Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1477

Datum uitspraak1999-01-20
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers97/22441
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem zesde enkelvoudige belastingkamer nr. 97/22441 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : *X te : *Z ambtenaar : Inspecteur Belastingdienst/Particulieren *P aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift van 22 oktober 1997 aard beschikking : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen tijdvak : 1994 mondelinge behandeling : op 6 januari 1999 te Arnhem door mr. J. Lamens, raadsheer, in tegenwoordigheid van mevrouw I.B. Vermeulen-Post waarbij verschenen : de Inspecteur waarbij niet verschenen : belanghebbende, met kennisgeving aan het hof gronden: 2.1. Belanghebbende heeft in zijn aangifte voor het jaar 1994 een bedrag van ƒ 15.939,-- in aftrek gebracht als "Onderhoud en andere kosten en lasten" betreffende "overige onroerende zaken en verhuur van de eigen woning". Hij heeft de rechterbovenhoek van het op 7 april 1995 ter inspectie ingekomen aangiftebiljet afgeknipt. De aangifte is door de Inspecteur - ondanks de termijnoverschrijding - behandeld met inachtneming van de in de Toelichting bij het aangiftebiljet vermelde voorrangsregeling. 2.2. Bij een op 31 mei 1995 aan de hand van de aangifte opgelegde negatieve voorlopige aanslag is aan belanghebbende een teruggaaf verleend van ƒ 11.294,--. De aangifte vermeldt een belastbaar inkomen van ƒ 34.474,-- 2.3. Belanghebbende beschikt slechts over een door hemzelf bewoonde eigen woning. De Inspecteur heeft aftrek van de verbouwingskosten op die grond geweigerd. Voorts is een in aftrek gebracht bedrag van ƒ 383,-- aan kadastraal recht gecorrigeerd. Op 31 juli 1997 is aan belanghebbende een definitieve aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 50.796,--, onder verrekening van de negatieve voorlopige aanslag en berekening van een bedrag aan heffingsrente van ƒ 222,--. 2.4. Belanghebbende heeft de opneming van voornoemd bedrag in de aangifte verklaard door erop te wijzen dat hij via de Elsevier belastingaangifte-programmatuur automatisch door een aantal vragen is heengeleid en dat één van de vragen was of er verbouwingen/vernieuwingen hadden plaatsgevonden. Aangezien die hadden plaatsgevonden heeft hij die vraag beantwoord met opgave van de gedane uitgaven. Hij erkent achteraf dat die aftrekpost ten onrechte is geclaimd. 2.5. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij erop mag vertrouwen dat het systeem van geautomatiseerde verwerking van aangiften zodanig werkt dat een onjuistheid zoals hier aan de orde tijdig wordt opgemerkt en een niet gerechtvaardigde teruggave achterwege blijft. Hij verzoekt om vernietiging van de aanslag. 2.6. De Inspecteur was op grond van artikel 24 van de Uitvoeringsregeling Algemeen wet inzake rijksbelastingen - gelet op de termijnoverschrijding - niet gehouden om aan belanghebbende een negatieve voorlopige aanslag op te leggen. Nu hij evenwel met voorbijzien aan dit gebrek belanghebbendes verzoek om toepassing van de voorrangsregeling heeft gehonoreerd, was hij verplicht om uiterlijk 31 oktober 1995, binnen minder dan 7 maanden, over de teruggaaf te berichten. 2.7. Van de Inspecteur kan redelijkerwijs niet worden gevergd dat in een zo kort tijdsbestek een groot aantal aangiften intensief wordt gecontroleerd. Als uitgangspunt geldt niet welke gegevens geautomatiseerd zouden kunnen worden gecontroleerd, doch welke gegevens bij een marginale beoordeling van de aangifte redelijkerwijs afdoende bekeken kunnen worden. Tot die gegevens behoort niet het onderdeel uit de aangifte waarop belanghebbende het oog heeft. Anders dan belanghebbende aanvoert, kan niet worden gezegd dat de Inspecteur de onjuistheid van de geclaimde aftrek aanstonds had moeten beseffen. Weliswaar is belanghebbende eerst teruggaaf verleend op 31 mei 1995, doch er is niet komen vast te staan dat die langere periode kon worden benut voor een diepgaander onderzoek van de aangifte. 2.8. Voorzover het beroep zich keert tegen de oplegging van de definitieve aanslag 1994 op een meer dan twee jaar later liggend tijdstip na de teruggave faalt dit, aangezien het de Inspecteur vrij staat om binnen een termijn van drie jaar, dus tot 31 december 1997, de definitieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen op te leggen. Indien een negatieve aanslag is opgelegd zonder dat door de belastingplichtige was voldaan aan de voor het opleggen van zodanige aanslag in het belang van de belastingdienst gestelde eisen, ontneemt dat aan de inspecteur niet de bevoegdheid onder verrekening van de negatieve voorlopige aanslag een definitieve aanslag op te leggen. Ingeval een negatieve voorlopige aanslag onjuist is, is een inspecteur in het algemeen ook niet verplicht de definitieve aanslag op dezelfde wijze onjuist vast te stellen. Dat zou, op grond van gewekt vertrouwen, slechts anders zijn indien door bijkomende omstandigheden die negatieve voorlopige aanslag bij de belastingplichtige de indruk kon wekken te berusten op een uitdrukkelijke standpuntbepaling door de inspecteur ( HR 2 december 1998, nr. 33 798, VN 1998/58.4.blz.4932-4934). Belanghebbende heeft niet gesteld, en ook anderszins is niet aannemelijk geworden, dat de Inspecteur op het in geschil zijnde punt bewust een standpunt heeft bepaald. Hij heeft ook uit het feit dat sprake is van een voorlopige aanslag kunnen opmaken dat nog een definitieve afrekening zou moeten plaatsvinden. 2.9. De heffingsrente is gelet op het voorafgaande terecht berekend. Belanghebbende heeft niet gesteld dat, indien heffingsrente moet worden berekend, het verschuldigde bedrag aan heffingsrente onjuist is berekend. 2.10. Het beroep is ongegrond; de uitspraak dient te worden bevestigd. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof bevestigt de bestreden uitspraak Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 1999 te Arnhem door mr J. Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van I.B. Vermeulen-Post als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (I.B. Vermeulen-Post) (J. Lamens) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 22 januari 1999