Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1476

Datum uitspraak1999-01-22
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/22147
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem derde enkelvoudige belastingkamer nr. 97/22147 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : X te : Z ambtenaar : het hoofd van de afdeling Gemeentebelastingen van Apeldoorn aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen nahefWngsaanslag nr. 1 soort belasting : parkeerbelasting tijdstip : 8 oktober 1996 te 14.41 uur mondelinge behandeling : op 8 januari 1999 te Arnhem door mr N.E. Haas, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als grifWer waarbij verschenen : de woordvoerster van ambtenaar waarbij niet verschenen : belanghebbende, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen gronden: 1. Belanghebbende heeft op het voormelde tijdstip zijn auto met kenteken AA-00-BB geparkeerd in de Stationsstraat te Apeldoorn bij het station. 2. Met hetgeen belanghebbende in bezwaar en in beroep heeft aangevoerd is niet onverenigbaar, en uit het vertoogschrift en de daarbij overgelegde foto's wordt aannemelijk, dat ter plaatse parkerende automobilisten voldoende duidelijk worden gewezen op hun belasting- en voldoeningsplicht door een blauw bord met een witte letter P, waarboven ‘BETAALD PARKEREN’ en waaronder ‘ONTHOUD UW VAKNUMMER EN BETAAL BIJ DE CENTRALE PARKEERMETER’ staat, door de centrale parkeermeter die zichtbaar is opgesteld ongeveer in het midden van de parkeervakken genummerd 1 tot en met 20, alsmede op het nummer van het desbetreffende vak door genummerde paaltjes. Onder deze omstandigheden moet het voor belanghebbendes risico blijven dat hij desondanks die paaltjes heeft aangezien voor, zoals hij ze in het bezwaarschrift heeft aangeduid, ‘kale palen zonder meters kennelijk in reparatie’ of, zoals hij ze in beroep noemt, ‘onthoofde parkeermeters’. 3. De nahefWngsaanslag is berekend op het tarief van ƒ 0,25 per 7½ minuut dat volgens onderdeel 1.2.1 van de ‘tarieventabel parkeerbelastingen 1996’ die behoort bij de ‘Verordening Parkeerbelastingen 1992’ geldt voor tariefzone 2 – die blijkens de bijbehorende Kaart 1 de Stationsstraat omvat – verhoogd met ƒ 59,75 aan kosten overeenkomstig artikel 11 van die verordening, in totaal ƒ 60,–. Belanghebbendes klacht dat ‘burgemeester en wethouders geen oftewel onvoldoende duidelijk plaats hebben aangewezen’ faalt. De belastingverordening voorziet immers met de bijbehorende tarieventabel zelf in die aanwijzing. Voor zover een besluit als bedoeld in artikel 10 van de verordening in dit opzicht al onduidelijk zou zijn – daarvan is overigens niets speciWek gesteld of gebleken – baat dat belanghebbende daarom niet. 4. Nu volgens artikel 234, vierde lid, van de Gemeentewet de nageheven belasting had mogen worden berekend naar het uurtarief van (60:7½)? ƒ 0,25 ofwel ƒ 2,–, verhoogd met ƒ 59,25 aan kosten, is de nahefWngsaanslag niet tot een te hoog bedrag opgelegd. Daaraan doet niet af dat de aangevallen uitspraak vermeldt dat ‘een nahefWngsaanslag ad ƒ 66,50 is opgelegd.’ 5. Het beroep is ongegrond. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de ambtenaar. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 22 januari 1999 door mr N.E. Haas, raadsheer, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als grifWer. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De grifWer, Het lid van de voormelde kamer, (W.J.N.M. Snoijink)(N.E. Haas) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 4 februari 1999