingdienst/Particulieren *P aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift van 22 december 1997 aard beschikking : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen jaar : 1997 mondelinge behandeling : met toestemming van partijen niet gehouden gronden: 2.1. Tussen belanghebbende en de Inspecteur is nog slechts in geschil of in 1995 een bedrag aan buitengewone lasten van - na aftrek van het drempelbedrag van ƒ 800,–– - ƒ 2.159,–– in aanmerking mag worden genomen. Belanghebbende stelt deze kosten te hebben gemaakt voor het levensonderhoud van zijn schoonmoeder. 2.2. De schoonmoeder leefde in 1995 van de AOW-uitkering voor een ongehuwde (ƒ 18.153,––), een jaarpensioen van ƒ 391,–– en een jaarbedrag aan rente van ƒ 159,78; zij bezit geen vermogen. Belanghebbende heeft haar al jaren ondersteund. 2.3. Belanghebbende is eigenaar van het appartementsrecht met betrekking tot *a-weg 74 te *Q. De in 1995 betaalde hypotheekrente is ƒ 2.955,41. Bij overeenkomst van 2 juni 1986 is tussen belanghebbende en de schoonmoeder * overeengekomen dat zij het appartementsrecht om niet in bruikleen krijgt. Alle lasten komen voor rekening van belanghebbende. 2.4. Belanghebbende meent dat bij de beoordeling van de vraag welke inkomsten de schoonmoeder nodig heeft om een redelijk bestaan te voeren overeenkomstig haar plaats in de samenleving mede moet worden gelet op het feit dat zij reeds meerdere jaren is ondersteund en aldus gewend is aan een bepaalde levensstandaard. 2.5. In HR 1 december 1982, BNB 1983/49 is geoordeeld dat het niet juist is voor de beantwoording van de vraag of de schoonmoeder voor het voeren van een redelijk bestaan overeenkomstig haar plaats in de samenleving belanghebbendes ondersteuning behoefde, mede in aanmerking te nemen dat het bestedingspatroon van de schoonmoeder is beïnvloed door die ondersteuning: 2.6. Voorts wordt - voorzover belanghebbende bedoeld heeft dit standpunt in beroep te herhalen - de plaats in de samenleving van een hoogbejaarde vrouw (79 jaar) als belanghebbendes schoonmoeder niet bepaald door de eertijds tijdens de arbeidsperiode geldende omstandigheden doch door de feitelijke situatie van de gemiddelde bejaarde, die - indien bijzondere omstandigheden ontbreken - aan de AOW-uitkering en een gering pensioen voldoende zal hebben voor het voeren van een redelijk bestaan. 2.7. In dit geval komt daar nog bij dat de schoonmoeder door de overeengekomen gang van zaken geen huisvestingskosten heeft. Nu niet is gesteld of anderszins is gebleken dat sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat in dit geval van de algemene regel wordt afgeweken, heeft de Inspecteur aftrek van het eerdergenoemde bedrag terecht geweigerd. 2.8. Nu het beroep ongegrond is, dient de uitspraak te worden bevestigd. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel Sa van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof bevestigt de bestreden uitspraak Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 1999 te Arnhem door mr Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van N.Th. Wagener als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (N.Th. Wagener) (J. Lamens) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 26 januari 1999