Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1496

Datum uitspraak1996-07-19
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers29818
Statusgepubliceerd


Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (Spanje) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 juni 1993 betreffende de hem voor het jaar 1975 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting. 1. Aanslag en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1975 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 1.000.000,--, welke aanslag bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot nihil met verrekening van de ingehouden loonbelasting. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende niet ontvankelijk verklaard. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enige middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiƫn heeft een vertoogschrift ingediend. Belanghebbende heeft zijn zaak doen toelichten door mr. P.J. Trijzelaar, advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden. 3. Beoordeling van de middelen 3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende tegen de onderhavige aanslag geen bezwaarschrift heeft ingediend. Dit oordeel kan als berustende op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen en geen nadere motivering behoevende in cassatie niet met vrucht worden bestreden. Het is ook niet onbegrijpelijk. In zoverre faalt middel I. 3.2. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat de door de Inspecteur genomen beslissing d.d. 1 november 1991 niet kan worden aangemerkt als een voor beroep vatbare uitspraak in de zin van artikel 26, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het beroep niet ontvankelijk verklaard. Dit oordeel en deze beslissing zijn juist. Middel I faalt derhalve ook voor het overige. 3.3. Middel II faalt evenzeer. Het Hof heeft op de daarvoor in 5.5 van zijn uitspraak vermelde grond het door belanghebbende gedane bewijsaanbod dat door het Hof als niet ter zake dienende is aangemerkt, mogen passeren. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Fleers en Pos, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, in raadkamer van 19 juli 1996.